ECLI:NL:RBZWB:2024:5544

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
11121194 CV EXPL 24-1865
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en proceskosten in verband met zorgverzekeringsovereenkomst

In deze zaak vordert Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. betaling van een openstaande zorgpremie van € 337,17 van gedaagde, die in het buitenland verblijft. Zilveren Kruis stelt dat gedaagde op basis van de zorgverzekeringsovereenkomst verplicht is om de premie voor januari 2024 te betalen. Gedaagde erkent de hoofdsom van € 280,90, maar betwist de gevorderde kosten en stelt dat zij niet tijdig op de betalingsherinneringen heeft kunnen reageren vanwege haar verblijf in het buitenland. Zilveren Kruis heeft meerdere herinneringen gestuurd, maar gedaagde stelt dat zij niet alle correspondentie heeft ontvangen.

De kantonrechter oordeelt dat gedaagde de zorgpremie verschuldigd is, maar wijst de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat Zilveren Kruis niet kan aantonen dat de veertiendagenbrief is ontvangen. De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, omdat niet vaststaat dat gedaagde tijdig op de dagvaarding is gewezen. De rechter beslist dat gedaagde € 286,18 moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en dat ieder van de partijen de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11121194 \ CV EXPL 24-1865
Vonnis van 7 augustus 2024
in de zaak van
ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
te Utrecht,
eisende partij,
hierna te noemen: Zilveren Kruis,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de conclusie van antwoord
- het extract audiëntieblad van de rolzitting van 29 mei 2024 met het antwoord van [gedaagde]
- de conclusie van repliek van Zilveren Kruis met producties
- de conclusie van dupliek van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Zilveren Kruis vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 337,17, vermeerderd met rente en kosten. Zilveren Kruis legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen partijen een zorgverzekeringsovereenkomst bestaat, waarbij [gedaagde] bij Zilveren Kruis verzekerd is. Op grond van deze zorgverzekeringsovereenkomst is [gedaagde] gehouden om de premie over de maand januari 2024 te voldoen. [gedaagde] heeft de factuur die ziet op deze maand onbetaald gelaten en Zilveren Kruis vordert betaling daarvan. Daarnaast vordert zij buitengerechtelijke incassokosten en omdat [gedaagde] in verzuim is de wettelijke rente. Op het verweer van [gedaagde] voert Zilveren Kruis aan dat de betaling van de zorgpremie een brengschuld is en dat de premie vóór de eerste van iedere maand betaald moet worden zonder dat daarvoor een nota gestuurd hoeft te worden. Zilveren Kruis heeft [gedaagde] op 13 december 2023, 4 januari 2024 en 10 januari 2024 op de hoogte gebracht van mislukte incassopogingen. Op 9 februari 2024 is een sommatiebrief gestuurd. Dat de post niet geopend kan worden doordat [gedaagde] in het buitenland verblijft valt niet aan Zilveren Kruis te wijten. Het is de verantwoordelijkheid van [gedaagde] dat post wordt geopend, ook wanneer er geen “urgent” of “laatste herinnering” op een envelop staat. Zilveren Kruis gaat ervan uit dat de door haar verzonden brieven door [gedaagde] worden geopend, dan wel door iemand anders die de informatie dan doorgeeft aan [gedaagde] . Zilveren Kruis heeft op 13 maart 2024 een veertiendagenbrief gestuurd.
2.2.
[gedaagde] erkent dat zij de hoofdsom van € 280,90 verschuldigd is, maar voert verweer tegen de gevorderde kosten. [gedaagde] voert aan dat zij meerdere maanden per jaar in het buitenland doorbrengt. In het najaar van 2023 heeft zij contact gehad met Zilveren Kruis en afgesproken dat communicatie via e-mail zou plaatsvinden om deze reden. Het niet betalen van de hoofdsom is gelegen in een vergissing. [gedaagde] heeft de e-mail van december 2023 ontvangen en heeft toen de factuur over december betaald, maar zij heeft over het hoofd gezien dat zij ook januari 2024 diende te betalen. De brief van 9 februari 2024 met de betalingsherinnering is niet digitaal maar uitsluitend per post gestuurd waardoor deze niet tijdig is geopend. [gedaagde] voert aan dat het verwarrend is dat Zilveren Kruis geen afzonderlijke herinneringen stuurt. [gedaagde] betwist de veertiendagenbrief te hebben ontvangen.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] een zorgverzekering heeft afgesloten bij Zilveren Kruis. Uit hoofde van de zorgverzekeringsovereenkomst is [gedaagde] in beginsel gehouden om maandelijks de premie aan Zilveren Kruis te betalen en eventuele kosten inzake het eigen risico, dan wel kosten die niet verzekerd zijn te betalen aan Zilveren Kruis. Dit betekent dat [gedaagde] de zorgpremie voor januari 2024 dient te voldoen. [gedaagde] erkent ook de zorgpremie verschuldigd te zijn waardoor het bedrag van
€ 280,90wordt toegewezen.
3.2
Zilveren Kruis maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 42,14. Zij stelt dat zij aan [gedaagde] de veertiendagenbrief in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW op 13 maart 2024 heeft gestuurd. [gedaagde] heeft aangegeven dat zij de veertiendagenbrief niet heeft ontvangen. Gelet op dit verweer had het op de weg van Zilveren Kruis gelegen om nader (met stukken) te onderbouwen dat [gedaagde] de veertiendagenbrief heeft ontvangen. Vast staat dat Zilveren Kruis de veertiendagenbrief niet aangetekend heeft verzonden. Daarmee kan niet worden vastgesteld dat deze brief daadwerkelijk door [gedaagde] is ontvangen en er dus aan het vereiste van artikel 3:37 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is voldaan. De gevolgen van haar (kennelijke) keuze om brieven per gewone post, en niet aangetekend, te versturen dienen voor rekening en risico van Zilveren Kruis te komen. Gelet hierop zal dit onderdeel van de vordering dus worden afgewezen.
3.3
De gevorderde wettelijke rente tot 15 mei 2024 van
€ 5,28is als op de wet gegrond en onvoldoende weersproken toewijsbaar.
3.4
Met betrekking tot de proceskosten geldt dat op grond van de wet de in het ongelijk gestelde partij moet worden veroordeeld in de kosten. Nu [gedaagde] ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding de hoofdsom niet had betaald, is zij terecht gedagvaard en komen deze kosten in beginsel voor haar rekening. Dit kan anders zijn als zij rauwelijks – dus zonder eerdere aankondiging – is gedagvaard. Indien dit het geval is, leidt dit tot compensatie van de proceskosten. Uit de door Zilveren Kruis overgelegde stukken volgt dat op 4 januari 2024 een herinnering is gestuurd per e-mail voor de premie van januari 2024. Zilveren Kruis heeft nog andere herinneringen gestuurd die zien op premies van andere maanden, die [gedaagde] vervolgens heeft voldaan. Op 9 februari 2024 is per post een brief gestuurd. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij de e-mail van 4 januari 2024 niet (volledig) heeft gelezen omdat zij herstellende was van een covid-infectie. Ten aanzien van de brief van 9 februari 2024 heeft zij aangevoerd dat zij reeds eerder aan Zilveren Kruis heeft doorgegeven dat zij meerdere maanden per jaar in het buitenland verblijft en dat de communicatie derhalve per e-mail dient te geschieden. Dit heeft Zilveren Kruis niet (voldoende) weersproken. Zilveren Kruis had aldus kunnen weten dat deze brief van 9 februari 2024 [gedaagde] niet (tijdig) zou bereiken. Gelet op het feit dat slechts één enkele herinnering [gedaagde] heeft bereikt (de e-mail van 4 januari 2024) en, zoals in r.o. 3.2 is overwogen, [gedaagde] geen veertiendagenbrief heeft ontvangen, staat niet vast dat sprake is van een eerdere aankondiging van de procedure. Dat leidt tot het oordeel dat de proceskosten worden gecompenseerd.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Zilveren Kruis te betalen een bedrag van € 286,18, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 15 mei 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten dient te dragen,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.