ECLI:NL:RBZWB:2024:5525

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
11191876 VV EXPL 24-59 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfsruimte en betaling van huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft Heineken Nederland B.V. een kort geding aangespannen tegen [gedaagde 1] B.V. en [gedaagde 2] in verband met een huurachterstand en de ontruiming van een bedrijfsruimte. De kantonrechter heeft op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan. Heineken vorderde ontruiming van het gehuurde pand en betaling van een huurachterstand van € 75.987,72, vermeerderd met rente. De gedaagden hebben verweer gevoerd, waarbij zij onder andere aanvoerden dat Heineken geen spoedeisend belang had en dat de huurachterstand verrekend kon worden met een borgsom. De kantonrechter oordeelde dat Heineken voldoende spoedeisend belang had bij de ontruiming, gezien de aanzienlijke huurachterstand van vier maanden. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de huurachterstand ten aanzien van [gedaagde 2]. De vordering tot betaling van toekomstige huurtermijnen werd afgewezen ten aanzien van [gedaagde 1], omdat deze vordering boedelvorderingen betreft die na de faillietverklaring zijn ontstaan. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen en de proceskosten verhaald op de gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11191876 \ VV EXPL 24-59
Vonnis in kort geding van 1 augustus 2024
in de zaak van
HEINEKEN NEDERLAND B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Heineken,
gemachtigde: mr. J. Verstoep,
tegen

1.[gedaagde 1] B.V.,

te [plaats 1] ,
de bewindvoerder op grond van de beschikking van de rechtbank van 17 juli 2024 tot het voorlopig verlenen van surseance van betaling en (aansluitend) de curator op grond van de beschikking van de rechtbank van 18 juli 2024 tot faillietverklaring: mr. K.E.H. de Klerk ,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 2] ,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
gedaagde partijen,
gemachtigden voor sub 1. en sub 2.: mr. M.W Renzen en mr. C.M. Borman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de producties van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
- de mondelinge behandeling van 18 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de beschikking van 17 juli 2024 waarin de voorlopige surseance van betaling is verleend aan [gedaagde 1]
- de pleitnota van Heineken
- de pleitnota van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
- de beschikking van 18 juli 2024 waarin het faillissement is uitgesproken van [gedaagde 1] .

2.De feiten

Tussen partijen staan de volgende relevante feiten vast:
[gedaagde 1] huurt met ingang van 1 september 2006 van Heineken de bedrijfsruimte met eventuele bijgebouwen, terrassen en/of buitenterrein aan de [adres] tegen een maandelijkse huurprijs die op dit moment € 18.996,93 (inclusief btw) bedraagt. [gedaagde 1] drijft in het gehuurde onder de naam “ [café] ” een horecaonderneming;
Tussen Heineken en [gedaagde 1] gelden de afspraken die zijn neergelegd in een huurovereenkomst van 26 september 2006, een akte van indeplaatsstelling van 28 april 2008, een allonge van 1 september 2014, een samenwerkingsovereenkomst van 27 december 2021 en een allonge van 26 april 2023;
Heineken huurt het gehuurde van een derde krachtens een hoofdhuurovereenkomst;
In artikel VI lid 3 van de huurovereenkomst is het volgende vermeld:
“Indien huurder achterstallig is met het betalen van huurpenningen of andere bedragen die hij krachtens deze vereenkomst verschuldigd is of te eniger tijd zal zijn, is hij aan Heineken een rente verschuldigd van één procent per maand over het achterstallige bedrag, telkens afgerond naar boven op een hele maand, onverlet de overige rechten en bevoegdheden van Heineken.”
In artikel 2.1 van de allonge van 26 april 2023 staat:
“ [gedaagde 2] is toegereden als bestuurder en verklaart zich hierbij hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van alle voor de huurder uit deze overeenkomst en de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen.”;
[gedaagde 1] heeft een huurachterstand laten ontstaan en is hier op 1 februari 2024 op gewezen door Heineken;
Heineken heeft [gedaagde 1] op 8 februari 2024 in gebreke gesteld. Diezelfde dag zijn partijen een betalingsregeling overeengekomen, wat is bevestigd bij brief van
8 februari 2024;
[gedaagde 1] is de betalingsregeling niet volledig nagekomen. Heineken heeft op
27 februari 2024 een betalingsherinnering aan [gedaagde 1] gestuurd en omdat zij geen reactie ontving heeft zij de betalingsregeling beëindigd bij brief van 13 maart 2024 en gesommeerd de huurachterstand binnen drie dagen te voldoen;
partijen hebben vervolgens regelmatig over de huurachterstand gecorrespondeerd. De huurachterstand is niet voldaan;
bij beschikking van 17 juli 2024 is een voorlopige surseance van betaling verleend door de rechter, met benoeming van mr. K.E.H. de Klerk tot bewindvoerder;
bij beschikking van 18 juli 2024, tijdens de mondelinge behandeling, is voornoemde beschikking ingetrokken en is [gedaagde 1] in staat van faillissement verklaard.

3.Het geschil

3.1.
Heineken vordert:
[gedaagde 1] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde gelegen aan de [adres] met al het hare en de haren te ontruimen en, doch onder achterlating van wat aan Heineken toebehoort, onder afgifte van de sleutels, ter algehele en vrije beschikking van Heineken te stellen;
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen aan Heineken een bedrag van € 75.987,72 (inclusief btw) aan huurachterstand te betalen, te vermeerderen met de contractuele rente van één procent per maand, althans de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, vanaf de opvolgende vervaldata van de huurachterstand tot de dag van algehele voldoening;
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen een bedrag van € 18.996,93 (inclusief btw) per maand te betalen zolang [gedaagde 1] het gehuurde niet zal hebben ontruimd, te vermeerderen met de contractuele rente van één procent per maand, althans de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, vanaf de vervaldata tot de dag van volledige voldoening;
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen aan Heineken een bedrag van € 1.534,87 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen;
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen aan Heineken de kosten van onderhavige procedure te betalen, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening.
3.2.
Heineken legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Het spoedeisend belang is erin gelegen dat de huurachterstand inmiddels vier maanden bedraagt en dat door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] herhaaldelijk betaalafspraken niet zijn nagekomen. Heineken is haar betalingsverplichtingen al deze maanden wel nagekomen aan de pandeigenaar. Van Heineken kan gelet op het voorgaande niet worden verlangd dat zij het gehuurde nog langer aan [gedaagde 1] ter beschikking stelt. Bovendien is ter zitting is bekend geworden dat [gedaagde 1] failliet is verklaard, wat maakt dat zij des te meer belang heeft bij een ontruiming van het gehuurde. Het faillissement heeft weliswaar gevolgen voor de vorderingen ten aanzien van [gedaagde 1] , maar niet ten aanzien van [gedaagde 2] . Zij blijft hoofdelijk aansprakelijk.
Naar het oordeel van Heineken is een ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd gelet op de hoogte van de huurachterstand. Ook als een faillissement is uitgesproken kan de gevorderde ontruiming worden toegewezen zo stelt Heineken. Dat geldt ook voor de betaling van de lopende huur vanaf de datum van faillietverklaring. Heineken stelt verder dat in het geval van een faillissement de vorderingen die zien op de huurachterstand van vóór de faillietverklaring moet worden geschorst (artikel 29 Faillissementswet: Fw).
3.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer. Allereerst betwisten zij dat Heineken een spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft. Zij voert daartoe aan dat Heineken het spoedeisend belang niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Voor Heineken bestaat op dit moment geen dringende noodzaak voor betaling. Door Heineken is ook niet gemotiveerd gesteld waarom zij een vonnis in een bodemzaak niet kan afwachten. Dit geldt ook voor de vordering tot ontruiming. Bovendien staat [gedaagde 1] nu in de verkoop en als het café wordt verkocht kan met de verkoopopbrengst de huurachterstand worden betaald. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren aan dat hun belangen bij een afwijzing van de vorderingen zwaarder wegen dan die van Heineken bij een toewijzing. Ter zitting hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook aangevoerd dat de huurachterstand verrekend kan worden met de betaalde borgsom van € 50.000,00. Ook voeren zij aan dat Heineken is verrijkt doordat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor € 250.000,00 hebben geïnvesteerd in het pand.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Waar de zaak over gaat
4.1.
De zaak gaat over ontruiming van een bedrijfsruimte en betaling van een huurachterstand. De vraag die voorligt is of in een bodemprocedure ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde stand zou houden vanwege een huurachterstand van vier maanden.
Het oordeel van de kantonrechter
4.2.
De vordering tot ontruiming van het gehuurde wordt toegewezen. De kantonrechter is van oordeel dat Heineken voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen en dat het bij de huidige stand van zaken gerechtvaardigd is om daarop vooruit te lopen door de vordering in kort geding toe te wijzen. De vordering tot betaling van de huurachterstand tot datum van faillietverklaring ten aanzien van [gedaagde 1] wordt van rechtswege geschorst op grond van artikel
29 Faillissementswet (Fw) en wordt ten aanzien van [gedaagde 2] toegewezen zoals gevorderd. De vordering tot betaling van de toekomstige huurtermijnen en de contractuele rente wijst de kantonrechter af ten aanzien van [gedaagde 1] en wijst de kantonrechter toe ten aanzien van [gedaagde 2] . De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen zowel ten aanzien van [gedaagde 1] als ten aanzien van [gedaagde 2] . Het oordeel wordt hierna uitgelegd.
Spoedeisend belang
4.3.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is. Met betrekking tot een geldvordering in kort geding is ook een grote terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats. Bij de beoordeling speelt een rol of de vordering voldoende aannemelijk is, of een onmiddellijke voorziening vereist is en of er een restitutierisico is.
4.4.
Hoewel [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat betwisten, heeft Heineken naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gemotiveerd dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot ontruiming van het gehuurde en de vordering tot betaling van de huurachterstand en de toekomstige termijnen. Het spoedeisend belang bij ontruiming is volgens Heineken gelegen in het zo snel mogelijk weer over het gehuurde te beschikken. Bovendien betaalt zij nu al maanden de huur aan de pandeigenaar zonder dat zij zelf de huur betaald krijgt, waardoor de schade steeds verder oploopt. Het spoedeisend belang is gelet op al het voorgaande dan ook een gegeven zowel wat de vordering tot ontruiming betreft als de geldvordering.
Huurachterstand van € 75.987,72 tot en met juli 2024
4.5.
Ter zitting is gebleken dat het faillissement van [gedaagde 1] op diezelfde dag,
18 juli 2024, is uitgesproken. In artikel 29 Fw is bepaald dat, voor zover tijdens de faillietverklaring aanhangige rechtsvorderingen voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben, het geding na de faillietverklaring wordt geschorst. De vordering strekkende tot betaling van achterstallige huur is een verifieerbare geldvordering waarop artikel 29 Fw van toepassing is. Dit betekent dat de procedure ten aanzien van [gedaagde 1] voor wat betreft deze vordering van rechtswege is geschorst.
4.6.
De kantonrechter wijst het gevorderde bedrag van € 75.987,72 aan huurachterstand toe ten aanzien van [gedaagde 2] , nu zij deze huurachterstand niet betwist. De daarover gevorderde contractuele rente van één procent per maand, vanaf de opvolgende vervaldata van de huurachterstand tot de dag van voldoening wijst de kantonrechter ook toe.
Ontruiming van het gehuurde
4.7.
Heineken vordert ontruiming van het gehuurde omdat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst doordat [gedaagde 1] vier maanden huur onbetaald heeft gelaten. De ontruiming is een vordering die is gericht tegen [gedaagde 1] . Zoals hiervoor gezegd werd tijdens de mondelinge behandeling duidelijk dat [gedaagde 1] failliet is verklaard. Een vordering tot ontruiming betreft een vordering die niet ter verificatie kan worden ingediend. Hiervoor dient Heineken een schorsing te vragen om de curator op te roepen (artikel 25 en 28 Fw). Bij aanvang van de zitting was mr. De Klerk aanwezig als bewindvoerder in de voorlopig surseance van betaling van [gedaagde 1] . Op het moment dat duidelijk werd dat het faillissement was uitgesproken heeft De Klerk kenbaar gemaakt dat een schorsing nodig is en hij door Heineken opgeroepen moet worden om een redelijke termijn te krijgen als bedenktijd over de vordering. Met De Klerk is de kantonrechter van oordeel dat dit de weg is die bewandeld moet worden. Echter ziet de kantonrechter aanleiding om een schorsing om de curator op te roepen in dit geval te passeren om de volgende reden. De curator was aanwezig op de zitting en is begonnen in zijn hoedanigheid als bewindvoerder. Gedurende de zitting, door het uitspreken van het faillissement, is zijn rol van kleur verschoten en is hij curator geworden. Omdat De Klerk ter zitting niet uitdrukkelijk heeft benoemd welk belang hij heeft bij een schorsing van de procedure en hij bedenktijd nodig had, wordt hij geacht de procedure te hebben overgenomen als curator. Immers was hij al bewindvoerder in de surseance waardoor hij al enige kennis had en wist hij wat er speelde bij [gedaagde 1] , reden voor hem om ook een omzetting naar een faillissement aan te vragen. Dit betekent dat de kantonrechter de vordering tot ontruiming inhoudelijk zal beoordelen.
4.8.
De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een aanzienlijke huurachterstand, namelijk vier maanden en dat de hoogte van de huurachterstand niet wordt betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van een dermate hoge huurachterstand dat het aannemelijk is dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde zullen worden toegewezen. Dat de huurachterstand mogelijk kan worden verrekend doet niet ter zake. De borg is, zoals Heineken terecht heeft gesteld, niet bedoeld om een huurachterstand in te lossen. Het verweer van [gedaagde 1] dat Heineken is verrijkt doordat [gedaagde 1] voor een groot bedrag heeft geïnvesteerd in het pand, slaagt evenmin. Als dit al zo zou zijn, dan is niet Heineken daarmee verrijkt, die slechts verhuurder is, maar de pandeigenaar. Ten slotte passeert de kantonrechter het verweer aan de zijde van [gedaagde 1] dat haar belang dient te prevaleren boven dat van Heineken omdat [gedaagde 1] dat belang niet, althans onvoldoende, met feiten en omstandigheden heeft onderbouwd. Gelet op al het voorgaande wijst de kantonrechter de gevorderde ontruiming toe. De ontruimingstermijn wordt gesteld op vijf dagen, zoals door Heineken is gevorderd.
Toekomstige huurtermijnen en rente
4.9.
Heineken vordert ook de toekomstige huurtermijnen vanaf 1 augustus 2024 tot de datum van ontruiming, vermeerderd met de contractuele rente vanaf de vervaldata tot aan de dag van voldoening. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn dit boedelvorderingen, namelijk vorderingen die zijn ontstaan na de datum van het faillissement (zie artikel 39 Fw). In die gevallen dient de curator te worden gedagvaard (zie artikel 25 jo. artikel 28 Fw). Dat is in dit geval niet gedaan. Daarom wijst de kantonrechter deze vordering ten aanzien van [gedaagde 1] af.
4.10.
De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de toekomstige termijnen tot het moment van ontruiming, vermeerderd met de contractuele rente toe ten aanzien van [gedaagde 2] . Zij heeft deze vordering immers niet weersproken, anders dan dat zij van oordeel is dat Heineken geen spoedeisend belang bij deze vordering heeft.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.11.
Heineken vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Naar het oordeel van de kantonrechter zien deze kosten op deze procedure en hangen deze samen met de vordering tot ontruiming. Deze kosten zijn dus voor het faillissement gemaakt. Zoals hiervoor onder 4.7 is overwogen wordt De Klerk als curator geacht te zijn verschenen en daarmee dus deze vordering over te nemen.
4.12.
Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 1.534,87 toegewezen. Dit betekent dat deze vordering daarom kan worden toegewezen zowel ten aanzien van [gedaagde 1] als ten aanzien van [gedaagde 2] .
Proceskosten
4.13.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Ook ten aanzien van de proceskosten geldt dat de kantonrechter aansluit bij wat in overweging 4.7 en 4.11 is overwogen, namelijk dat de het kosten betreffen die een gevolg zijn van het indienen van de ontruimingsvordering en die daarmee dus vóór het uitspreken van het faillissement zijn gemaakt, waarvoor de curator wordt geacht verschenen te zijn en deze vordering wordt geacht over te nemen. De proceskosten van Heineken worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
231,68
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.318,68

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis na betekening van dit vonnis het pand aan [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Heineken zijn, en de sleutels af te geven aan Heineken,
5.2.
stelt vast dat de vorderingen van Heineken voor zover die zien op achterstallige huurtermijnen en de gevorderde rente over de periode voorafgaand aan 18 juli 2024 van rechtswege geschorst zijn;
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] om te betalen aan Heineken:
een bedrag van € 75.987,72 (inclusief btw) aan huurachterstand tot en met 31 juli 2024, vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand vanaf de opvolgende vervaldata van de huurachterstand tot aan de dag van volledige voldoening,
een bedrag van € 18.996,93 per maand vanaf 1 augustus 2024 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand, vanaf de vervaldata van de termijnen tot aan de dag van volledige betaling
5.4.
veroordeelt [gedaagde 2] en [gedaagde 1] om aan Heineken te betalen een bedrag van € 1.534,87 aan buitengerechtelijke kosten,
5.5.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten van € 2.318,68, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2024.