ECLI:NL:RBZWB:2024:5610

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/424640 / JE RK 24-1308
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 6 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 8 juli 2024 een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de andere ouder zonder gezag, te weten [de vader], voor de duur van zes maanden. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 6 augustus 2024 gehouden, waarbij de vader en zijn advocaat, de advocaat van de moeder, en vertegenwoordigers van de Raad en de GI aanwezig waren. De moeder is niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds 13 april 2024 bij de vader woont en dat er zorgen zijn over haar ontwikkeling, waaronder schoolverzuim en mogelijk middelengebruik. De Raad heeft aangegeven dat de ouders niet in staat zijn om zelfstandig de zorgen weg te nemen, wat een gedwongen kader en intensieve hulpverlening noodzakelijk maakt. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling toegewezen voor de duur van twaalf maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader voor zes maanden, met de opdracht aan de GI om de situatie van [minderjarige] te monitoren en passende hulpverlening in te zetten.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen onmiddellijk kunnen ingaan, ondanks een eventueel hoger beroep. De kinderrechter heeft ook de hoop uitgesproken dat de moeder alsnog betrokken wil blijven in het leven van [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/424640 / JE RK 24-1308
Datum uitspraak: 6 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Raad.
betreffende
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. N. Wouters te Middelburg.
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. I.H.T.J. Anthonise-Gieling te Goes.
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 8 juli 2024, ontvangen op 8 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
Ondanks behoorlijk te zijn opgeroepen, is de moeder niet verschenen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1
De vader heeft [minderjarige] erkend.
2.2
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 februari 2013 zijn de ouders gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige] .
2.3
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 maart 2016 is de moeder belast met het eenhoofdig gezag.
2.4
[minderjarige] verblijft sinds 13 april 2024 bij de vader en staat met ingang van 20 juni 2024 volgens de Basisregistratie Personen ook ingeschreven op het woonadres van de vader.

3.Het verzoek

3.1
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder zonder gezag, te weten [de vader] , voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft de verzoeken en verwijst voor de onderbouwing daarvan naar het Raadsrapport. Uit het Raadsrapport blijkt dat [minderjarige] al veel ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt. Zo heeft [minderjarige] een lange tijd bij haar (stief)grootouders gewoond en kreeg zij op twaalfjarige leeftijd te horen dat haar stiefvader niet haar biologische vader is. Momenteel woont [minderjarige] bij haar biologische vader en heeft zij geen contact meer met haar moeder en haar (stief)grootouders. De moeder en (stief)grootouders hebben aangegeven dat zij de zorg voor [minderjarige] niet langer willen en kunnen dragen. De moeder trekt haar handen volledig van [minderjarige] af. Daarnaast maakt de Raad zich zorgen over het toenemende schoolverzuim van [minderjarige] , het mogelijke middelengebruik en het aangaan van wisselende seksuele contacten. Ook zijn er zorgen over de opvoedsituatie bij de vader, nu de vader een lange tijd niet betrokken is geweest in het leven van [minderjarige] en de vader ook niet of nauwelijks contact heeft met de moeder en de (stief)grootouders. Gelet op die zorgen en het ontbreken van het zicht op hoe het echt met [minderjarige] gaat, maakt dat de Raad zich ernstige zorgen maakt over de ontwikkeling van [minderjarige] . Van belang is dat er zicht komt op [minderjarige] en dat er passende hulpverlening wordt ingezet. Tijdens de mondelinge behandeling vult de Raad aan dat het de ouders niet lukt om zelfstandig de eerdergenoemde zorgen weg te nemen. Dit maakt dat een gedwongen kader en intensieve hulpverlening noodzakelijk is. De Raad vindt het belangrijk dat MST wordt ingezet. Samen met de Viersprong kan de GI onderzoeken of de reguliere MST of MST-PSB het meest passend is voor [minderjarige] . Tot slot benoemt de Raad dat hij het schrijnend vindt dat de moeder ervoor lijkt te kiezen om niet langer betrokken te zijn in het leven van [minderjarige] . Dit mede gelet op hetgeen de advocaat van de moeder tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht, waaronder dat de moeder geen gezag meer over [minderjarige] wil. De Raad hoopt dat het de GI lukt om in contact te komen met de moeder, zodat zij een rol kan blijven spelen in het leven van [minderjarige] . De handelingen en reacties van de moeder en (stief)grootouders zijn een verlieservaring voor [minderjarige] , hetgeen de Raad betreurt.
4.2.
Namens de vader is door de advocaat aangegeven dat de vader geen verweer voert tegen de verzoeken. De vader heeft kennis genomen van het Raadsrapport en erkent dat er zorgen zijn. De vader is bereid om mee te werken aan de hulpverlening.
Zelf heeft de vader nog aangevuld dat de hulpverlening moeizaam verloopt, omdat meerdere malen verschillende hulpverleners zijn uitgevallen. De vader benadrukt dat hij het belangrijk vindt dat de hulpverlening tot stand komt. MST-PSB vindt de vader echter niet passend, nu er volgens de vader geen sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag door [minderjarige] . De naaktfoto’s van [minderjarige] die zouden zijn gevonden op de iPad van de (stief)grootmoeder zijn oude foto’s die blijven terugkomen. Daar is nu geen sprake meer van. De vader controleert de telefoon van [minderjarige] en heeft daardoor zicht op haar social media gebruik. Als blijkt dat hiervoor toch hulpverlening moet worden ingeschakeld, is de vader alsnog bereid om mee te werken. Verder geeft de vader aan dat [minderjarige] bij hem staat ingeschreven op zijn woonadres en dat de meeste praktische zaken, zoals verzekeringen en een huisarts voor [minderjarige] zijn geregeld. Ook is de school ervan op de hoogte dat [minderjarige] bij de vader woont en is vader door de school toegevoegd aan het ouderportaal. [minderjarige] doet het volgens de vader erg goed thuis. De vader ziet dan ook het tegenovergestelde van hetgeen de moeder bij de Raad heeft aangegeven. [minderjarige] helpt namelijk mee in het huishouden en houdt zich aan de gemaakte afspraken.
4.3.
Namens de moeder heeft de advocaat aangegeven dat de moeder instemt met de ondertoezichtstelling, maar dat zij verweer voert tegen de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader. De advocaat verzoekt primair om het verzoek machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen en subsidiair om de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode te verlenen om te bezien of de hulpverlening bij de vader van de grond komt, hoewel de advocaat zelf ook al aangeeft dat de verzochte termijn van zes maanden al relatief kort is. De moeder maakt zich al lange tijd zorgen om [minderjarige] . [minderjarige] is in het verleden op vrijwillige basis bij haar (stief)grootouders gaan wonen. Dit omdat de andere kinderen in het gezin van de moeder leden onder het gedrag van [minderjarige] . De (stief)grootouders accepteerden hulpverlening, maar dit was onvoldoende om de zorgen weg te nemen. Ook nu [minderjarige] bij haar vader woont zijn de zorgen niet weggenomen. Niet alleen de moeder maar ook de (stief)grootouders en de school zien een achteruitgang sinds [minderjarige] bij haar vader woont. De vader heeft geen opvoedervaring en [minderjarige] is een kind met ernstige problematiek. Ook wordt de hulpverlening door de vader steeds meer buiten spel gezet. Verder heeft de moeder er geen vertrouwen in dat MST-PSB helpend gaat zijn. Om die redenen is de moeder van mening dat een gesloten plaatsing voor [minderjarige] noodzakelijk is. De moeder wil dat [minderjarige] een gespecialiseerde behandeling op een groep krijgt en hoopt dat zij in de toekomst begeleid zelfstandig kan wonen. Tot slot benoemt de advocaat dat de moeder geen contact meer met [minderjarige] wil, omdat zij ruimte wil maken voor de andere twee kinderen in het gezin. Ook wil de moeder geen gezag meer over [minderjarige] op het moment dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader wordt toegewezen.
4.4.
De GI geeft aan dat er op dit moment nog geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar is. Op welk termijn dit gaat gebeuren is ook nog onduidelijk. Wel is de GI van mening dat het een schrijnende situatie betreft, waardoor er niet te lang gewacht moet worden voordat er een vaste jeugdbeschermer aan het gezin wordt gekoppeld.
4.5.
Door [minderjarige] is tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat het goed met haar gaat. [minderjarige] woont momenteel bij haar vader en dat gaat goed. De zorgen die staan beschreven in het Raadsrapport en die de kinderrechter met haar heeft besproken, herkent zij niet. Zij geeft aan dat haar vader haar telefoon controleert en dat zij geen naaktfoto’s verstuurt. Eerder heeft zij dit wel gedaan, maar dat is volgens haar nu niet meer aan de orde. Bovendien valt [minderjarige] op vrouwen. Verder vertelt [minderjarige] dat zij ook geen verdovende middelen gebruikt. Op school gaat het minder goed. [minderjarige] is dit jaar blijven zitten, mede vanwege het schoolverzuim maar ook omdat zij de lesstof lastig vindt. [minderjarige] is voornemens om haar best te gaan doen voor school, omdat zij graag op deze school wil blijven. Verder heeft [minderjarige] aangegeven dat zij geen contact heeft met haar moeder en (stief)grootouders. Haar moeder heeft haar geblokkeerd, wat [minderjarige] erg lastig vindt. Zij heeft nu namelijk ook geen contact met haar broertje en zusje en dit is iets wat [minderjarige] wel graag zou willen. Ook begrijpt [minderjarige] niet waarom haar moeder een gesloten plaatsing voor haar nodig vindt. Met (stief)grootmoeder wil [minderjarige] geen contact vanwege de vele ruzies in het verleden. Met wie [minderjarige] wel goed kan praten is haar [tante] . [minderjarige] zou graag meewerken aan de hulpverlening en vindt een machtiging tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing dan ook oké. Zij wil graag bij haar vader blijven wonen en wil dit tot een succes maken.

5.De beoordeling

Vader als belanghebbende
5.1.
De kinderrechter merkt allereerst op dat zij de vader als belanghebbende aanmerkt in deze procedure, ook al heeft hij geen gezag. Dit gelet op het feit dat de verzochte ondertoezichtstelling mede is gericht op de opvoedsituatie bij de vader, [minderjarige] al sinds enige tijd bij hem woont en in dit verband tevens een machtiging uithuisplaatsing bij de vader is verzocht. De verzochte maatregelen raken de rechten en verplichtingen van de vader dan ook rechtstreeks in zijn belangen.
Ondertoezichtstelling
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
De kinderrechter zal het verzoek toewijzen en [minderjarige] onder toezicht van de GI stellen voor de duur van twaalf maanden, te weten met ingang van 6 augustus 2024 en tot 6 augustus 2025. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.4.
De kinderrechter overweegt dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Zij stelt vast dat het onduidelijk is wat er precies in het leven van [minderjarige] speelt en welke concrete zorgen er zijn, mede gelet op het feit dat het Raadsrapport veel tegenstrijdige uitspraken over die zorgen bevat. Duidelijk is wel dat [minderjarige] al veel verschillende ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt. Zo is [minderjarige] op jonge leeftijd meerdere keren verhuisd en is zij een langere tijd opgevoed door haar (stief)grootouders. Ook weet [minderjarige] pas sinds twee jaar dat haar stiefvader niet haar biologische vader is. Momenteel woont [minderjarige] bij haar biologische vader en heeft zij geen contact meer met haar moeder en (stief)grootouders. De kinderrechter vindt de wijze waarop de moeder zich opstelt zeer zorgelijk, namelijk dat de moeder geen contact meer met [minderjarige] wil en dat zij haar handen van [minderjarige] lijkt te hebben afgetrokken. Ook tussen de ouders is er sprake van een verstoorde relatie. Zij hebben geen contact en wantrouwen elkaar. Daarnaast maakt de kinderrechter zich zorgen over de opvoedsituatie bij de vader, nu hij een lange tijd niet betrokken is geweest in het leven van [minderjarige] . Ook de school heeft zorgen geuit over de huidige woonsituatie van [minderjarige] bij de vader. Tot slot maakt de kinderrechter zich zorgen over het toenemende schoolverzuim van [minderjarige] , het mogelijke gebruik van verdovende middelen en de wisselende seksuele contacten die [minderjarige] mogelijk aangaat.
5.5.
Verder is de kinderrechter van oordeel dat de ouders (de vader) weliswaar bereid zijn om de hulpverlening te accepteren, maar dat zij hiervan nog onvoldoende hebben kunnen profiteren en daarmee niet in staat zijn om zelfstandig de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen. Dit maakt een regievoerder in het gedwongen kader noodzakelijk.
5.6.
De kinderrechter sluit zich aan bij de opgestelde doelen in het Raadsrapport en geeft aan de GI de opdracht mee om de volgende doelen voor ogen te houden:
- [minderjarige] groeit op in een fysiek en emotioneel veilige opvoedingsomgeving, waarbij zij wordt gestimuleerd in haar ontwikkeling en er duidelijkheid, voorspelbaarheid, stabiliteit, rust en regelmaat wordt geboden maar ook steun, troost en affectie aanwezig is;
- Er bestaat zicht op de mogelijke (kindeigen)problematiek van [minderjarige] ;
- [minderjarige] ontwikkelt zich sociaal emotioneel, gedragsmatig, seksueel en
cognitief zoveel mogelijk leeftijdsadequaat;
- [minderjarige] heeft onbelast contact met voor haar belangrijke volwassenen;
- Het perspectief qua wonen en contact met (andere) belangrijke volwassenen is helder voor in eerste plaats [minderjarige] alsmede ook voor haar omgeving.
5.7.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat er de komende periode aan de bovenstaande doelen wordt gewerkt om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen. Nu er nog veel stappen moeten worden gezet, zal de kinderrechter het verzoek toewijzen voor de volledige duur zoals verzocht. De kinderrechter geeft daarbij opdracht aan de GI om regie te voeren in het proces en de belangen van [minderjarige] te bewaken. Daarnaast vindt de kinderrechter het belangrijk dat duidelijk wordt welke concrete zorgen er zijn en dat er zicht komt op de opvoedsituatie van [minderjarige] bij de vader. Ook moet worden gekeken welke hulpverlening passend en noodzakelijk voor [minderjarige] is. MST lijkt hierin een grote rol te kunnen spelen. Het is aan de GI om te bezien of reguliere MST of MST-PSB het meest passend voor [minderjarige] is. De kinderrechter vindt het belangrijk dat de vader in deze beslissing door de GI wordt meegenomen. Ook verwacht de kinderrechter van de GI dat zij onderzoekt of een vertrouwenspersoon helpend voor [minderjarige] kan zijn. Daarnaast vindt de kinderrechter het belangrijk dat de GI contact probeert te leggen met de moeder om ook haar mee te nemen in het proces. De kinderrechter hoopt dat de moeder – in het belang van [minderjarige] – alsnog betrokken wil blijven bij [minderjarige] en het gehele proces. Van de vader verwacht de kinderrechter dat hij met de GI en hulpverlening zal samenwerken en ook [minderjarige] zal motiveren om hieraan mee te werken.
Machtiging tot uithuisplaatsing
5.8.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.9.
De kinderrechter zal het verzoek toewijzen en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder zonder gezag, te weten [de vader] verlenen voor de duur van zes maanden met ingang van 6 augustus 2024 en tot 6 februari 2025. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.10.
De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige] eerder op vrijwillige basis bij haar (stief)grootouders heeft gewoond. Dit omdat de andere kinderen in het gezin volgens de moeder leden onder het gedrag van [minderjarige] . Sinds april 2024 verblijft [minderjarige] bij haar vader. De (stief)grootouders willen niet meer dat [minderjarige] terugkomt, omdat zij niet de hulp kunnen bieden die [minderjarige] nodig heeft. De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige] dan ook niet kan terugkeren naar de (stief)grootouders. Nu de moeder haar handen van [minderjarige] lijkt te hebben afgetrokken, is het ook geen optie voor [minderjarige] om bij de moeder te wonen. De kinderrechter stelt vast dat het verblijf van [minderjarige] bij de vader voor nu het meest wenselijk is. Het primaire belang van [minderjarige] is op dit moment gelegen in rust en stabiliteit en dat lijkt zij bij de vader te hebben. Een gesloten plaatsing, zoals de moeder wil, is naar het oordeel van de kinderrechter niet passend en niet in het belang van [minderjarige] . Om de juridische situatie voor nu aan te laten sluiten op de feitelijke situatie is het noodzakelijk om in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader te verlenen.
5.11.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat gedurende de uithuisplaatsing door middel van de inzet van MST(-PSB) en een onderzoek naar de opvoedomgeving bij de vader wordt bezien of de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader een blijvende, gewenste situatie is. De termijn van zes maanden vindt de kinderrechter hierbij passend, omdat het hulpverleningstraject, te weten MST of MST-PSB, ongeveer negen maanden duurt.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.12.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.13.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 6 augustus 2024 en tot 6 augustus 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder zonder gezag, te weten [de vader] met ingang van 6 augustus 2024 en tot 6 februari 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2024 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 14 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.