ECLI:NL:RBZWB:2024:5519

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/424909 / FA RK 24/3396
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Borm, rechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting van crisismaatregel op basis van onvoldoende bewijs van psychische stoornis

Op 25 juli 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1987. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de crisismaatregel, die op 23 juli 2024 was opgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 juli 2024 werd betrokkene gehoord, bijgestaan door haar advocaat, mr. G. Veen. De behandelaar van betrokkene was ook aanwezig en heeft zijn standpunt toegelicht. Betrokkene gaf aan dat het goed met haar gaat en dat zij geen medicatie meer gebruikt. De advocaat pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat er geen psychische stoornis aanwezig is, maar enkel een panieksituatie. De behandelaar bevestigde dat er bij betrokkene sprake is van een licht verstandelijke beperking en dat de huidige situatie niet het gevolg is van een psychische stoornis, maar eerder van stress.

De rechtbank heeft de overgelegde stukken en de verklaringen tijdens de mondelinge behandeling in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs is dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis. De rechtbank volgde het standpunt van de behandelaar en oordeelde dat de situatie van betrokkene in de loop der jaren is verbeterd zonder verplichte zorg. De rechtbank wees het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel af, omdat niet voldaan werd aan de wettelijke criteria. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter mr. Borm en is op 29 juli 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/424909 / FA RK 24/3396
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 25 juli 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de [accommodatie] te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. G. Veen te 's-Heer Arendskerke.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 24 juli 2024, ingekomen ter griffie op 24 juli 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 23 juli 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Goes tot het nemen van de crisismaatregel van 23 juli 2024;
- informatierapport Wvggz van 24 juli 2024;
- een episode journaal van 23 juli 2024;
- de medische verklaring van 23 juli 2024;
- een afschrift van de justitiële documentatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 juli 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- dhr. [naam 1] , behandelaar.
Tevens was mw. [naam 2] , een verpleegkundige, aanwezig. Zij is echter niet gehoord.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het goed met haar gaat. Betrokkene geeft aan dat zij een beperking heeft en dat zij paranormale gaven heeft. Betrokkene gebruikt al tien jaar geen medicatie meer en wil dat dit zo blijft. Zij zou graag terug naar huis willen.
3.2
De advocaat bepleit afwijzing van het verzoek nu er bij betrokkene geen sprake is van een psychische stoornis. Tijdens het incident was er enkel sprake van een panieksituatie die ertoe heeft geleid dat betrokkene iemand in zijn vinger heeft gebeten. Nu er geen sprake is van een psychische stoornis wordt er niet aan een verdere behandeling van de zaak toegekomen. Indien dit wel het geval zou zijn, zou moeten worden gekeken naar de Wzd.
3.3
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de behandelaar aangegeven dat er bij betrokkene sprake is van een verstandelijke beperking waardoor zij ver onder haar leeftijd functioneert. Het huidige toestandsbeeld van betrokkene is al vele jaren hetzelfde. Betrokkene is onder invloed van veel stress opgenomen met ideeën dat zij paranormaal is of dat zij wordt beïnvloed. De behandelaar geeft aan dat hij twijfelt of er sprake is van een psychische stoornis. Haar toestandsbeeld kan namelijk een uiting zijn van de combinatie van haar LVB-problematiek en zware stress. Betrokkene heeft in het verleden vervelende ervaringen meegemaakt, zoals het verlies van haar partner. Ook is betrokkene thans niet meer suïcidaal. Zij wilde van het balkon springen omdat agenten haar woning binnen kwamen. Het ernstig nadeel dat zich heeft voorgedaan is volgens de behandelaar uitgelokt door stress. Momenteel is betrokkene in de samenwerking en haar toestandsbeeld is sinds de opname verbeterd. De behandelaar is van mening dat het beter voor betrokkene is om naar huis te gaan, naar haar vertrouwde omgeving. Gedwongen zorg is namelijk niet proportioneel, mede omdat het al een geruime tijd goed gaat met de inzet van Zorgstroom. Daarnaast bestaat de vrees dat het voortzetten van de gedwongen zorg contraproductief werkt. De behandelaar is aldus van mening dat moet worden afgezien van gedwongen zorg.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter gelegenheid van de mondelinge behandeling volgt dat onvoldoende vast is komen te staan dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis. De rechtbank volgt hierbij het standpunt van de behandelaar. Het is immers niet duidelijk of het incident het gevolg is geweest van een psychische stoornis. Zoals de behandelaar heeft toegelicht tijdens de mondelinge behandeling is er bij betrokkene sprake van een licht verstandelijk beperking, hetgeen in combinatie met stress deze situatie heeft kunnen opleveren. Daarnaast neemt de rechtbank in overweging dat betrokkene al jaren functioneert, zonder de inzet van verplichte zorg. De situatie zoals die was ten tijde van het opleggen van de crisismaatregel is inmiddels verbeterd. De vrees bestaat dat het voortzetten van de verplichte zorg contraproductief werkt. Zodoende wordt naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de wettelijke criteria voor het verzoek. Het verzoek zal om die reden worden afgewezen.
4.2
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Borm, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2024 in tegenwoordigheid van mr. Verplanke, griffier, en op 29 juli 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.