ECLI:NL:RBZWB:2024:5585

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/423924 / KG ZA 24-321 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Hermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag door Gemeente Tilburg ten laste van zorgaanbieder [eiseres] B.V. in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V., een zorgaanbieder, en Gemeente Tilburg. [eiseres] vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat door Gemeente Tilburg was gelegd op haar bankrekening. Dit beslag was gebaseerd op een vordering van Gemeente Tilburg uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking en onrechtmatige daad, ter hoogte van € 252.407,49, als gevolg van vermeende onterecht betaalde zorgvergoedingen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering, aangezien het beslag haar bedrijfsvoering ernstig belemmert en de continuïteit van zorgverlening aan kwetsbare cliënten in gevaar komt.

De voorzieningenrechter heeft de argumenten van Gemeente Tilburg, die stelde dat het beslag gerechtvaardigd was vanwege de bevindingen van toezichthouders over de kwaliteit en rechtmatigheid van de zorgverlening door [eiseres], meegewogen. Echter, de rechter oordeelde dat het belang van [eiseres] bij opheffing van het beslag zwaarder weegt dan het belang van Gemeente Tilburg bij handhaving van het beslag. De rechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de ondeugdelijkheid van de vordering van Gemeente Tilburg, maar dat de gevolgen van het beslag voor [eiseres] en haar cliënten niet te verwaarlozen zijn. Daarom heeft de rechtbank het beslag opgeheven en Gemeente Tilburg veroordeeld in de proceskosten van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/423924 / KG ZA 24-321
Vonnis in kort geding van 22 juli 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. Th.J.H.M. Linssen,
tegen
GEMEENTE TILBURG,
te Tilburg,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Gemeente Tilburg,
mr. S.E.A. Groeneveld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
− de dagvaarding van 2 juli 2024 met producties 1 t/m 9,
− de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 22,
− de mondelinge behandeling van 11 juli 2024, waarvan door de griffier
aantekeningen zijn gemaakt,
− de pleitnota van [eiseres] , met 2 producties,
− de pleitnota van Gemeente Tilburg.

2.De feiten

− [eiseres] is een zorgaanbieder. Zij richt zich op individuele begeleiding en dagbesteding aan jongvolwassenen, volwassenen en ouderen met een migratieachtergrond met een lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperking. Zij biedt deze zorg zowel intramuraal als extramuraal aan op basis van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo 2015).
− De zorg wordt verleend op basis van zorgovereenkomsten tussen [eiseres] en cliënten aan wie een persoonsgebonden budget (pgb) is toegekend (hierna: de budgethouders).
− Gemeente Tilburg is op grond van de Wmo 2015 onder andere belast met het toezicht op de naleving van de hierin opgenomen wettelijke voorschriften en de daarmee verband houdende regelingen.
− [eiseres] factureert de budgethouders achteraf voor de door haar verleende zorg. De budgethouders, dan wel hun wettelijk vertegenwoordigers, dienen die facturen ter declaratie in bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB vergoedt de gefactureerde bedragen aan [eiseres] .
− Op 14 juni 2022 heeft Gemeente Tilburg een onderzoek aangekondigd naar de kwaliteit en de rechtmatigheid van de door [eiseres] geboden ondersteuning in de periode 1 januari 2021 t/m 30 september 2022.
− De toezichthouder Wmo van Gemeente Tilburg heeft het rechtmatigheidsonderzoek uitgevoerd en GGD Hart voor Brabant heeft in opdracht van Gemeente Tilburg het kwaliteitsonderzoek uitgevoerd.
− De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in een conceptrapport van november 2023 [1] . De toezichthouders komen daarin tot de conclusie dat de doelmatigheid, rechtmatigheid en kwaliteit van de ondersteuning die [eiseres] biedt onvoldoende zijn.
− Gemeente Tilburg heeft naar aanleiding van dat conceptrapport bij de voorzieningenrechter een verzoek tot beslaglegging ingediend. Aan het verzoek heeft Gemeente Tilburg ten grondslag gelegd dat aan [eiseres] bedragen zijn uitgekeerd voor (individuele) zorgbegeleiding die feitelijk niet of niet conform de kwaliteitseisen is geleverd, waardoor de pgb’s van de budgethouders niet zijn besteed aan passende ondersteuning voor de betreffende cliënten. Gemeente Tilburg heeft gesteld een vordering te hebben op [eiseres] uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking en onrechtmatige daad van € 252.407,49.
− De voorzieningenrechter heeft Gemeente Tilburg bij beschikking van 12 december 2023 verlof verleend om ten laste van [eiseres] (repeterend) conservatoir derdenbeslag te leggen op de bankrekeningen van [eiseres] , waarbij de vordering is begroot op een bedrag van € 328.129,173.
− Het beslag is op 13 december 2023 gelegd op de bankrekening van [eiseres] bij de ABN AMRO Bank en heeft doel getroffen voor een bedrag van € 168.890,22.
− Gemeente Tilburg heeft het concept-rapport op 13 december 2023 aan [eiseres] toegestuurd, waarbij haar een termijn is gegeven van twee weken om haar zienswijze te geven. Deze termijn is op verzoek van [eiseres] diverse malen verlengd, voor het laatst tot 19 februari 2024.
− [eiseres] heeft in deze termijn door twee deskundigen (dhr. [naam 1] verbonden aan [bedrijf 1] BV en mw. [naam 2] verbonden aan [bedrijf 2] ) een onderzoek laten verrichten naar de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de door [eiseres] verleende zorg. In hun rapporten hebben de deskundigen de conclusies van de toezichthouders weerlegd. [eiseres] heeft haar zienswijze aan de hand van deze rapporten [2] op 19 februari 2024 aan Gemeente Tilburg kenbaar gemaakt, maar dit heeft niet geleid tot aanpassingen in het definitieve rapport van de toezichthouders [3] . Het definitieve rapport is op 8 maart 2024 vastgesteld.
− Gemeente Tilburg heeft bij dagvaarding van 6 maart 2024 de bodemprocedure tegen [eiseres] aanhangig gemaakt. De mondelinge behandeling door de meervoudige kamer van deze rechtbank is bepaald op 18 november 2024.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert als voorlopige voorziening – samengevat – primair opheffing van het ten laste van haar gelegde derdenbeslag onder de ABN AMRO Bank, althans Gemeente Tilburg te veroordelen om dit beslag op te heffen op straffe van een dwangsom, dan wel subsidiair het ten laste van [eiseres] gelegde beslag te beperken tot een bedrag van
€ 19.198,84, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag en Gemeente Tilburg te veroordelen om het beslag voor zover voornoemd bedrag wordt overschreden op te heffen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van Gemeente Tilburg in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente en nakosten.
3.2.
Gemeente Tilburg heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat het beslag moeten worden opgeheven omdat dit vexatoir is. Zij betwist dat Gemeente Tilburg enige vordering op haar heeft, dan wel een vordering ten bedrage van € 328.129,73. [eiseres] wijst er in dit verband op dat zij pas na de beslaglegging in de gelegenheid is gesteld om haar zienswijze op de inhoud van het conceptrapport te geven en dat de voorzieningenrechter met die zienswijze dus geen rekening heeft kunnen houden. De bevindingen van het rapport van de toezichthouder kunnen niet rechtvaardigen dat er beslag is gelegd voor een bedrag van € 168.890,22. Uit de rapporten van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] blijkt dat de administratieve onvolkomenheden die de toezichthouder stelt te hebben vastgesteld en waarop de bevindingen zijn gebaseerd, hooguit tot een schadebedrag van € 19.198.84 kan leiden [4] . Volgens [eiseres] is dan ook summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid of onnodigheid van het door Gemeente Tilburg ingeroepen recht. [eiseres] stelt dat zij als gevolg van het beslag ernstig wordt belemmerd in haar bedrijfsvoering. Zij heeft onvoldoende middelen om haar crediteuren tijdig te voldoen. Daarmee komt de continuïteit van haar onderneming en de zorgverlening aan haar kwetsbare patiënten in gevaar. Zij verwijst in dit verband naar de verklaring van de voorzitter van de Raad van Commissarissen [5] , waaruit een tekort blijkt van € 171.535,58 per 14 juni 2024.
4.2.
Gemeente Tilburg betwist primair dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, omdat het beslag al op 13 december 2023 is gelegd en op verzoek van [eiseres] de dagvaardingstermijn is verlengd. Ook betwist Gemeente Tilburg de gestelde slechte financiële positie van [eiseres] . Indien en voor zover daarvan wel sprake is, stelt Gemeente Tilburg zich op het standpunt dat [eiseres] deze spoedeisendheid zelf heeft gecreëerd door – nadat het beslag is gelegd en zij bekend was geworden met de vordering van Gemeente Tilburg – een bedrag van € 258.895.00 aan de vennootschap te onttrekken en als dividend uit te keren aan de aandeelhouders.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres] voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Een vordering tot opheffing van conservatoir beslag is naar zijn aard immers spoedeisend.
4.4.
Volgens Gemeente Tilburg heeft [eiseres] gehandeld in strijd met artikel 21 RV, door in strijd met de waarheidsplicht onjuiste en volledige feiten aan de voorzieningenrechter voor te leggen over haar financiële positie. De jaarrekening 2023 [6] geeft namelijk een ander beeld van de financiële positie van [eiseres] dan het beeld dat wordt geschetst in de verklaring van de voorzitter van de Raad van Commissarissen [7] . Uit de jaarrekening blijkt dat [eiseres] in 2023 een positief resultaat heeft behaald, een dividenduitkering heeft gedaan aan de aandeelhouders en over significante reserves en een groot bedrag aan openstaande vorderingen op derden beschikt.
4.5.
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat de jaarrekening 2023 een misslag van de accountant bevat met betrekking tot het voorstel resultaatbestemming. Ten onrechte is daarin vermeld dat het resultaat over het boekjaar 2023 ten bedrage van
€ 18.448,00 als dividend wordt uitgekeerd en dat dit wordt aangevuld met een bedrag van
€ 240.447,00 ten laste van de overige reserves. Aan de aandeelhouders is/wordt namelijk geen dividend uitgekeerd. Het resultaat over 2023 is geheel ten gunste van de overige reserves gebracht. Zij verwijst naar de door haar bij pleitnota overgelegde brief van Witlox vcs van 10 juli 2024 en de notulen van de Algemene vergadering van [eiseres] van 30 mei 2024, waaruit dit blijkt.
4.6.
Naar aanleiding van dit verweer heeft Gemeente Tilburg het verwijt met betrekking tot het dividend niet langer gehandhaafd. Voor wat betreft de overige argumenten die Gemeente Tilburg heeft aangevoerd om aan te tonen dat [eiseres] een onjuist beeld heeft geschetst van haar financiële situatie, geldt dat de juistheid van deze argumenten gemotiveerd door [eiseres] zijn weersproken. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat het beroep op artikel 21 Rv niet slaagt.
4.7.
Gemeente Tilburg betwist dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van haar vordering. Zij stelt dat deze vordering deugdelijk is onderbouwd. Het beslag is dan ook niet vexatoir of onnodig gelegd. Er waren geen minder bezwarende mogelijkheden voor het leggen van beslag en [eiseres] heeft geen, althans geen toereikende, zekerheid aangeboden. Er is geen grond om het beslag op te heffen of te verlagen. Gemeente Tilburg merkt in dit verband nog op dat het gaat om onterecht betaalde gemeenschapsgelden en dat zij, gelet op het bedrag dat door het beslag is getroffen en de hoogte van de vordering, 66% van haar vordering heeft kunnen waarborgen.
4.8.
Volgens art. 705 lid 2 Rv wordt de opheffing van het conservatoir beslag uitgesproken bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt, of zo het beslag is gelegd voor een geldvordering indien voor deze vordering voldoende zekerheid wordt gesteld. Dit zijn vier imperatieve opheffingsgronden. Als de rechter een dergelijke grond aanwezig acht dan moet het beslag worden opgeheven. Daarnaast kan de rechter op een andere grond tot opheffing van het beslag besluiten, bijvoorbeeld als een belangafweging in het voordeel van de beslagene uitvalt.
4.9.
Het ligt in de eerste plaats op de weg van degene die de opheffing van het beslag vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (Hoge Raad 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.10.
Gemeente Tilburg onderbouwt haar vordering met een rapport van de toezichthouders, dat is opgesteld naar aanleiding van een uitgebreid onderzoek. Daar staat een tweetal rapporten tegenover, uitgevoerd door externe deskundigen in opdracht van de Raad van Commissarissen van [eiseres] . In deze rapporten, die zien op de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de door [eiseres] verleende ondersteuning, wordt gemotiveerd kritiek gegeven op het rapport van de toezichthouders van Gemeente Tilburg. Waar dit toe leidt zal in de bodemprocedure moeten blijken. Dit kort geding leent zich daar niet voor. Op dit moment kan niet gezegd worden dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van het door Gemeente Tilburg ingeroepen recht.
4.11.
De voorzieningenrechter neemt de gemotiveerde betwisting van het rapport van de toezichthouders van Gemeente Tilburg wel mee in de belangenafweging. Gelet op deze betwisting, is op voorhand niet ondenkbaar dat Gemeente Tilburg in de bodemprocedure in het ongelijk zal worden gesteld. Gezien de duur van de bodemprocedure, is het maar de vraag of [eiseres] deze periode financieel kan overbruggen. Gemeente Tilburg heeft namelijk niet alleen beslag gelegd op de bankrekening van [eiseres] , maar daarnaast ook de pgb-besluiten van cliënten van [eiseres] gewijzigd, waardoor deze cliënten geen zorg meer mogen afnemen van [eiseres] . Als onweersproken staat vast dat [eiseres] daardoor 68 van de in totaal 100 cliënten is kwijtgeraakt. Door deze maatregel loopt de bruto-omzet van [eiseres] terug, terwijl de kosten doorlopen. Mede daardoor wordt [eiseres] ernstig in haar bedrijfsvoering belemmerd. Een eventueel faillissement van [eiseres] betekent voor haar cliënten dat de continuïteit van de zorgverlening in gevaar komt, en voor Gemeente Tilburg dat het beslag vervalt. Niet alleen is Gemeente Tilburg dan haar zekerheid kwijt, zij loopt bovendien het risico aangesproken te worden voor de door het beslag ontstane schade, mocht zij in de bodemprocedure in het ongelijk worden gesteld. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van [eiseres] (en haar cliënten) bij de continuïteit van de zorgverlening zwaarder weegt dan het belang van Gemeente Tilburg bij handhaving van de beslaglegging. Dat betekent dat het beslag zal worden opgeheven.
4.12.
Gemeente Tilburg zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure (inclusief de nakosten) van [eiseres] als na te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op het door Gemeente Tilburg ten laste van [eiseres] op 13 december 2023 gelegde conservatoir derdenbeslag onder de ABN AMRO Bank,
5.2.
veroordeelt Gemeente Tilburg in de proceskosten [eiseres] van € 2.085,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2024

Voetnoten

1.Productie 3 bij dagvaarding
2.Producties 4 en 5 bij dagvaarding
3.Productie 17 bij conclusie van antwoord
4.Productie 8 bij dagvaarding
5.Productie 9 bij dagvaarding
6.Productie 20 bij conclusie van antwoord
7.Productie 9 bij dagvaarding