ECLI:NL:RBZWB:2024:553

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
10822275 OV VERZ 23-5971 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om machtiging tot verwerping van een nalatenschap namens een minderjarige met Belgische erflater

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 januari 2024 een beschikking gegeven op een verzoek tot machtiging om de nalatenschap van een overleden vader te verwerpen namens een minderjarige. De minderjarige woont in Nederland, terwijl de erflater zijn laatste woonplaats in België had. Het verzoek werd ingediend door de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige, die stelt dat de nalatenschap deficitair is en dat de minderjarige het vruchtgebruik heeft van de nalatenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om het verzoek te behandelen, omdat de minderjarige in Nederland woont. De beoordeling van het verzoek dient te geschieden naar Belgisch recht, aangezien de minderjarige op het moment van overlijden van de erflater in België woonachtig was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minderjarige te allen tijde een nalatenschap kan verwerpen na het verkrijgen van een machtiging van de bevoegde rechtbank. De kantonrechter heeft uiteindelijk de gevraagde machtiging verleend, met de voorwaarde dat de verwerping van de nalatenschap op korte termijn wordt ingeschreven in een openbaar register in België of in het boedelregister van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaaknummer 10822275 OV VERZ 23-5971
beschikking d.d. 19 januari 2024
op het verzoek van:
[verzoekster]
wonende te [woonplaats]
Het verzoek werd ingediend door tussenkomst van [notaris] , notaris te [plaats 1] (België).

1.Het verzoek

1.1.
Op 1 december 2023 werd een verzoekschrift met bijlagen ontvangen waarin wordt gevraagd om de machtiging van de kantonrechter te verkrijgen waarmee namens de [minderjarige] een nalatenschap kan worden verworpen. Het verzoekschrift werd aangevuld bij brief van 6 december 2023.
1.2.
Uit het verzoekschrift volgt dat op [datum] 2021 te [gemeente] (België) is overleden de vader van de minderjarige, de heer [erflater] . Een uittreksel uit de overlijdensakte is bij het verzoekschrift gevoegd. Daaruit blijkt dat de overledene is geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1979. Diens laatste woonplaats was [plaats 2] , [gemeente] .
1.3.
Verzoekster stelt dat zij het vruchtgebruik heeft van de gehele nalatenschap en dat aan de minderjarige de blote eigendom daarvan toekomt. Evenwel blijkt uit de bekende gegevens dat de nalatenschap deficitair is, aldus verzoekster, die kopieën van diverse stukken heeft overgelegd ter onderbouwing daarvan.
1.4.
Verzoekster stelt tevens dat het verzoek naar het recht van België moet worden beoordeeld aangezien de minderjarige op het moment van overlijden van haar vader in België woonplaats had. Volgens Belgisch recht kan een minderjarige een nalatenschap te allen tijde verwerpen nadat daartoe een machtiging van de bevoegde rechtbank is verkregen.

2.De beoordeling

2.1.1.
Vastgesteld wordt dat de laatste woonplaats van erflater is gelegen in België. Echter, omdat de [minderjarige] woonachtig is in Nederland moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek kennis te nemen. Geoordeeld wordt dat dat het geval is. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.1.2.
Omdat verzoekster in de uitoefening van haar ouderlijke verantwoordelijkheid door middel van het verzoek vraagt om een maatregel ter bescherming van de minderjarige, welke maatregel verband houdt met het beheer of de instandhouding van, dan wel de beschikking over het vermogen van de minderjarige, is Verordening (EG)
nr. 2201/2003 (Brussel II-bis) op deze zaak van toepassing. Dit volgt uit artikel 1 lid 1, onder b, in verbinding met lid 2, onder e van die verordening.
2.1.3.
In een arrest van 19 april 2018 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) dit bevestigd waar het overwoog dat een door ouders namens hun minder-jarige kind ingediend verzoek om een machtiging om een nalatenschap te verwerpen betrekking heeft op de toestand en de bekwaamheid van de persoon en niet valt onder het in artikel 1 lid 3, onder f van de verordening uitgesloten erfrecht, maar verband houdt met de ouderlijke verantwoordelijkheid en het verzoek dus moet worden onderzocht aan de hand van de verordening (ECLI:EU:C:2018:265, § 18 en 19).
2.1.4.
De verordening bepaalt in artikel 8 lid 1 dat ter zake van de ouderlijke verantwoorde-lijkheid bevoegd zijn de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Gelet hierop is in deze zaak de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
2.2.1.
Een volgende vraag is of het verzoek om een machtiging te verlenen waarmee de nalatenschap kan worden verworpen moet worden beoordeeld naar het Nederlandse recht dan wel naar het Belgische recht, zoals verzoekster aanvoert.
2.2.2.
Geoordeeld wordt dat het verzoek naar Belgisch recht moet worden beoordeeld. Dit volgt uit artikel 17, eerste zin van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996).
2.2.3.
In het per 1 juli 2022 gewijzigde Belgisch Burgerlijk Wetboek is in artikel 4.40 inzake minderjarigen en beschermde meerderjarigen, in § 1 bepaald dat omtrent nalatenschappen die aan minderjarigen toekomen de erfkeuze slechts rechtsgeldig kan worden uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van artikel 410, § 1 van het oud Burgerlijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 14 maart 2022, p. 19797). Krachtens die laatstgenoemde wetsbepaling moet de vrederechter de voogd bijzondere machtiging verlenen om een nalatenschap te verwerpen (artikel 410, § 1, aanhef en onder 5 van het Burgerlijk Wetboek van België). Evenals overeenkomstig het Nederlandse recht, waarin voor wat betreft de keuze tot verwerpen het equivalent van het Belgische recht is vastgelegd artikel 4:193 lid 1 BW, behoeft de wettelijke vertegenwoordiger van een minderjarige dus een machtiging van de rechter om een nalatenschap te verwerpen.
2.3.
Gezien de gegeven toelichting op het verzoek bestaat naar het oordeel van de kantonrechter aanleiding om die bijzondere machtiging te verlenen. Daaraan staat niet in de weg dat de nalatenschap waartoe de [minderjarige] gerechtigd is reeds twee en een half jaar geleden is opgevallen. Anders dan naar Nederlands recht kent het Belgische recht geen termijn waarbinnen een verklaring van verwerping moet worden afgelegd. Een minderjarige kan een nalatenschap te allen tijde verwerpen na machtiging van de bevoegde rechtbank, aldus verzoekster.
2.4.1.
Alvorens deze beslissing het door verzoekster beoogde gevolg heeft, namelijk de verwerping van de nalatenschap namens de [minderjarige] , dient zij nog wel de verwerping in te schrijven.
2.4.2.
Het meest aangewezen is dat verzoekster de keuze tot verwerping van de nalatenschap op korte termijn in België doet inschrijven in een voor kennisneming door derden bestaand openbaar register.
2.4.3.
Inschrijving van de keuze tot verwerpen is ook mogelijk in het boedelregister dat bij deze rechtbank wordt gehouden (artikel 13 Europese erfrechtverordening, in verbinding met artikel 2 lid 2 Uitvoeringswet Verordening erfrecht). In dat geval dient verzoeksters de Belgische autoriteit die bevoegd is om uitspraak te doen over de erfopvolging, binnen de termijn die daarvoor in het Belgische recht is bepaald, ervan in kennis te stellen dat inschrijving in het boedelregister bij de rechtbank
Zeeland-West-Brabant heeft plaatsgevonden (zie preambule 32 van de Europese erfrechtverordening en tevens het arrest van het HvJ EU van 2 juni 2022, ECLI:EU:C:2022:426, rov. 48 en 49).
3. De beslissing
De kantonrechter:
verleent verzoekster in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van
[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 2] 2007,
machtiging om de nalatenschap van [erflater] te verwerpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. Eijssen-Vruwink en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 januari 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.