ECLI:NL:RBZWB:2024:559

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
C/02/417471/JE RK 23-2279
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 februari 2024 een beschikking gegeven in het kader van de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder, die als belanghebbende is aangemerkt. De gecertificeerde instelling, Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot de meerderjarige leeftijd, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft in haar beoordeling de overgelegde stukken en het verzoekschrift meegenomen, en opgemerkt dat er concrete bedreigingen zijn in de ontwikkeling van [minderjarige].

De kinderrechter heeft eerder, bij beschikking van 15 februari 2023, de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 18 februari 2024. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, ondanks dat de GI geen behoefte had aan een mondelinge behandeling, er toch aanleiding is om deze alsnog te houden. Dit is gebaseerd op de noodzaak om de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen, gezien de stagnerende hulpverlening en de onduidelijkheid over de vervolgstappen naar zelfstandigheid.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd met ingang van 18 februari 2024 tot 18 maart 2024 en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tevens is bepaald dat de behandeling van het verzoek voor het overige aan een zitting zal worden gehouden, waarbij de GI en de moeder zijn opgeroepen. De kinderrechter heeft ook bepaald dat [minderjarige] per afzonderlijke brief zal worden opgeroepen voor een kindgesprek. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/417471 / JE RK 23-2279
Datum uitspraak: 2 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Eindhoven,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2006 in [geboorteplaats] ( [land] ),
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 21 december 2023.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
Bij beschikking van 18 februari 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 18 februari 2021 en tot 18 februari 2022.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 februari 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] laatstelijk verlengd tot 18 februari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot [minderjarige] de meerderjarige leeftijd heeft bereikt, te weten tot [geboortedag] 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De beoordeling

4.1.
Door de GI is bij het verzoekschrift aangegeven dat zij geen behoefte heeft aan een mondelinge behandeling. Door de moeder en [minderjarige] is niet gereageerd op de brief van van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg waarin is vermeld dat, wanneer de belanghebbenden dat wenselijk achten, het verzoek besproken kan worden tijdens een mondelinge behandeling.
4.2.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat er concrete bedreigingen zijn in de ontwikkeling van [minderjarige] zoals vermeld in het verzoekschrift. Gelet hierop is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de ondertoezichtstelling worden verlengd (artikel 1:260, eerste lid, BW) tot het moment waarop [minderjarige] de meerderjarige leeftijd heeft bereikt, te weten met ingang van 18 februari 2024 en tot [geboortedag] 2024.
4.3.
De kinderrechter vindt op grond van de overgelegde stukken een mondelinge behandeling alsnog nodig. Uit het verzoek en de onderliggende stukken komt naar voren dat [minderjarige] enerzijds op onderdelen een positieve ontwikkeling lijkt door te maken, zoals ten aanzien van haar schoolgang. Aan de andere kant lijkt de hulpverlening te stagneren en is het de kinderrechter onvoldoende duidelijk welke vervolgstappen zullen worden gezet op weg naar meer zelfstandige woonruimte en de vraag op welke wijze [minderjarige] verder zal worden ondersteund op weg naar haar volwassenheid.
4.4.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarige noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 18 februari 2024 en tot 18 maart 2024;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot de zitting van
[datum]bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg;
5.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor die zitting voor de GI en de moeder;
5.5.
bepaalt dat [minderjarige] per afzonderlijke brief zal worden opgeroepen voor een kindgesprek.
Deze beschikking is gegeven door mr. Duinhof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2024, in aanwezigheid van Simonis als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.