In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 augustus 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.J. van der Meulen, had een verzoek ingediend dat door de Dienst Toeslagen op 14 maart 2022 was afgewezen. Dit besluit werd bevestigd in een bestreden besluit van 12 juni 2023. De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als vertegenwoordigers van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het verzoek om compensatie terecht is. Eiseres had in de periode van 2005 tot en met 2013 kinderopvangtoeslag ontvangen voor twee kinderen, maar haar verzoek om herbeoordeling werd afgewezen na een lichte toets. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van uitdrukkelijke toezeggingen die bij eiseres gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt, en dat de voorwaarden voor compensatie niet zijn vervuld. De rechtbank wijst erop dat de lichte toets niet de mogelijkheid biedt om onterechte terugvorderingen of stopzettingen van toeslagen te heroverwegen, en dat de integrale beoordeling nog niet was afgerond.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde compensatie van € 30.000,--. De rechtbank wijst ook op het feit dat eiseres geen proceskostenvergoeding of griffierecht vergoed krijgt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.