ECLI:NL:RBZWB:2024:5545

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
AWB 24_2432
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van een gebiedsverbod en verzoek om schadevergoeding in bestuursrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de burgemeester van Breda behandeld. Eiser, een taxichauffeur, had een gebiedsverbod opgelegd gekregen van 29 oktober 2022 tot 30 oktober 2022, naar aanleiding van een aanhouding door de politie. Eiser betwistte de rechtmatigheid van dit gebiedsverbod en verzocht om schadevergoeding, omdat hij door het verbod inkomsten had misgelopen en zijn contract met een opdrachtgever had verloren.

De rechtbank oordeelt dat het gebiedsverbod ten onrechte was opgelegd en dat de burgemeester dit besluit terecht heeft herroepen. Echter, de rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, omdat het gebiedsverbod inmiddels is ingetrokken. Eiser stelt dat hij schade heeft geleden door de aanhouding en het gebiedsverbod, maar de rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd voor de hoogte van de schade en de rechtbank kan de schade die mogelijk door de aanhouding is ontstaan niet toerekenen aan de burgemeester.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/2432

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de burgemeester van de gemeente Breda, de burgemeester.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 30 januari 2024 en het daarmee samenhangende verzoek om schadevergoeding.
1.2
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 24 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser. De burgemeester heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt het verzoek om schadevergoeding. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3 De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
4.1
Op zaterdag 29 oktober 2022 is door een medewerker van handhaving en toezichthouder in dienst van de gemeente Breda, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, een proces-verbaal van bevindingen opgesteld. In het proces-verbaal is het volgende beschreven: Op 29 oktober 2022, omstreeks 18:19 zag een verbalisant een witte Mercedes taxi-bus op de taxistandplaats staan. Hij zag dat de bus geen daklicht had. De bestuurder had het daklicht in zijn handen. Er zaten geen stickers op het daklicht. De verbalisant vroeg de bestuurder om zijn identiteitsbewijs. De bestuurder weigerde zijn identiteitsbewijs af te geven. De verbalisant zei: “Bij deze vorder ik bij u het identiteitsbewijs, anders ga ik u fouilleren.” De bestuurder gaf aan dat hij hieraan niet wilde meewerken. De bestuurder is vervolgens door de verbalisant aangehouden. De bestuurder liep vervolgens weg. Hij is tegengehouden door een collega van de verbalisant. De collega’s van de verbalisant hebben vervolgens de bestuurder bij de arm gepakt en naar de grond gewerkt. De bestuurder verzette zich flink. Door de worsteling is de bril van de bestuurder kapot gegaan. De persoon is vervolgens achterin het dienstvoertuig geplaatst. De verdachte is vervolgens geïdentificeerd als eiser.
4.2
De burgemeester heeft aan eiser een gebiedsverbod opgelegd van 29 oktober 2022 18:19 uur tot 30 oktober 06:19 uur voor het gebied ‘Valkenberg-Station’.
4.3
De Adviescommissie bezwaarschriften heeft op 5 oktober 2023 geadviseerd om het bezwaar gegrond te verklaren en het bestreden besluit te herroepen.
4.4
De burgemeester heeft met het bestreden besluit het bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 29 oktober 2022 herroepen. Daarbij heeft de burgemeester de opmerking gemaakt dat de bijzondere opsporingsambtenaren hun werk naar goed welbevinden hebben gedaan en dat de beslissing niets zegt over hun gedragingen.
Procesbelang
5.1
De rechtbank stelt zich ambtshalve voor de vraag of eiser nog een procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
5.2
Als een persoon tijdens een procedure bereikt wat hij verlangt te bereiken, bestaat in beginsel geen procesbelang meer. Dat is bijvoorbeeld het geval als het gewenste besluit alsnog is genomen. In beginsel heeft eiser dus geen procesbelang meer. Met het bestreden besluit is namelijk het gebiedsverbod herroepen.
5.3
Als een persoon echter stelt en tot op zekere hoogte aannemelijk maakt dat hij door het besluit schade heeft geleden, heeft hij toch belang ook al zou dat verder ontbreken. Het gebiedsverbod is opgelegd naar aanleiding van een aanhouding van eiser. Bij de aanhouding is de bril van eiser stuk gegaan. Dit is ook bevestigd in de brief van 15 juni 2023 van de verzekeringsmaatschappij van de gemeente Breda. Eiser kon daarnaast door het gebiedsverbod twaalf uur lang niet in het gebied Valkenberg-Station komen. Eiser is taxichauffeur. Hij heeft ter zitting toegelicht dat hij door het gebiedsverbod verschillende taxiritten heeft moeten afzeggen. Hierdoor is hij inkomen misgelopen. Eiser heeft verder toegelicht dat dit ertoe heeft geleid dat hij zijn contract met zijn opdrachtgever is kwijtgeraakt. Dit heeft dan weer geleid tot verschillende problematiek in zijn taxibedrijf en zijn gezinssituatie.
5.4
De rechtbank is, gelet op bovenstaande, van oordeel dat eiser nog een procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Omvang van het geding
6.1
Eiser heeft verschillende gronden aangevoerd. Zo stelt hij dat de burgemeester en een opsporingsambtenaar strafrechtelijk vervolgd moeten worden, dat zijn kind ten onrechte door de schuld van de gemeente uit huis is geplaatst door de Raad voor de Kinderbescherming en dat de gemeente Breda onjuist uitvoering geeft aan een taxiverordening.
6.2
De rechtbank is enkel bevoegd om een oordeel te geven over het bestreden besluit en de schade die als gevolg daarvan is geleden. De rechtbank beperkt zich in deze uitspraak dan ook uitsluitend tot een beoordeling van het door eiser ingediende verzoek om schadevergoeding.
Verzoek om schadevergoeding
7.1
Eiser heeft verzocht om een schadevergoeding. Eiser stelt dat hij is mishandeld tijdens de aanhouding. Hij verzoekt de rechtbank om de opsporingsambtenaar van de aanhouding te bevelen tot het betalen van smartengeld met de hoogte van € 9.268,-.
7.2
Op grond van artikel 8:88, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de bestuursrechter bevoegd om een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende heeft geleden als gevolg van een onrechtmatig besluit.
7.3
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een onrechtmatig besluit. Het gebiedsverbod is namelijk ten onrechte opgelegd. De burgemeester heeft terecht in bezwaar het gebiedsverbod herroepen/ingetrokken wegens het ontbreken van een juridische grondslag. Daarmee is, gelet op wat is bepaald in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb de onrechtmatigheid (een) gegeven. De rechtbank wil nog wel opmerken dat de aanvullende zin die de burgemeester in het bestreden besluit heeft geplaatst, namelijk dat de bijzondere opsporingsambtenaren ‘hun werk naar goed welbevinden hebben gedaan’ zich slecht verhoudt tot en geen recht doet aan het feit dat het eerdere besluit is herroepen vanwege het ontbreken van een juridische grondslag.
7.4
De rechtbank overweegt dat zij enkel een schadevergoeding kan toekennen, voor zover de schade een rechtstreeks gevolg is van het opgelegde gebiedsverbod. Voor zover eiser van mening is dat de schade is veroorzaakt door de opsporingsambtenaren tijdens de aanhouding, kan dit niet worden verhaald aan de burgemeester. De opsporingsambtenaren zijn namelijk niet werkzaam voor de burgemeester en zij hebben dus niet uit naam van de burgemeester gehandeld.
7.5
Ter zitting heeft eiser enigszins toegelicht waar zijn schade uit is opgebouwd. Doordat zijn contract met zijn opdrachtgever is ontbonden, kwam hij in een financiële noodsituatie terecht. Hierdoor heeft hij zijn taxibus moeten verkopen. Hij heeft het vervoermiddel moeten verkopen voor een lagere prijs dan het vervoermiddel op dat moment waard was. Dit heeft geleden tot een verlies van € 9.268,-.
7.6
Hoewel eiser heeft gesteld dat de schade met de hoogte van € 9.268,- een gevolg is van het gebiedsverbod, leidt dit er niet toe dat de burgemeester deze schade moet vergoeden. Eiser heeft namelijk niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd waar die schade concreet uit is opgebouwd. Daarnaast heeft eiser niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd hoe hoog de schade is die hij heeft geleden door het feit dat hij zijn geplande ritten tijdens het gebiedsverbod niet kon nakomen. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.

Conclusie en gevolgen

8 Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat geen schadevergoeding wordt toegekend. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 12 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.