ECLI:NL:RBZWB:2024:5564

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/423067 / JE RK 24-1032
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige met zorgen over de opvoedomgeving

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juli 2024 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Ondanks dat er geen specifieke zorgen zijn over het huidige gedrag van [minderjarige], zijn er wel zorgen over haar opvoedomgeving. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag en [minderjarige] woont bij haar moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedomgeving, met name door de verstoorde verstandhouding tussen de ouders en de spanningen die daaruit voortvloeien. Er zijn diverse incidenten geweest waarbij de politie betrokken is geweest, en er is een contactverbod opgelegd aan de vader na een aangifte van de moeder wegens belaging.

De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft de overgelegde stukken en de standpunten van de betrokkenen in zijn beoordeling meegenomen. De ouders hebben aangegeven dat zij een ondertoezichtstelling verwelkomen, maar zijn onvoldoende in staat gebleken om de zorgen rondom [minderjarige] zelfstandig weg te nemen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] en heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling toegewezen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de hulpverlening direct kan starten, met als doel de negatieve patronen in de opvoedomgeving te doorbreken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/423067 / JE RK 24-1032
Datum uitspraak: 22 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda, hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.M.M. Heesmans te Roosendaal,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.C.J.G. Kathmann te Breda.
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 30 mei 2024;
  • de brief van mr. Heesmans met bijlagen van 16 juli 2024;
  • de brief van mr. Kathmann met bijlagen van 17 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
Daarnaast heeft de kinderrechter, met instemming van de Raad en de ouders, bijzondere toegang verleend aan een kantoorgenoot van mr. Heesmans.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
Gelet op de nauwe samenhang tussen de onderhavige zaak, de voorlopige voorziening met het kenmerk C/02/414151/ FA RK 23-4453 en de bodemzaak met het kenmerk C/02/414145 / FA RK 23-4450, zijn deze zaken gelijktijdig mondeling behandeld. In deze zaken wordt een afzonderlijke beschikking afgegeven.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft op de mondelinge behandeling zijn verzoek gehandhaafd. Volgens de Raad is in het verzoekschrift voldoende toegelicht waarom een ondertoezichtstelling van [minderjarige] noodzakelijk wordt geacht.
4.2.
Beide ouders hebben ingestemd met het verzoek van de Raad.
4.3.
De GI heeft op de mondelinge behandeling verklaard bereid te zijn om, bij een toewijzing van het verzoek, de ondertoezichtstelling uit te voeren. Er is niet per direct een vaste jeugdbeschermer beschikbaar. De wachtlijst bedraagt op dit moment enkele weken.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de standpunten die zijn gegeven op de mondelinge behandeling blijkt dat er ernstige zorgen zijn over [minderjarige] . Ondanks dat de Raad geen specifieke, concrete zorgen constateert in het huidige gedrag en ontwikkeling van [minderjarige] , zijn er wel zorgen over haar opvoedomgeving. Uit het raadsrapport blijkt dat [minderjarige] zich al enkele jaren in een situatie bevindt waarin er sprake is van veel spanning, onrust en onveiligheidsgevoelens bij de ouders. De kinderrechter maakt zich ernstig zorgen over de verstoorde verstandhouding tussen de ouders waarbij er belastende uitspraken over en weer worden gedaan. De onderlinge communicatie tussen de ouders staat dan ook onder spanning. Daarnaast hebben er diverse voorvallen tussen hen plaatsgevonden waarbij de politie betrokken is geweest. Uit de brief van de advocaat van de moeder blijkt dat de vader recent van de politie een contactverbod opgelegd heeft gekregen voor 90 dagen, dit naar aanleiding van de aangifte van de vrouw wegens belaging/stalking en smaad. De vader dient daarvoor voor te komen bij de politierechter op een terechtzitting midden september 2024. Door het contactverbod is de zorgregeling opnieuw stil komen te liggen. Het ontbreken van structureel en onbelast contact tussen [minderjarige] en de vader is zorgelijk. Gelet op de negatieve vicieuze cirkel waarin de ouders zich bevinden, bestaat het risico dat [minderjarige] verder zal raken tussen de ouders en geconfronteerd zal blijven worden met de onderlinge spanningen. Ondanks de ingezette hulpverlening is het de ouders niet gelukt om een meer stabiele opvoedomgeving voor [minderjarige] te bieden. Hoewel de ouders bereid zijn om de zorgen rondom [minderjarige] weg te nemen, zijn zij onvoldoende in staat om onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren. Vanuit de hulpverlening in het vrijwillig kader worden er geen mogelijkheden gezien om de hulpverlening zonder gedwongen kader voort te zetten.
5.3.
Beide ouders hebben, ieder voor zich, aangegeven een ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verwelkomen.
5.4.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] . De ouders zijn onvoldoende in staat gebleken om in het vrijwillig kader hulpverlening te accepteren, zodat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter zal het onweersproken verzoek tot ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden dan ook toewijzen. In de komende periode is het van belang dat een jeugdbeschermer regie gaat voeren en hulpverlening gaat inzetten om de negatieve patronen te doorbreken. Hierbij heeft de Raad geadviseerd om een hulpverleningstraject in te zetten waarbij er in de eerste fase aandacht is voor de gevoelens, ervaringen en behoeften van beide ouders. Vanuit daar kan worden bepaald of het helpend is dat de ouders zaken uit het verleden naar elkaar uitspreken. Daarna kan er bekeken worden op welke wijze de communicatie en de samenwerking tussen de ouders verder vormgegeven moet worden. Herstel van het contact tussen [minderjarige] en de vader behoort daarbij tot een van de prioriteiten van de jeugdbeschermer. Een traject van parallel solo ouderschap wordt niet uitgesloten. Het is aan de GI om dat te beoordelen en zo nodig invulling aan te geven.
5.5.
In het kader van de ondertoezichtstelling dient de GI met de ouders te werken aan onder meer de volgende doelen:
- [minderjarige] heeft een onbelast en prettig contact met haar beide ouders;
- [minderjarige] ondervindt geen last van de onderlinge spanningen en wederzijds wantrouwen c.q. zorgen tussen de ouders;
- De ouders zijn in staat om op constructieve en onbelaste wijze met elkaar te communiceren c.q. te overleggen, zodat [minderjarige] hier geen last van ondervindt;
- De ouders kunnen gebeurtenissen/ervaringen uit het verleden een plek geven, zodat zij voor [minderjarige] evenwichtige en voorspelbare ouders kunnen zijn en blijven.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat deze beslissing, ondanks een eventueel hoger beroep, meteen uitgevoerd kan worden.
5.7.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Etten-Leur, met ingang van 22 juli 2024 tot 22 juli 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2024 door mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Hoetjes als griffier, en op schrift gesteld op 1 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.