ECLI:NL:RBZWB:2024:5587

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
11249311 VV EXPL 24-43 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • mr. Van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot schoonmaak- en bestrijdingswerkzaamheden wegens muizen- en rattenplaag en tijdelijke ontruiming huurwoning

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting L'Escaut en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, L'Escaut, vorderde een machtiging om schoonmaakwerkzaamheden en bestrijdingsmaatregelen uit te voeren in de huurwoning van de gedaagde, die sinds 16 september 1998 de woning huurt. De aanleiding voor de vordering was een melding van buren over een ratten- en muizenplaag, die op 19 juli 2024 was ontvangen. Na inspectie door de gemeente Vlissingen en de GGD bleek de woning ernstig vervuild en onbewoonbaar, wat een gevaar voor de gezondheid van de bewoners en omwonenden met zich meebracht. De gedaagde weigerde toestemming te geven voor toegang tot de woning.

L'Escaut vorderde in kort geding om de gedaagde te machtigen de noodzakelijke schoonmaak- en bestrijdingswerkzaamheden uit te voeren, en om de gedaagde tijdelijk te ontruimen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, gezien de verantwoordelijkheid van L'Escaut als verhuurder om de gevaarzetting te beëindigen. Aangezien de gedaagde niet was verschenen, werden de vorderingen van L'Escaut toegewezen. De rechter machtigde L'Escaut om de woning schoon te maken en de ongediertebestrijding uit te voeren, en veroordeelde de gedaagde tot tijdelijke ontruiming van de woning. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van € 944,72.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11249311 \ VV EXPL 24-43
Vonnis in kort geding van 14 augustus 2024
in de zaak van
STICHTING L’ESCAUT,
te Vlissingen,
eisende partij,
hierna te noemen: l’escaut,
gemachtigde: mr. J. Mikes,
tegen
[gedaagde],
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 augustus 2024 met producties 1 tot en met 6;
- de aanvullende producties 7 tot en met 9 van l’escaut;
- de mondelinge behandeling van 13 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 16 september 1998 van l’escaut de woning met toebehoren gelegen aan [adres] te [plaats] (hierna: de woning). [gedaagde] woont daar samen met haar dochter.
2.2.
Op 19 juli 2024 heeft l’escaut een melding ontvangen van buren van [gedaagde] over een ratten- en muizenplaag.
2.3.
Op 22 juli 2024 hebben twee buitengewoon opsporingsambtenaren van de gemeente Vlissingen, tezamen met de politie en l’escaut, de woning van [gedaagde] bezocht. Zij troffen daar een ernstig vervuilde en met spullen overvolle woning aan. [gedaagde] en haar dochter zijn diezelfde dag nog naar Emergis, centrum voor geestelijke gezondheidszorg, vervoerd.
2.4.
De afdeling ongediertebestrijding van de gemeente Vlissingen heeft op 23 juli 2024 verklaard dat zij pas bestrijdingsmaatregelen kunnen nemen als de woning van [gedaagde] leeg en schoon is.
2.5.
Op 29 juli 2024 heeft l’escaut opnieuw een klacht ontvangen van buren van [gedaagde] over ongedierte op de zolder van hun woning. Traas ongediertebestrijding heeft geconstateerd dat er ratten en muizen op hun zolder zitten en geeft aan dat het ongedierte ook vanuit de woning van de buren moet worden aangepakt.
2.6.
De GGD heeft de woning van [gedaagde] op 7 augustus 2024 bezocht en heeft het volgende verklaard:
“Met de aanwezigheid van ratten en muizen binnenshuis bestaat er een zeer reële kans op overdracht van infectieziekten en daarmee is er een serieuze dreiging voor de gezondheid van bewoners en omwonenden.”
2.7.
[gedaagde] geeft geen toestemming om de woning te betreden en schoon te laten maken.

3.Het geschil

3.1.
L’escaut vordert in kort geding – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. l’escaut te machtigen om vanaf de dag na betekening van het vonnis alle benodigde schoonmaakwerkzaamheden en werkzaamheden ter bestrijding van de muizen- en rattenplaag in en om de woning, uit te voeren;
subsidiair
II. [gedaagde] te veroordelen om de hiervoor bedoelde werkzaamheden te gedogen en daaraan alle noodzakelijke medewerking te verlenen;
primair en subsidiair
III. [gedaagde] te veroordelen tot tijdelijke ontruiming van de woning tot aan de dag waarop alle onder I. bedoelde werkzaamheden zijn voltooid;
IV. dan wel een zodanige beslissing te nemen als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
V. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
L’escaut legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] dient de woning schoon te houden uit hoofde van haar huurdersverplichtingen. [gedaagde] is daarbij zelf aansprakelijk voor het verhelpen van ongedierte. Dit volgt uit de Bijlage bij het Besluit Kleine Herstellingen.
3.3.
Hoewel aannemelijk is dat de ratten- en muizenplaag het gevolg is van het woongedrag van [gedaagde], is l’escaut bereid om passende maatregelen te treffen om deze te bestrijden en haar te helpen met de schoonmaak van de woning. Aangezien [gedaagde] de benodigde werkzaamheden zelf niet uitvoert, vordert l’escaut, op grond van artikel 3:299 BW, een rechterlijke machtiging om deze werkzaamheden uit te voeren.
3.4.
[gedaagde] geeft daarnaast geen toestemming om de woning te betreden en schoon te laten maken. Daarom vordert l’escaut ook een tijdelijke ontruiming van de woning (artikel 558 Rv.).

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] is, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet ter zitting verschenen en heeft ook niet tijdig een schriftelijk antwoord ingediend of om uitstel verzocht, zodat tegen haar verstek is verleend.
4.2.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of l’escaut ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.
4.3.
L’escaut heeft voldoende spoedeisend belang bij de verzochte voorzieningen, nu zij als verhuurder een verantwoordelijkheid heeft om de situatie van gevaarzetting te beëindigen. Van l’escaut kan daarom niet worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel.
4.4.
[gedaagde] is niet in de procedure verschenen. Daardoor zijn de vorderingen toewijsbaar als die de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen. Uit het door l’escaut gestelde en de onderbouwing van haar stellingen blijkt de ernst van de situatie. De voorzieningenrechter overweegt dat niet aannemelijk is dat [gedaagde] de benodigde werkzaamheden zelf zal uitvoeren. De vorderingen van l’escaut komen de voorzieningenrechter dan ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. Ook is voldoende aannemelijk dat de vorderingen in een bodemprocedure zullen worden toegewezen. De vorderingen zullen bij wijze van voorziening in kort geding dan ook worden toegewezen.
4.5.
Ter zitting heeft l’escaut verklaard dat [gedaagde] in ieder geval nog tot en met 28 augustus 2024 bij Emergis zal verblijven. Het is niet bekend of zij daar na die datum nog zal verblijven. L’escaut heeft de voorzieningenrechter om die reden verzocht om spoedig uitspraak te doen zodat zij in de periode dat [gedaagde] elders verblijft, de benodigde werkzaamheden uit kan voeren. Op die manier hoeft [gedaagde] niet alsnog tijdelijk haar woning uit. Aan de andere kant heeft l’escaut ter zitting verklaard dat het lastig te beoordelen is hoe lang de werkzaamheden zullen duren omdat zij nog niet achter de spullen in de woning heeft kunnen kijken en dus niet weet wat zij daar eventueel nog zal aantreffen.
4.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van l’escaut worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
944,72

5.De beslissing

De kantonrechter als voorzieningenrechter:
5.1.
machtigt l’escaut om, vanaf de dag na betekening van dit vonnis, de woning aan [adres] te [plaats] schoon te maken en om de benodigde werkzaamheden ter bestrijding van de muizen- en rattenplaag in en om de woning uit te voeren;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om, vanaf de dag na betekening van dit vonnis, de woning tijdelijk, dat wil zeggen gedurende de periode dat l’escaut de werkzaamheden als hiervoor onder 5.1 genoemd uitvoert, te ontruimen zoals bedoeld in artikel 558 lid 2 Rv., zodat l’escaut in staat is die werkzaamheden in tijdelijke afwezigheid van [gedaagde] uit te voeren;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 944,72, te vermeerderen met de kosten van betekening, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.