Op 6 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2014. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming Brabant, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De kinderrechter heeft de ouders van de minderjarige, die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, als belanghebbenden aangemerkt. De procedure is gestart op verzoek van de GI, die de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden wilde verlengen. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 augustus 2024 hebben de ouders aangegeven dat zij instemmen met een kortere verlenging van vier maanden, in het belang van de minderjarige.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 12 april 2021 onder toezicht staat en dat er in de afgelopen jaren verschillende verlengingen van de ondertoezichtstelling hebben plaatsgevonden. De kinderrechter heeft de ouders geprezen voor hun samenwerking en de gemaakte afspraken in het aanvullend ouderschapsplan. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van vier maanden, met ingang van 12 augustus 2024 en tot 12 december 2024. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI tot een langere verlenging afgewezen, maar benadrukt het belang van de individuele hulpverlening voor de minderjarige en de noodzaak om de situatie goed te monitoren.
De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de GI een verzoek tot wijziging van de zorgregeling moet indienen en dat de ouders moeten blijven samenwerken met de GI en de hulpverlening. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders hebben de mogelijkheid om het aanvullend ouderschapsplan te laten bekrachtigen, maar dit kan niet binnen deze procedure worden gedaan. De beschikking is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 14 augustus 2024.