ECLI:NL:RBZWB:2024:564

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
02-086383-23 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schattingsprocedure wederrechtelijk verkregen voordeel in ontnemingszaak cocaïne-invoer

Op 1 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen [betrokkene], die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van de invoer van 57 kilogram cocaïne en voorbereidingshandelingen voor de invoer van 40 kilogram cocaïne. De officier van justitie vorderde de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel tot een bedrag van € 702.240,-, maar dit bedrag werd later aangepast naar € 349.240,-. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld aan de hand van de ontnemingsrapportage en de bewijsstukken die in de eerdere strafzaak zijn gepresenteerd.

De rechtbank concludeert dat [betrokkene] wederrechtelijk voordeel heeft behaald uit de invoer van cocaïne en dat de kosten die hij heeft gemaakt voor de pin release, chauffeur en andere uitgaven niet zijn aangetoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de partij van 57 kilo cocaïne en de voorbereidingshandelingen voor de 40 kilo cocaïne in totaal € 349.240,- bedraagt. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de bewijsstukken en de verklaringen van de betrokken partijen.

De rechtbank legt [betrokkene] de verplichting op tot betaling van dit bedrag aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft tevens de duur van de gijzeling vastgesteld bij niet-betaling van het ontnemingsbedrag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-086383-23
vonnis van de rechtbank d.d. 1 februari 2024
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1982 te [plaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. M.E. Broekert, advocaat te Breda

1.De procedure

[betrokkene] (hierna telkens: [betrokkene] ) is op 1 februari 2024 door de meervoudige kamer veroordeeld voor het medeplegen van de invoer in Nederland van 57 kilogram cocaïne en het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer in Nederland van 40 kilogram cocaïne tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officier van justitie heeft aanvankelijk de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd tot een bedrag van € 702.240,-.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 21 december 2023 en 18 januari 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De officier van justitie heeft daarbij haar vordering aangepast.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat [betrokkene] de door hem aangeschafte harddrugs heeft aangekocht met eerder verdiend crimineel vermogen en dat dit daarom een uitgave is die eerder behaald wederrechtelijk verkregen voordeel representeert. Hetzelfde geldt voor de door [betrokkene] gemaakte kosten voor beide feiten. Uit de chats blijkt namelijk dat [betrokkene] zich reeds voor de invoer van de 57 kilogram cocaïne bezighield met de handel in verdovende middelen. [betrokkene] zegt in chats zelf dat hij eerder heeft gewerkt met het systeem van pin-release en hij is op de hoogte van wat de kosten zijn van de verschillende facetten van de invoer.
De officier van justitie heeft voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel het rapport op pagina 180 van het eind-proces-verbaal als uitgangspunt genomen. Daarbij heeft de officier van justitie met betrekking tot feit 1
nietmeegenomen een bedrag van € 300.000,- als kosten voor de pin release, omdat niet blijkt uit het dossier dat dergelijke kosten ook bij de onderhavige feiten zijn gemaakt. Ook heeft zij
nietmeegenomen de in het rapport genoemde kosten van € 75.000,- voor een chauffeur, omdat uit het dossier blijkt dat [betrokkene] de harddrugs zelf heeft vervoerd.
Met betrekking tot de 4 kilogram cocaïne die onderdeel was van de 57 kilogram en die [betrokkene] voor zichzelf heeft gekocht, brengt de officier van justitie niet het inkoopbedrag van € 22.000,- in mindering op het voordeel, omdat dit bedrag als voorfinanciering ook is betaald met eerder verdiend crimineel vermogen en daarom niet als kosten moet worden afgetrokken.
De officier van justitie is op grond van deze berekening van mening dat [betrokkene] een voordeel heeft behaald ter hoogte van € 349.240,-.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging is primair van mening dat uit het dossier onvoldoende volgt welke feiten worden bedoeld met de andere soortgelijke feiten waaruit het wederrechtelijk verkregen voordeel zou zijn verkregen. Voorts betwist de verdediging dat de kosten zijn gemaakt voor de pin release, de chauffeur en garage omdat het erop lijkt dat er een hele andere deal tot stand is gekomen en dat de werkwijze van pin release niet is gevolgd. Ook voor de kosten voor een “loca” en “oog” geldt volgens de verdediging dat uit de gesprekken niet blijkt dat deze kosten feitelijk zijn gemaakt en betaald. Deze kosten worden wel op enig moment genoemd, maar daarmee staan ze volgens de verdediging nog niet vast.
Daarnaast is de verdediging van mening dat het niet logisch is dat [betrokkene] de gehele voorfinanciering voor de 57 kilogram op zich zou nemen als hij zelf maar 4 kilogram zou gaan afnemen. Dit sterkt de verdediging in de conclusie dat de gehele voorfinanciering nooit heeft plaatsgevonden en de verdediging betwist dat de gebruiker van Sky-ID [account 1] / [betrokkene] de kosten van voorfinanciering heeft gemaakt.
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient volgens de verdediging rekening te worden gehouden met de 35% voor de groep die het werk zou gaan doen, omdat dit kosten zijn.
De verdediging komt op grond van dit alles op een wederrechtelijk verkregen voordeel voor feit 1 van een bedrag van € 50.410,-.
Ten aanzien van feit 2 meent de verdediging dat er geen sprake is van uitgaven die betaald zijn uit wederrechtelijk verkregen voordeel en dat er om die reden geen bedrag is dat ontnomen kan worden. Subsidiair voert de verdediging aan dat de eventuele uitgaven die betaald zijn uit wederrechtelijk verkregen voordeel, gezien moeten worden als kosten en dient om die reden geen ontneming plaats te vinden. Indien de kosten niet in mindering zouden moeten worden gebracht, dan dient het ontnemingsbedrag met twee derde te worden verlaagd omdat de kosten door drie personen zijn gemaakt.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Dat [betrokkene] het bewezenverklaarde heeft begaan blijkt uit het voornoemde vonnis van de rechtbank van 1 februari 2024 en de als bijlage II bij dat vonnis gevoegde bewijsmiddelen.
Voor ligt de vraag of, en zo ja in hoeverre, veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit baten van het bewezen verklaarde en/of van soortgelijke feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat ze door verdachte zijn begaan.
Als grondslag voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel neemt de rechtbank het rapport neergelegd in de ontnemingsrapportage. [nummer ] , pagina’s 180 tot en met 192 van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZBRAA22018, onderzoek Stromboli , van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, team Opsporing (ZB).
Uit die ontnemingsrapportage en voornoemd vonnis, op grond van de daarin genoemde wettige bewijsmiddelen, het volgende vast komen te staan.
Door het onderzoeksteam is naar aanleiding van de gegevens van de belastingdienst vastgesteld dat uit de inkomsten- en vermogensgegevens van [betrokkene] en zijn partner [naam] op basis van het inkomen, banksaldo en winst uit onderneming over de periode van 2018 t/m 2021, geen legale inkomstenbron of herkomst gebleken waaruit [betrokkene] in staat moet zijn geweest om de door middel van (voor)financiering voorgeschoten bedragen te kunnen doen.
1. Betreffende de partij van 57 kilo cocaïne uit Ecuador [1]
1.a.
Voorfinanciering door [betrokkene] van de kosten van uithalen, 'borg', werkers, stash vanuit wederrechtelijk verkregen voordeel uit eerder gepleegde soortgelijke feiten
[account 1] / [betrokkene] legt op 25 februari 2020 aan [account 2] uit dat [account 2] erg laat om de uithaal heeft gevraagd omdat de 'blokken' (cocaïne) nu al in de container onderweg zijn. "Dit is wat er gebeurt als je verzendt zonder eerst een ontvanger te hebben, dan willen ze profiteren." 'Ze' vroegen in eerste instantie 100 K(€ 100.000,-) borg en 50 procent. [betrokkene] wist dit terug te brengen naar € 100.000,- borg en uiteindelijk 35 procent. Het is lastig iemand te vinden die wil uithalen. Pin kost 300.000, chauffeur 75.000, garage 50.000.
Op 29 februari 2020 vraagt [betrokkene] aan [account 2] of hij € 2.500,- heeft. [betrokkene] moet "oog" en "werker" betalen. Deze mensen willen van tevoren betaald worden. [betrokkene] zegt dat "hij alles betaalt, de borg, de werkers en het stash huis en dat hij maar 4 stuks kan kopen".
Kennelijk is het zeer lastig om de betreffende container waar de cocaïne in verstopt is, te vinden op het haventerrein. [account 2] zegt dat [betrokkene] een "Locator" had moeten hebben. [betrokkene] heeft contact met SKY-ID [account 3] . [account 3] heeft iemand die op RST werkt en die vraagt 15K (€ 15.000,-) om te zoeken waar 'die bak' is. [betrokkene] regelt dan via een ander SKY-ID, [account 4] een "loka"; dit is iemand die de plaats van de container kan lokaliseren, waarna ze de cocaïne eruit kunnen halen. Omdat [betrokkene] zegt dat hij zelf onder andere de borg, de werkers en de stashplek heeft betaald/gefinancierd voor [account 2] , heeft [account 2] voor die kosten een schuld aan [betrokkene] .
[betrokkene] heeft ook contact met de gebruiker van SKY-ID [account 3] . Uit diverse chats valt op te maken dat hij tussendoor kennelijk steeds [account 3] op de hoogte houdt van de vorderingen over het uithalen en ook als er een tas kapot gaat. [account 3] geeft aan dat de tassen nog terug moeten zodat ze weer gevuld kunnen worden. [betrokkene] zegt tegen [account 3] dat hij het nog aan niemand aan moet bieden totdat hij alle spullen in handen heeft en even verder in de chat vraagt [betrokkene] hoe laat [account 3] de tassen moet hebben, dan kan hij nu rijden als [account 3] dat wil. Ze spreken af dat zij elkaar later zullen zien. Hieruit valt af te leiden dat [betrokkene] de partij cocaïne voorhanden heeft gehad, dat [account 3] weet dat de partij cocaïne binnen moet komen en dat [account 3] kennelijk de afnemer is van de overige 53 kilo cocaïne. Verder valt uit de chats tussen [betrokkene] en [account 3] af te leiden dat zij elkaar kennen en kennelijk vaker zaken
doen met elkaar. Daaruit volgt weer, dat het aannemelijk is dat [betrokkene] op enige wijze zijn voorgeschoten bedrag voor de onkosten van uithalers et cetera van [account 3] of van de verzender van de cocaïne terug heeft gekregen.
Eerder verkregen voordeel
Uit analyse van de chats en de ontvangen en verstuurde afbeeldingen van het account met SKY-ID [account 1] dat op 14 augustus 2019 in gebruik is genomen is gebleken dat de gebruiker van dat SKY-ID, vanaf het versturen van het eerste bericht op 11 september 2019 tot en met het versturen van het laatste bericht op 6 maart 2021 vrijwel uitsluitend deelnam aan chats die betrekking hebben op de handel in verdovende middelen.
[betrokkene] zegt dat hij dit systeem vaak heeft gedaan en weet wat de prijzen zijn. In combinatie met voornoemde chatberichten zoals vastgelegd in proces-verbaal ZBRAA22018-6 en ZBRAA22018-27, welke uitsluitend over de handel in cocaïne gaan, is het aannemelijk dat er eerdere transporten/uithalen/vervoer/opslag hebben plaatsgevonden én dat [betrokkene] daarmee wederechtelijk verkregen voordeel/geld moet hebben verdiend. Met deze onderbouwing en om deze redenen kan worden gesteld dat hij de voorfinanciering voor [account 2] moet hebben betaald uit wederrechtelijk verkregen voordeel welke hij uit eerdere, soortgelijke strafbare feiten moet hebben verkregen.
Geen kosten pin release en chauffeur
[betrokkene] heeft zelf aangegeven dat hij alleen de borg, de werkers en de stashplek heeft gefinancierd voor [account 2] . Omdat uit het dossier niet aannemelijk is geworden dat ook de kosten van de pin release en de chauffeur door hem zijn betaald, is de rechtbank van oordeel dat niet deze kosten (van € 375.000,-) door [betrokkene] zijn (voor)gefinancierd. Die in de ontnemingsrapportage gestelde uitgaven vallen daarmee niet onder het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel dat [betrokkene] heeft behaald uit soortgelijke feiten waarmee hij vervolgens de kosten voor dit transport heeft (voor)gefinancierd betreft daarom:
Borg voor de uithalers: € 100.000,-
Garage/stash € 50.000,-
'Oog' € 2.500,-
'Loca'/localisator
€ 15.000,-
Subtotaal € 167.500,-
1.b.
Wederrechtelijk verkregen voordeel uit in- en verkoop van 4 kilo cocaïne[betrokkene] heeft, uit de hierboven vermelde partij van 57 kilo cocaïne, nog 4 kilo cocaïne voor zichzelf ingekocht voor € 5.500,- per stuk (totaal € 22.000,-). De groothandelsprijs (in Nederland) is dan € 27.850,- per kilo. Gelet op de kennelijke ervaring die [betrokkene] heeft met het invoeren, inkopen en verkopen van cocaïne wordt er bij de berekening van de voorlopige schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel in dit proces-verbaal vanuit gegaan, dat [betrokkene] deze 4 kilo cocaïne ook daadwerkelijk heeft verkocht tegen groothandelsprijs. De verkoopprijs komt daarmee op 4 x € 27.850,- = € 111.400,-. [betrokkene] was in staat om het inkoopbedrag van € 22.000,- vooraf te voldoen ter verkrijging/inkoop van de 4 kilo cocaïne. Het is aannemelijk dat het bedrag van €22.000,- tevens afkomstig moet zijn geweest uit soortgelijke eerdere feiten.
Het voorlopig geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel uit de in- en verkoop van deze 4 kilo cocaïne bedraagt:
Voorfinanciering inkoop 4 kilo x € 5.500,- € 22.000,-
Verkoop tegen groothandelsprijs: 4 x € 27.850,-
€ 111.400,-
Voordeel uit in- verkoop 4 kilo cocaïne € 133.400,-
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op dit bedrag niet het bedrag van € 22.000,- in mindering moet worden gebracht. Dat bedrag betreft immers de prijs die [betrokkene] heeft betaald aan inkoop en voor dat bedrag geldt dat aannemelijk is dat dit is voorgefinancierd met eerder verdiend wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel uit de partij van 57 kilo cocaïne (feit 1) komt daarmee op € 167.500,- + € 133.400 = € 300.900,-.
2. Betreffende de voorbereidingshandelingen partij van 40 kilo cocaïne [2] SKY-ID [account 5] vraagt in een chatbericht van 2 december 2020: "25%?" en [betrokkene] reageert: "Yes is 25". Kennelijk wordt hiermee een percentage aan provisie bedoeld dat [betrokkene] met zijn ploeg zou krijgen voor het uithalen van de cocaïne. Echter, op 6 december 2020 zegt [account 5] dat er slecht nieuws is. De 'Latina guys' hadden product gebracht maar geen klus gedaan. Ze beloven het volgende week te doen. [betrokkene] vindt het niet leuk. Hij heeft zijn mensen gezegd dat het deze week zou komen. Ze hebben 3 kansen, als het er dan niet in zit verliest hij € 15.000,- borg.
Uit chatberichten tussen SKY-ID [account 5] en [betrokkene] blijkt dat er kennelijk in totaal 3 keer is geprobeerd om de cocaïne via een container te vervoeren, maar dat de ploeg uithalers van [betrokkene] geen cocaïne hebben aangetroffen. [betrokkene] zegt de deal af en wil zijn geld terug, inclusief de € 15.000,- die hij al vooraf als borg aan zijn ploeg uithalers heeft gegeven. Hij kan die niet terug vragen van de uithalers. SKY-ID [account 5] zegt dat het niet zijn schuld is maar dat hij de borg gaat vragen.
Er zijn geen berichten meer tot 4 januari 2021. Het laatste bericht in de chat is van 7 februari 2021. De berichten die nog verzonden en ontvangen zijn gaan over geld wat [betrokkene] terug wil hebben maar wat maar niet komt.
[betrokkene] heeft, naast het eerder genoemde voorschot van € 33.340,- voor de inkoop van cocaïne, ook nog € 15.000,- aan 'borg' betaald aan de uithalers. Toen ook na 3 keer de afgesproken partij cocaïne niet in de container zat, kon hij de uithalers niet meer voor deze klus inzetten. De € 15.000,- borg was hij kwijt. Het is aannemelijk dat hij deze € 15.000,- heeft betaald uit wederrechtelijk verkregen voordeel, dat hij had verkregen uit voorafgaande soortgelijke misdrijven. In dit verband verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor overwogen omtrent eerder verkregen voordeel waar dan nog bij komt het chatgesprek van 28 november 2020 waarin [betrokkene] aangeeft dat hij de dag ervoor een job had, dat het een goede was en dat er 20 stuks uit zijn gehaald. Daarom kan worden gesteld dat ook deze
€ 15.000,- behoort tot het wederrechtelijk verkregen voordeel van [betrokkene] .
Het wederrechtelijk verkregen voordeel voor [betrokkene] wordt geschat op:
- Voorschot betaling voor de inkoop van cocaïne: € 33.340,-
- Betaalde borg voor de uithalers:
€ 15.000,-
Totaal aan geschat wederrechtelijk verkregen voordeel (feit 2) € 48.340,-

3.Het totale wederrechtelijk verkregen voordeel (feiten 1 en 2)Het totale wederrechtelijk verkregen voordeel van [betrokkene] wordt daarmee geschat op:€ 300.900,- + € 48.340,- = € 349.240,-.

4.2
Vaststelling ontnemingsbedrag
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag vaststellen op € 349.240,-.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 349.240,-.
- legt [betrokkene] de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 349.240,-, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
- bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet betaling van het ontnemingsbedrag kan worden gevorderd, op
1080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Dekker, voorzitter, mr. R.J.H. Goossens en
mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier F.J.M. Nouws en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 februari 2024.

Voetnoten

1.Processen-verbaal van bevindingen nr. ZBRAA22018-6, pagina 23 van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZBRAA22018, onderzoek Stromboli van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, team Opsporing (ZB).
2.Processen-verbaal van bevindingen nr. ZBRAA22018-10, pagina 117 van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZBRAA22018, onderzoek Stromboli van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, team Opsporing (ZB).