In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 augustus 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen de minister van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft een administratief beroep ingesteld op 4 juli 2023, gericht tegen een besluit van de minister van 22 juni 2023. Eiser stelt dat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de minister de beslistermijn heeft overschreden en dat eiser de minister op 8 februari 2024 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast stelt de rechtbank de door de minister al verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor het griffierecht en proceskosten, die in totaal € 437,50 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.