ECLI:NL:RBZWB:2024:5644

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/424087 / JE RK 24-1208
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bollen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen wegens ontwikkelingsbedreiging door huiselijk geweld en conflicten tussen ouders

Op 9 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door blootstelling aan huiselijk geweld en conflicten tussen de ouders. De moeder heeft de zorg voor de kinderen, terwijl de vader, die kampt met persoonlijke problematiek en vermoedelijk middelengebruik, niet in staat is om constructief bij te dragen aan de zorg voor de kinderen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen herhaaldelijk zijn blootgesteld aan onveilige situaties en dat de hulpverlening in vrijwillig kader door de vader onvoldoende wordt geaccepteerd. De moeder heeft weliswaar de benodigde hulpverlening geaccepteerd, maar de situatie blijft zorgwekkend. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling noodzakelijk geacht om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ondertoezichtstelling gaat in op 9 augustus 2024 en duurt tot 9 augustus 2025. De kinderrechter heeft de Stichting Jeugdbescherming Brabant aangewezen als de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling zal uitvoeren.

De kinderrechter heeft benadrukt dat er stabiliteit en rust moet komen in het leven van de minderjarigen, en dat er een stabiel en betekenisvol contact tussen de vader en de kinderen moet worden gerealiseerd. De beslissing kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/424087 / JE RK 24-1208
Datum uitspraak: 9 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, regio Zuidwest Nederland,
locatie Breda, hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2021 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. M.B. Chylinska te Zaandam,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt in haar beoordeling het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 21 juni 2024, mee.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordiger van de Raad;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De dag voor de mondelinge behandeling heeft hij aangegeven graag digitaal aan te willen sluiten. Dat is hem toegestaan, zodat hem een link voor een Teams-bijeenkomst is toegestuurd. Die Teamsbijeenkomst heeft gedurende de gehele mondelinge behandeling open gestaan, maar vader is niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn gedurende het huwelijk van de vader en de moeder geboren.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.
2.4.
De moeder heeft uit een eerdere relatie nog een kind, namelijk: [minderjarige 3]
, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 3] 2013.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 10 juli 2024 is, voor zover van belang, de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en bepaald dat de man en de minderjarigen voorlopig gerecht zijn tot contact:
- iedere woensdag- en vrijdagmiddag via videobellen, en;
- eenmaal per week onder professionele begeleiding van een Pools sprekende hulpverlener, met inachtneming van de genoemde voorwaarden: (1) de begeleiding van de contactmomenten vindt plaats door een professionele instantie – bijvoorbeeld de [stichting] waarvoor de man op de wachtlijst staat –; 2) er is geen sprake van middelengebruik door de man; 3) de man komt de gemaakte afspraken en gestelde voorwaarden onverkort na; 4) de man spreekt niet negatief over de vrouw in het bijzijn van de minderjarigen, en: 5) de overdracht van de minderjarigen rondom de contactmomenten verloopt rustig en zonder spanningen.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek stelt de Raad dat de minderjarigen zodanig opgroeien dat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, terwijl de zorg die noodzakelijk is voor het wegnemen van die bedreiging niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. In dat kader is relevant dat de minderjarigen herhaaldelijk zijn blootgesteld aan huiselijk geweld tussen de ouders. De Raad ziet risico dat de minderjarigen daardoor traumagerelateerde problemen zullen gaan ondervinden en de Raad is bezorgd dat de minderjarigen gedragsproblemen gaan laten zien of zich juist afkeren van hun omgeving. Als gevolg van de ontstane onveiligheid heeft de vrouw met de kinderen op verschillende plekken verbleven. De kinderen zijn daarom vaak gewisseld van woonplek, wat heeft geleid tot onrust. Daar komt bij dat de vader met persoonlijke problematiek kampt en er een vermoeden is van middelengebruik. Hij is daardoor onvoorspelbaar in zijn gedrag. De vader heeft echter geen inzicht in zijn eigen problematiek, althans hij erkent dit niet. Op dit moment is geen sprake van fysieke omgang tussen de vader en de minderjarigen, omdat deze onvoldoende veilig voor de kinderen tot stand gebracht kan worden. De vader toont zich niet of onvoldoende bereid om mee te werken met de benodigde hulpverlening. Ten aanzien van de moeder wordt gezien dat zij tijdens de relatie met vader onvoldoende weerbaar en onvoldoende draagkrachtig is geweest. Ouders zijn niet in staat constructief met elkaar te communiceren.
Ondanks de grote zorgen, ziet de Raad ook krachten binnen dit gezin. De minderjarigen zijn loyaal aan beide ouders en er zijn nog geen zichtbare signalen dat hun ontwikkeling achter loopt. De moeder blijft de minderjarigen de ruimte geven om de vader in hun leven te hebben. De moeder en de minderjarigen hebben een warme band.
Waar moeder de benodigde hulpverlening in het vrijwillig kader accepteert, doet vader dit niet of onvoldoende. De Raad vindt die hulpverlening wel noodzakelijk om de ontwikkelingsbedreiging bij de minderjarigen weg te nemen en verzoekt gelet hierop een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden.
4.2.
Namens de moeder is aangevoerd dat zij kan instemmen met het verzoek, maar zij vindt het lastig dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is door het gedrag van de vader. De moeder maakt zich echter wel zorgen over het gedrag van de vader, bestaande uit drugsgebruik, rijden zonder rijbewijs en mogelijk oplichting omtrent kamerverhuur.
4.3.
Het standpunt van de vader is bij de kinderrechter niet bekend.
4.4.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven bereid te zijn de ondertoezichtstelling uit te voeren. De GI wenst de regie over de zorgregeling tussen de vader en de minderjarigen. Aan de ouders is gevraagd om de gemaakte veiligheidsafspraken voorlopig na te komen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouders die het gezag uitoefenen, door dezen niet of niet voldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.
5.2.
Op basis van de stukken en dat wat op de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voornoemd. De minderjarigen worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd, doordat zij meermaals zijn blootgesteld aan onveilige situaties en huiselijk geweld tussen de ouders. Hierdoor bestaat een risico op traumagerelateerde problematiek. De minderjarigen hebben in verband met het huiselijk geweld in relatief korte tijd verschillende verblijfplekken gehad, wat voor onrust heeft gezorgd. Verder ziet de kinderrechter het risico dat de minderjarigen belast worden door de zeer gespannen verhouding tussen hun ouders en dat de ouders, vanwege de onderlinge strijd en daarmee gepaard gaande emoties, verminderd beschikbaar zijn voor de minderjarigen. Daarnaast speelt nog persoonlijke problematiek bij de vader, die mogelijk zijn weerslag heeft op het contact tussen hem en de minderjarigen. Er is op dit moment geen fysiek contact tussen de vader en de minderjarigen. Ook dit baart de kinderrechter zorgen. Gelet op de jonge leeftijd van de kinderen en de loyaliteit die de kinderen naar hun vader laten zien, is het van het grootste belang dat fysieke contactmomenten tussen vader en de minderjarigen zo spoedig mogelijk worden hervat. Hulpverlening in het vrijwillig kader is ontoereikend gebleken om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Organisaties als Veilig Thuis, het Centrum voor Jeugd en Gezin en het Centrum voor Poolse gezinnen zijn bij partijen en de minderjarigen betrokken geweest, maar er is geen sprake van een constructieve samenwerking tussen de vader en de hulpverlenende organisaties. Vader lijkt geen inzicht te hebben in de eigen problematiek, althans in zijn aandeel in de situatie waarin de kinderen zich nu bevinden. Daardoor is de begeleide omgang tussen de vader en de minderjarigen nog niet van de grond gekomen. Er is geen sprake van constructieve communicatie en samenwerking op ouderniveau, hetgeen ook een complicerende factor is voor het inzetten van hulpverlening binnen het vrijwillige kader.
5.3.
De kinderrechter zal gelet op al het voorgaande [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. De kinderrechter acht deze termijn passend, gelet op de noodzakelijke hulpverlening en (helaas) ook wachtlijstproblematiek. Tijdens de ondertoezichtstelling dient de GI te werken aan de volgende doelen:
- er ontstaat rust en stabiliteit: doordat de ouders zich aan de veiligheidsafspraken
houden en de minderjarigen niet worden belast met spanningen/emoties van de
ouders;
- er is stabiel en betekenisvol contact tussen de vader en de minderjarigen: fysiek
contact, onder begeleiding;
- verzorging van de minderjarigen door volwassenen die betrouwbaar en stabiel zijn
en niet onder invloed van middelen.
5.4.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 9 augustus 2024 tot 9 augustus 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. Bollen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Van Egeraat als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.