ECLI:NL:RBZWB:2024:5545
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van een gebiedsverbod en verzoek om schadevergoeding in bestuursrechtelijke context
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de burgemeester van Breda behandeld. Eiser, een taxichauffeur, had een gebiedsverbod opgelegd gekregen van 29 oktober 2022 tot 30 oktober 2022, naar aanleiding van een aanhouding door de politie. Eiser betwistte de rechtmatigheid van dit gebiedsverbod en verzocht om schadevergoeding, omdat hij door het verbod inkomsten had misgelopen en zijn contract met een opdrachtgever had verloren.
De rechtbank oordeelt dat het gebiedsverbod ten onrechte was opgelegd en dat de burgemeester dit besluit terecht heeft herroepen. Echter, de rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, omdat het gebiedsverbod inmiddels is ingetrokken. Eiser stelt dat hij schade heeft geleden door de aanhouding en het gebiedsverbod, maar de rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd voor de hoogte van de schade en de rechtbank kan de schade die mogelijk door de aanhouding is ontstaan niet toerekenen aan de burgemeester.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending.