ECLI:NL:RBZWB:2024:5571
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- B. Benjaddi
- M. van der Plas
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot medewerking aan Iraanse religieuze echtscheiding na Nederlandse echtscheiding
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 augustus 2024, is de vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F. Mesri, een procedure gestart tegen de man, vertegenwoordigd door mr. T. van Riel, met als doel de man te verplichten zijn medewerking te verlenen aan de totstandkoming van een Iraanse religieuze echtscheiding. De partijen zijn in 2004 in Iran met elkaar gehuwd en zijn in Nederland gescheiden, maar de religieuze echtscheiding is nog niet geregeld. De vrouw stelt dat zij gevangen zit in het huwelijk omdat de man weigert mee te werken aan de religieuze scheiding, wat haar belemmert in haar rechten en mogelijkheden in de samenleving.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, ondanks zijn verklaringen dat hij bereid is om mee te werken, voorwaarden stelt die de vrouw in een kwetsbare positie houden. De rechtbank overweegt dat de man onrechtmatig handelt door zijn medewerking te onthouden, aangezien de vrouw recht heeft op zelfbeschikking en de man onvoldoende zwaarwegende belangen heeft aangevoerd die zijn weigering rechtvaardigen. De rechtbank heeft de man veroordeeld om binnen veertien dagen zijn volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de religieuze echtscheiding, met een dwangsom van € 500 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 20.000.
De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters.