ECLI:NL:RBZWB:2024:5501

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
10649412 CV EXPL 23-2573 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een geldleningsovereenkomst afgewezen wegens strijd met goede zeden

In deze zaak vorderde NEWTARGETVISION B.V. (NTV) betaling van een bedrag van € 3.350,57 van ALTENA OCCASIONS B.V. (Altena) op basis van een geldleningsovereenkomst. De overeenkomst was gesloten op 7 oktober 2021, waarbij Altena zich verplichtte om een bedrag van € 11.487,62 aan NTV terug te betalen in maandelijkse termijnen. Altena was in gebreke gebleven met de betaling van de termijnbedragen van februari tot en met juli 2023, wat leidde tot de vordering van NTV.

Altena voerde verweer en stelde dat de leningsovereenkomst nietig was, omdat deze in strijd zou zijn met de goede zeden. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst tussen NTV en Altena kwalificeerde als een geldleningsovereenkomst en niet als een overeenkomst van cessie of subrogatie. Altena betwistte dat NTV schuldeiser was, maar de kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst nietig was omdat deze in strijd was met de gedragsregels van accountants. BNR Accountants, die de lening had verstrekt, had niet rechtmatig een leningsovereenkomst met Altena kunnen aangaan, waardoor de overeenkomst tussen NTV en Altena ook nietig was.

De kantonrechter wees de vorderingen van NTV af en veroordeelde NTV in de proceskosten van € 677,00. Dit vonnis werd uitgesproken op 8 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10649412 \ CV EXPL 23-2573
Vonnis van 8 mei 2024
in de zaak van
NEWTARGETVISION B.V.,
te Roosendaal,
eisende partij,
hierna te noemen: NTV,
gemachtigde: Rosmalen Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
ALTENA OCCASIONS B.V.,
te Sleeuwijk,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Altena,
gemachtigde: mr. D.H.P.M. Müskens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 oktober 2023
- de mondelinge behandeling van 7 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de brief van 20 februari 2024 van NTV met aanvullende producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
BNR Accountants en Adviseurs B.V. (Hierna: BNR) heeft in opdracht van [naam 1] en [naam 2] werkzaamheden verricht voor een 8-tal gelieerde ondernemingen die alleen als uiteindelijk bestuurder en eigenaar [naam 1] en/of [naam 2] hebben.
2.2.
BNR heeft aan deze ondernemingen voor haar werkzaamheden separate facturen gestuurd. Aan Altena zijn facturen gestuurd voor een bedrag van € 6.915,39.
2.3.
Tussen NTV en Altena (vertegenwoordigd door haar directeur [naam 1] ) is op 7 oktober 2021 een schriftelijke overeenkomst gesloten. De overeenkomst, waarin Altena wordt aangemerkt als schuldenaar en NTV als schuldeiser, vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
IN AAMERKING NEMENDE DAT:
- Schuldenaar een betaalverplichting heeft ter grootte van € 11.487,62 aan BNR Accountants en Adviseurs B.V. (hierna; BNR) zoals blijkt uit de factuur met [nummer]
, gedateerd 7 oktober 2021;
- Schuldeiser deze factuur heeft voldaan aan BNR;
- Schuldeiser hierdoor een vordering heeft op Schuldenaar ter hoogte van € 11.487,62
- Schuldeiser en schuldenaar zijn overeengekomen om de vordering om te zetten in een renteloze lening met een looptijd van maximaal 24 maanden;
- Schuldeiser en schuldenaar deze afspraak wensen vast te leggen in deze overeenkomst.
KOMEN ALS VOLGT OVEREEN:
Schuldenaar verklaart heden als geldlening van schuldeiser een som van € 11.487,62 euro (…), te hebben ontvangen.
Terzake van deze geldlening zijn de ondergetekenden het volgende overeengekomen:
a. De schuldenaar zal uiterlijk de 20e dag van de maand een bedrag van € 478,65 euro aflossen, voor het eerst uiterlijk 20 oktober 2021.
b. (…)De geldlening is van de zijde van de schuldeiser terstond geheel opeisbaar zonder waarschuwing of ingebrekestelling in de navolgende gevallen, indien en zodra schuldenaar;
(…)
- deze overeenkomst niet stipt nakomt (…)
c. over de hoofdsom is geen wettelijke rente verschuldigd, tenzij de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser schriftelijk wettelijke rente vordert.
2.4.
BNR heeft de onder punt 2.2. bedoelde facturen gecrediteerd en de daaruit voortvloeiende bedragen in twee facturen gesplitst; een factuur ten bedrage van € 13.609,48 aan Pajego B.V. en een factuur ten bedrage van € 11.487,62 aan Altena.
2.5.
Altena heeft op grond van de overeenkomst een bedrag van € 8.137,05 aan NTV betaald.
2.6.
NTV heeft Altena tot betaling van het op grond van de overeenkomst nog verschuldigde bedrag van € 3.350,57 gesommeerd. Nadat betaling uitbleef heeft NTV haar vordering uit handen gegeven aan haar incassogemachtigde.

3.Het geschil

3.1.
NTV vordert – samengevat – veroordeling van Altena tot betaling van € 3.350,57, vermeerderd met rente en kosten. NTV legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen haar en Altena een overeenkomst van geldlening tot stand is gekomen, op grond waarvan Altena een bedrag van € 11.487,62 heeft geleend van NTR. Altena was op grond van de overeenkomst gehouden om het bedrag in 24 maandelijkse termijnen terug te betalen. Altena is met betaling van de termijnbedragen over de periode februari 2023 tot en met juli 2023 in gebreke gebleven, zodat NTV een bedrag van € 3.350,57 opeisbaar te vorderen heeft gekregen.
3.2.
Altena voert verweer. Altena concludeert tot niet-ontvankelijkheid van NTV, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van NTV, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van NTV in de kosten van deze procedure. Op het verweer wordt hierna in “De beoordeling”, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure dient beoordeeld te worden of Altena gehouden is om het (resterende) bedrag van € 3.350,57 aan NTV te betalen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend en motiveert dit als volgt.
4.2.
Vaststaat dat NTV en Altena op 7 oktober 2021 een schriftelijke overeenkomst hebben gesloten, waarbij Altena zich heeft verplicht om het door NTV aan BNR betaalde bedrag terzake de door BNR voor (onder andere) Altena verrichte werkzaamheden van € 11.487,62 aan NTV te betalen.
4.3.
Altena betwist dat NTV door de beweerdelijke betaling van NTV aan BNR schuldeiser van Altena geworden. Zij stelt dat daarvoor noodzakelijk is dat de vordering ofwel door subrogatie ofwel door een rechtsgeldige cessie is overgegaan op NTR, maar dat daarvan geen sprake is. De kantonrechter overweegt dat Altena daarmee miskent dat de tussen NTV en Altena gesloten overeenkomst kwalificeert als een geldleningsovereenkomst en niet als een overeenkomst van cessie danwel van subrogatie, zodat aan de daarvoor geldende vereisten niet voldaan hoeft te zijn.
4.4.
Altena voert als meest verstrekkend verweer tegen de vordering aan dat de leningsovereenkomst door haar inhoud/strekking in strijd is met de goede zeden en/of de openbare orde, zodat deze nietig is. Zij voert daartoe aan dat BNR de accountant was van Altena. Een accountant mag geen overeenkomst van geldlening met zijn klanten aangaan, nu dat een handeling betreft die door een redelijke en goed geïnformeerde derde die over alle relevante informatie beschikt zullen worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep. BNR heeft (bewust) dit verbod willen omzeilen door, een derde partij die zelf geen accountant is, de leningsovereenkomst met Altena aan te laten gaan.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat op grond van bestendige jurisprudentie moet worden aangenomen dat het in strijd is met de gedragsregels van een accountant dat zij een overeenkomst van geldlening aangaat met haar klanten. Dit is in het onderhavige geval echter niet gebeurd. In plaats daarvan is een overeenkomst van geldlening tot stand gekomen tussen een derde en Altena, ter aflossing van de schuld van Altena aan BNR. Tijdens de zitting heeft NTV verklaard dat zij adviseur is van BNR en heeft zij beaamd dat zij op de hoogte is van het feit dat BNR geen overeenkomst van geldlening kon aangaan met Altena. Gelet daarop moet worden aangenomen dat de overeenkomst van geldlening tussen NTV en Altena is aangegaan omdàt BNR een dergelijke overeenkomst zelf niet kon/mocht sluiten. De kantonrechter kijkt aldus door de overeenkomst tussen NTV en Altena heen, en ziet daar de geldleningsovereenkomst tussen BNR en Altena. Daarmee is – zoals Altena ook heeft betoogd – de strekking van de overeenkomst in strijd met de goede zeden, hetgeen ertoe leidt dat de overeenkomst nietig is. Dit heeft tot gevolg dat de overeenkomst wordt geacht niet te hebben bestaan en moet de vordering tot (restant)betaling op grond van die overeenkomst worden afgewezen.
4.6.
De overige stellingen en weren van partijen behoeven geen bespreking meer.
4.7.
NTV is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Altena worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 punten x € 271,00)
- nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.)
Totaal € 677,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van NTV af;
5.2.
veroordeelt NTV in de proceskosten van € 677,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als NTV niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.