ECLI:NL:RBZWB:2024:5611

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/424728 / JE RK 24-1330
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 6 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2014. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming Brabant, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De kinderrechter heeft de ouders van de minderjarige, die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, als belanghebbenden aangemerkt. De procedure is gestart op verzoek van de GI, die de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden wilde verlengen. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 augustus 2024 hebben de ouders aangegeven dat zij instemmen met een kortere verlenging van vier maanden, in het belang van de minderjarige.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 12 april 2021 onder toezicht staat en dat er in de afgelopen jaren verschillende verlengingen van de ondertoezichtstelling hebben plaatsgevonden. De kinderrechter heeft de ouders geprezen voor hun samenwerking en de gemaakte afspraken in het aanvullend ouderschapsplan. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van vier maanden, met ingang van 12 augustus 2024 en tot 12 december 2024. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI tot een langere verlenging afgewezen, maar benadrukt het belang van de individuele hulpverlening voor de minderjarige en de noodzaak om de situatie goed te monitoren.

De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de GI een verzoek tot wijziging van de zorgregeling moet indienen en dat de ouders moeten blijven samenwerken met de GI en de hulpverlening. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders hebben de mogelijkheid om het aanvullend ouderschapsplan te laten bekrachtigen, maar dit kan niet binnen deze procedure worden gedaan. De beschikking is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 14 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/424728 / JE RK 24-1330
Datum uitspraak: 6 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder 1],
hierna te noemen: [moeder 1] ,
wonende in [woonplaats 1] .
[moeder 2],
hierna te noemen: [moeder 2] ,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 11 juli 2024, ontvangen op 11 juli 2024;
  • de brief van de ouders gericht aan de kinderrechter met als bijlage het aanvullend ouderschapsplan van 12 juli 2024, ontvangen op 31 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [moeder 1] ;
  • [moeder 2] ;
- een vertegenwoordigster van de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij [moeder 1] .
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 12 april 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 12 april 2021 en tot 12 januari 2022. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 30 december 2021 is het resterende deel van het verzoek toegewezen en is [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 12 januari 2022 en tot 12 april 2022.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 21 maart 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 12 april 2022 en tot 12 april 2023.
2.6
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 14 maart 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 12 april 2023 en tot 12 oktober 2023.
2.7
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 6 oktober 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 12 oktober 2023 en tot 9 november 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.8
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 7 november 2023 is het resterende deel van het verzoek toegewezen en is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 9 november 2023 en tot 12 augustus 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek, maar kan zich ook vinden in het standpunt van de ouders om de ondertoezichtstelling voor de duur van vier maanden te verlengen. De GI heeft toegelicht dat in juli 2022 het hulpverleningstraject [traject] (hierna: [traject] ) is gestart met als doel om (onbelast) contact te creëren tussen [minderjarige] en haar beide ouders. Ondanks dit intensieve hulpverleningstraject is de omgang tussen [moeder 2] en [minderjarige] in december 2023 stopgezet. Tijdens het evaluatiemoment bij [traject] in april 2024 is besloten dat het niet in het belang van [minderjarige] is om het omgangstraject voort te zetten. [minderjarige] heeft namelijk behoefte aan rust en het is belangrijk dat [minderjarige] de komende periode gaat starten met individuele hulpverlening voor het verwerken van de traumatische gebeurtenissen. Een (korte) verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig om de individuele hulpverlening voor [minderjarige] op te starten en om deze in de eerste fase te monitoren. De GI geeft aan dat dit binnen vier maanden kan worden gerealiseerd, aangezien [minderjarige] in oktober 2024 kan starten met de individuele hulpverlening. Binnen deze vier maanden zullen er ook stappen worden gezet om de hulpverlening over te dragen naar het vrijwillig kader en om de situatie met elkaar te borgen. Tot slot complimenteert de GI de ouders dat zij onderling samenwerken en tot afspraken zijn gekomen. Dit is een grote vooruitgang in vergelijking met eerder en zeker ook in het belang van [minderjarige] .
4.2.
Door [moeder 1] en [moeder 2] is aangegeven dat zij begrijpen dat (een korte verlenging van) de ondertoezichtstelling nog noodzakelijk is om de individuele hulpverlening voor [minderjarige] op te starten en deze in de beginfase te monitoren en daarom stemmen de ouders in met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Wel verzoeken zij om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van vier maanden in plaats van zes maanden. Dit gelet op dat de ouders goede afspraken hebben gemaakt voor wat betreft de omgang tussen [minderjarige] en [moeder 2] en zodat zij in 2025 met een frisse start kunnen beginnen. De ouders lichten toe dat [minderjarige] is aangemeld bij [praktijk] en dat zij daar in oktober 2024 zal starten met speltherapie om alles wat zij afgelopen jaren heeft meegemaakt een plekje te gaan geven op een voor haar passende manier. Zoals ook in de brief van de ouders van 31 juli 2024 is aangegeven, is de omgang tussen [minderjarige] en [moeder 2] – in overleg met de ouders en de therapeuten van [traject] – sinds december 2023 gestopt. [minderjarige] bleef aangeven dat zij niet naar de omgangsmomenten wilde gaan en hierop is beslist dat het voor [minderjarige] beter is dat zij nu rust krijgt. Zowel [moeder 2] als [moeder 1] staan achter deze beslissing en stellen dat deze beslissing in het belang van [minderjarige] is. Hoewel [moeder 2] momenteel geen contact heeft met [minderjarige] wordt zij wel betrokken bij de gesprekken met de hulpverlening. Ook hebben de ouders met elkaar afgesproken dat [minderjarige] altijd contact met [moeder 2] kan opnemen als [minderjarige] dat wil. Door de inzet van [traject] zijn er veel stappen in de goede richting gezet en is er een betere samenwerking ontstaan tussen de ouders. Zo zijn er onderling nieuwe afspraken gemaakt en zijn deze afspraken vastgelegd in een aanvullend ouderschapsplan, waarvan de ouders in de brief van 31 juli 2024 hebben verzocht om deze door de kinderrechter te laten bekrachtigen. De ouders zijn vastberaden om de samenwerking met elkaar, en de hulpverlening, voort te zetten en te blijven handelen in het belang van [minderjarige] . Ook als er geen ondertoezichtstelling meer is.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het BW kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor het verlengen van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . De kinderrechter zal het verzoek toewijzen voor de duur van vier maanden, te weten met ingang van 12 augustus 2024 en tot 12 december 2024. Het resterende deel van het verzoek zal de kinderrechter afwijzen. Zij legt dit hierna uit.
5.3.
De kinderrechter stelt voorop dat zij het positief vindt om te horen dat de ouders stappen in de goede richting hebben gezet. De kinderrechter complimenteert beide ouders dat zij onderling tot afspraken zijn gekomen en dat beide ouders het belang van [minderjarige] voorop stellen. Het aanvullend ouderschapsplan laat ook zien dat ouders in de samenwerkingsstand zitten. Hoewel de afgelopen jaren is ingezet op het verbeteren van het contact tussen [minderjarige] en [moeder 2] is dit, ondanks de inzet van intensieve hulpverlening, tot op heden nog niet gelukt. De kinderrechter vindt dit jammer en blijft dit zorgelijk vinden, maar vindt het ook knap dat de ouders het er over eens zijn dat het in het belang van [minderjarige] is dat [moeder 2] en [minderjarige] op dit moment geen contact met elkaar hebben. De kinderrechter stelt ook vast dat de GI achter die beslissing staat. Voor nu vindt de kinderrechter het vooral van belang dat de individuele hulpverlening voor [minderjarige] zo snel mogelijk wordt opgestart. De kinderrechter hoopt dat [minderjarige] hierdoor de ruimte krijgt die zij nodig heeft om zichzelf te zijn en dat zij – op termijn en zonder druk – ook de ruimte voelt om contact met [moeder 2] op te nemen als zij dat wil. Van [moeder 1] verwacht de kinderrechter dat zij [minderjarige] zal steunen en motiveren op het moment dat zij aangeeft dat zij contact met [moeder 2] wil, zoals dat ook is afgesproken in het aanvullend ouderschapsplan. Om de ondertoezichtstelling zorgvuldig te kunnen afsluiten, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling voor een korte periode verlengen, namelijk tot 12 december 2024 en het resterende deel van het verzoek afwijzen. Van de GI verwacht de kinderrechter dat zij een verzoek tot het wijzigen van de zorgregeling bij de rechtbank zal indienen om vast te leggen dat er op dit moment geen contact tussen [moeder 2] en [minderjarige] is en dat de GI met de ouders een borgingsplan zal opstellen voor de momenten dat het in de toekomst mogelijk minder goed gaat tussen de ouders. Ook gaat de kinderrechter er vanuit dat de GI tijdig, uiterlijk twee maanden voor het aflopen van de ondertoezichtstelling, de Raad op de hoogte stelt van het voornemen om de ondertoezichtstelling niet te verlengen zodat er tijdig een toetsing door de Raad kan plaatsvinden. Tot slot verwacht de kinderrechter van de ouders dat zij blijven samenwerken met de GI, de hulpverlening en met elkaar en dat zij het belang van [minderjarige] voorop blijven stellen. Ook als er geen ondertoezichtstelling meer is.
5.4.
Ten slotte merkt de kinderrechter op dat door de ouders bij brief van 31 juli 2024 is verzocht om het aanvullend ouderschapsplan te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling is hierover met elkaar gesproken. De kinderrechter heeft toegelicht dat het verzoek van de ouders om het aanvullend ouderschapsplan te bekrachtigen op dit moment in deze procedure niet mogelijk is en heeft uitgelegd wat de ouders kunnen doen als zij het ouderschapsplan alsnog willen laten bekrachtigen. De gemaakte afspraken binden de ouders onderling wel.
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
5.6.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 12 augustus 2024 en tot 12 december 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2024 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 14 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.