ECLI:NL:RBZWB:2024:5639

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
21/2972
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de onroerendezaakbelasting

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 16 augustus 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] in [plaats], vastgesteld op € 162.000 per 1 januari 2020. Deze waardevaststelling leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2021. De belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, nadat de belanghebbende had verzocht om dit te doen. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waaronder dat de woning een rijwoning is met bouwjaar 1974. De heffingsambtenaar had een taxatie uitgevoerd die een waarde van € 170.000 aangaf, maar de rechtbank oordeelt dat de beschikking van € 162.000 niet te hoog is. De rechtbank legt uit dat de waarde van de woning moet worden bepaald op basis van vergelijkingsobjecten die voldoende vergelijkbaar zijn met de woning.

De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De vergelijkingsobjecten zijn van hetzelfde woningtype en in dezelfde straat gelegen. De stelling van de belanghebbende dat zijn woning in slechtere staat van onderhoud verkeert, wordt verworpen, omdat hij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot een inpandige opname en zijn stelling niet met bewijs heeft onderbouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21 /2972

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [naam] ),
en

de heffingsambtenaar van SaBeWa, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 6 juli 2021.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak [adres 1] ( [postcode] ) [plaats] op 1 januari 2020 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 162.000 (de beschikking). Met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Tholen over het jaar 2021 opgelegd (de aanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft de rechtbank verzocht om de zaak zonder zitting te af te doen. De rechtbank heeft vervolgens aan de heffingsambtenaar laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of hij het daarmee eens is. De heffingsambtenaar heeft daarop toestemming verleend om de zaak zonder zitting af te doen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van de woning. De woning is een rijwoning met bouwjaar 1974.
2.1.
In opdracht van de heffingsambtenaar is een taxatie van de woning uitgevoerd. Uit de taxatie volgt een waarde van de woning van € 170.000. De taxateur heeft gepoogd een inpandige opname uit te voeren. Het taxatierapport vermeldt daarover onder meer het volgende:

“O. NADERE MEDEDELINGEN

Belanghebbende en gemachtigde zijn per brief d.d. 9 september 2021 geïnformeerd dat er voor donderdag 23 september 2021 een inpandige opname stond ingepland. Ondergetekende is op 23 september 2021 conform de verzonden brief ter plaatse geweest bij belanghebbende, echter stond ondergetekende voor een gesloten deur. De belanghebpbende en/of gemachtigde heeft zich vooraf niet afgemeld voor de inpandige opname. Ondertekende heeft een briefje achtergelaten dat hij ter plaatse is geweest, dit is bijgesloten evenals de verzonden brieven d.d. 9 september 2021.”

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de beschikking niet te hoog is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is de beschikking niet te hoog. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

5. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding". [1]
5.1.
De waarde van een woning wordt bepaald door middel van de vergelijkingsmethode. Dit houdt in dat de waarde van de woning wordt vastgesteld aan de hand van een vergelijking met de verkoopopbrengst van woningen die rondom de waardepeildatum zijn verkocht en voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. De vergelijkingsobjecten hoeven dus niet identiek te zijn aan de woning. Wel moet de heffingsambtenaar inzichtelijk maken op welke manier hij met de onderlinge verschillen rekening heeft gehouden.
5.2.
De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de WOZ-waarde niet te hoog heeft vastgesteld. Hij heeft daartoe een taxatierapport overgelegd waaruit een waarde van de woning volgt van € 170.000. De gehanteerde vergelijkingsobjecten zijn gelegen aan de [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] en [adres 4] , in dezelfde straat als de woning. De vergelijkingsobjecten zijn qua primaire objectkenmerken (vrijwel) identiek aan de woning.
Belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de onderlinge verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning, omdat de woning in een slechtere staat van onderhoud verkeert ten opzichte van de vergelijkingsobjecten.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat de beschikte waarde niet te hoog is. Zij overweegt dat uit het taxatierapport een waarde van de woning van € 170.000 volgt, terwijl de beschikte waarde € 162.000 is. De objecten waarmee de taxateur de woning vergelijkt zijn ook zeer goed vergelijkbaar, aangezien zij van hetzelfde woningtype zijn, gelegen zijn in dezelfde straat en in dezelfde periode zijn gebouwd.
De stelling van belanghebbende dat de woning in een mindere staat van onderhoud verkeert ten opzichte van de vergelijkingsobjecten verwerpt de rechtbank. Belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de uitnodiging van de taxateur tot het verrichten van een inpandige opname. Hij heeft zijn stelling evenmin met foto’s of anderszins onderbouwd. Daarom kan niet gezegd worden dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de onderlinge verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten.
5.4.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank het beroep ongegrond zal verklaren.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A.J.M. Wouters, griffier, op 16 augustus 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, blz. 44.