ECLI:NL:RBZWB:2024:5522

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/424555 / JE RK 24-1283
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met het oog op een warme overdracht naar het vrijwillig kader

Op 25 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een nadere beschikking gegeven in de zaak van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd met drie maanden, tot 16 oktober 2024, om een veiligheidsplan en signaleringsplan op te stellen en een warme overdracht naar het vrijwillig kader te realiseren. De kinderrechter heeft de Stichting Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling, als verzoeker in deze procedure aangemerkt.

De moeder van [minderjarige] was niet aanwezig bij de mondelinge behandeling, maar had eerder aangegeven akkoord te gaan met een verlenging van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder positieve stappen heeft gezet in haar ontwikkeling, waaronder het starten van traumatherapie en het verbeteren van haar situatie. De kinderrechter heeft het belang van een warme overdracht naar het vrijwillig kader benadrukt en de GI de opdracht gegeven om de nodige plannen op te stellen.

De kinderrechter heeft de GI niet-ontvankelijk verklaard in het ingetrokken deel van het verzoek om een verlenging van zes maanden, aangezien dit verzoek voor de mondelinge behandeling was ingetrokken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er beroep wordt ingesteld. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/424555 / JE RK 24-1283
Datum uitspraak: 25 juli 2024
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
locatie Tilburg,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1
Het verdere verloop van de procedure bestaat uit:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 15 juli 2024 en alle daarin genoemde stukken;
- de brief van de GI van 17 juli 2024, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
1.2
Op 25 juli 2024 heeft de kinderrechter de zaak behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Bij die gelegenheid is verschenen en gehoord:
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3
Hoewel daartoe correct opgeroepen is de moeder niet bij de mondelinge behandeling verschenen. De GI verklaart hierover dat de moeder kort voor de mondelinge behandeling telefonisch heeft aangegeven dat zij vandaag niet bij de mondelinge behandeling aanwezig kan zijn.

2.De feiten

2.1
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3
Bij beschikking van 3 juli 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 16 juli 2023 tot 16 juli 2024. Laatstelijk, bij voormelde beschikking van 15 juli 2024, heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] ambtshalve verlengd voor de duur van een maand, zijnde tot 16 augustus 2024, onder aanhouding van het overige deel van het verzoek.

3.Het (resterende) verzoek

3.1
In eerste instantie heeft de GI verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden. Bij brief van 17 juli 2024 wijzigt de GI het verzoek, in die zin dat thans wordt verzocht om de maatregel te verlengen voor de duur van drie maanden.
3.2
Aldus ligt thans nog ter beoordeling voor het gewijzigde verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de resterende duur van twee maanden, te weten tot 16 oktober 2024. Daarnaast dient een beslissing te worden genomen over het oorspronkelijk verzoek, waarbij de GI om een verlenging van de ondertoezichtstelling heeft verzocht voor de genoemde periode van zes maanden.

4.Het standpunt van de GI

4.1
Ter onderbouwing van en in aanvulling op het verzoek voert de GI, samengevat, het volgende aan. De moeder is in mei 2024 gestart met intensieve traumatherapie bij Novadic Kentron. Deze behandeling is gestopt. De moeder is abstinent van middelen en wil graag weer naar school. Zij wil graag verder met haar leven en niet gedwongen worden om aan haar verleden te moeten denken. Volgens haar therapeut is het daarom nu niet de tijd of het moment om de therapie te starten. De GI ziet dat de moeder haar risicosituaties herkent en voldoende handvatten heeft om andere gezondere alternatieven in te zetten. Ouder-Kind ziet dat het de moeder al geruime tijd lukt om beschikbaar te zijn voor [minderjarige] en haar stabiliteit en duidelijkheid te bieden. Er wordt daarnaast gezien dat er sprake is van een veilige gehechtheidsrelatie en dat de moeder voldoende kan aansluiten bij de ontwikkeling van [minderjarige] . Hoewel het in juli 2024 opnieuw is geëscaleerd tussen de moeder en haar partner, heeft zij besloten om zelf contact op te nemen met de politie en het contact met de partner te stoppen. Zij laat hiermee zien weloverwogen keuzes te maken. Alles overwegende vindt de GI dat de moeder voldoende stappen heeft gezet om [minderjarige] op een passende wijze op te voeden. De GI heeft er vertrouwen in dat de moeder dit in een vrijwillig kader kan voortzetten. Bovendien wordt er nog een signaleringsplan opgesteld ten aanzien van de verslaving van de moeder en wordt door Ouder-Kind nog een veiligheidsplan gemaakt. Een verlenging van de ondertoezichtstelling heeft tot doel om te zorgen voor een warme overdracht naar het vrijwillig kader. Van de moeder wordt wel verlangd dat zij traumatherapie start en door kan stromen naar een eigen woning met ambulante ondersteuning. Dit kan in het vrijwillig kader plaatsvinden.

5.Het standpunt van belanghebbende

5.1
Omdat de moeder niet bij de mondelinge behandeling is verschenen, hoewel daartoe correct te zijn opgeroepen, heeft de kinderrechter geen standpunt van haar persoonlijk kunnen vernemen over het verzoek. Wel blijkt uit het oorspronkelijk verzoek dat de moeder akkoord gaat met een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden.

6.De (nadere) beoordeling

6.1
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
6.2
Artikel 1:255 lid 1 BW bepaalt dat de kinderrechter een minderjarige onder toezicht kan stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
6.3
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder in de afgelopen periode positieve stappen heeft gezet. De kinderrechter neemt daarbij onder andere in aanmerking dat gezien wordt dat de moeder kan aansluiten bij de ontwikkelingen van [minderjarige] , zij haar stabiliteit en duidelijkheid kan bieden, er sprake is van een veilige gehechtheidsrelatie en de moeder haar risicosituaties herkent. Daarnaast is de verslaving van de moeder onder controle.
6.4
Hoewel de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] , gelet op het hier voornoemde, lijkt te zijn geweken en de kinderrechter zijn vertrouwen in de moeder uitspreekt dat zij deze positieve lijn weet vast te houden, acht de kinderrechter het van belang dat de ondertoezichtstelling nog wordt verlengd voor de verzochte periode. Samen met de GI ziet de kinderrechter het belang van een warme overdracht van deze casus naar het vrijwillig kader. Het is aan de GI om de komende periode daarvoor de puntjes op de i te zetten, zoals het opstellen van een veiligheidsplan en een signaleringsplan.
6.5
Het voorgaande betekent dat de kinderrechter het restende verzoek van de GI zal toewijzen. De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard van de maatregel, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er daartegen beroep wordt ingesteld.
6.6
Oorspronkelijk heeft de GI verzocht om een verlenging van de onderhavige maatregel voor de duur van zes maanden. Nadien is door haar de verzochte periode gewijzigd naar drie maanden. Hieruit volgt dat de GI haar verzoek ten aanzien van het verschil van drie maanden heeft ingetrokken. Deze intrekking is geschied voor de mondelinge behandeling. Het oordeel over de ingetrokken periode is dan ook dat de GI daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1
verklaart de GI niet-ontvankelijk in het ingetrokken deel van het oorspronkelijk verzoek;
7.2
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 16 augustus 2024 tot 16 oktober 2024;
7.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2024 door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.