ECLI:NL:RBZWB:2024:5648

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/423330 / JE RK 24-1093
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om verlenging van machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft het verzoek van de Gecertificeerde Instelling (GI) afgewezen, omdat de minderjarige, die momenteel verblijft in een gesloten accommodatie, zich positief heeft ontwikkeld en er geen noodzaak meer is voor een gesloten plaatsing. De kinderrechter oordeelt dat de minderjarige het beste kan verder ontwikkelen in een open groep die aansluit bij haar behoeften. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gesloten jeugdhulp niet meer bijdraagt aan de ontwikkeling van de minderjarige en zelfs nadelig kan zijn. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat een gesloten plaatsing niet kan dienen als een tijdelijke oplossing terwijl er minder ingrijpende maatregelen beschikbaar zijn. De kinderrechter heeft het belang van de minderjarige vooropgesteld en besloten dat zij de kans moet krijgen om in een open setting te leren omgaan met vrijheden en zelfstandigheid. De kinderrechter heeft het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp afgewezen, wat betekent dat de huidige gesloten plaatsing uiterlijk op 26 juli 2024 moet eindigen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/423330 / JE RK 24-1093
Datum uitspraak: 24 juli 2024
nadere beschikking machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. R.K.T. Davidse te Middelburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
- De begeleidster van [minderjarige] op [jeugdzorginstelling 1].

1.Het nadere verloop van de procedure

1.1.
Het nadere procesverloop bestaat uit:
- de beschikking van 26 juni 2024, en alle daarin vermelde stukken;
- het verslag vanuit [jeugdzorginstelling 1] van 23 juli 2024;
- de brief van de GI van 23 juli 2024.
1.2.
Op 24 juli 2024 heeft de kinderrechter het verzoek tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren nader behandeld.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- [minderjarige] , die ook vooraf apart is gehoord, bijgestaan door haar advocaat;
- de moeder;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI.
1.3.
Met bijzondere toestemming van de kinderrechter is de begeleidster van [minderjarige] bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest.
2.
De feiten
2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 20 oktober 2022 is een spoedmachtiging afgegeven om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 20 oktober 2022 en tot 3 november 2022. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.3.
Bij beschikking van 28 oktober 2022 is het resterende deel van het spoedverzoek om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp afgewezen en is een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 28 oktober 2022 en tot 28 januari 2023, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
2.4.
Bij beschikking van 24 januari 2023 is de machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlengd met ingang van 28 januari 2023 en tot 28 april 2023.
2.5.
Bij beschikking van 14 april 2023 is de machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlengd met ingang van 28 april 2023 en tot 28 juli 2023.
2.6.
Bij beschikking van 21 juli 2023 is een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van een maand, met ingang van 28 juli 2023 tot 28 augustus 2023. Het resterende deel van het verzoek van het college is afgewezen.
2.7.
Bij beschikking van 30 november 2023 is er een spoedmachtiging afgegeven om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van twee weken, te weten met ingang van 30 november 2023 en tot 14 december 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.8.
Bij beschikking van 6 december 2023 is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend betreffende [minderjarige] voor de duur van twee weken, te weten met ingang van 14 december 2023 en tot 28 december 2023. Het reguliere verzoek machtiging gesloten jeugdhulp is aangehouden in afwachting van een schriftelijke (instemmende) verklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper ten aanzien van het reguliere verzoek gesloten jeugdhulp betreffende [minderjarige] , waarbij de gekwalificeerde gedragswetenschapper [minderjarige] kort tevoren feitelijk heeft gesproken en onderzocht, die de GI voorafgaand aan de mondelinge behandeling, of zoveel eerder als mogelijk, aan de griffie van de rechtbank toestuurt.
2.9.
Bij beschikking van 6 december 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van één jaar en is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 6 december 2023 en tot 6 september 2024.
2.10.
Bij beschikking van 27 december 2023 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van zes maanden, te weten met ingang van 28 december 2023 en tot 28 juni 2024.
2.11.
Bij beschikking van 26 juni 2024 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van één maand, met ingang van 27 juni 2024 en tot 27 juli 2024. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.12.
[minderjarige] verblijft op grond van voornoemde machtiging bij [jeugdzorginstelling 1].

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier maanden.
3.2.
Ter beoordeling ligt nog voor het resterende deel van het verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [minderjarige] , te weten voor de periode van 27 juli 2024 en tot 27 oktober 2024.

4.De nadere standpunten

4.1.
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij niet meer bij [jeugdzorginstelling 1] wil verblijven. [minderjarige] wil naar een crisisgroep. [jeugdzorginstelling 2] in [plaats] heeft daarbij haar voorkeur. De afgelopen periode is het goed gegaan op [jeugdzorginstelling 1]. De begeleiding van [stichting] is voortgezet en dat gaat goed. Ook heeft [minderjarige] goed contact met haar mentor van [jeugdzorginstelling 1]. Dit contact wil zij ook na haar vertrek bij [jeugdzorginstelling 1] voortzetten. Omdat het nog niet duidelijk is waar [minderjarige] heen zal gaan, heeft zij nog geen baantje. Wel is zij samen met haar begeleidster van [stichting] bezig met het opstellen van haar cv. Verder geeft [minderjarige] desgevraagd aan dat de relatie met haar moeder op dit moment niet goed verloopt, waardoor zij en haar moeder nu minder contact hebben.
4.2.
De GI handhaaft het verzoek. Hoewel de GI hard op zoek is naar een vervolgplek voor [minderjarige] , is die tot op heden (nog) niet gevonden. Mocht het restant van het verzoek worden afgewezen, dan zal er een crisisplaatsing worden verzocht op het moment dat de plaatsing van [minderjarige] bij [jeugdzorginstelling 1] stopt. Waar de crisisplaatsing zal zijn, is op het moment nog onduidelijk. Daarbij begrijpt de GI dat [minderjarige] behoefte heeft aan duidelijkheid over haar eventuele vervolgplek. De GI geeft verder wel aan dat het goed zou zijn om het te hebben over de mogelijkheid van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, zodat op het moment dat het minder goed gaat met [minderjarige] , snel kan worden ingegrepen. Bij een afwijzing van het verzoek zal bovendien op korte termijn een verzoek tot verlenging van de reguliere machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder worden verzocht. Daarnaast geeft de GI aan dat zij net van de moeder te horen hebben gekregen dat Groei Jeugdhulp, de instantie die het persoonlijkheidsonderzoek bij [minderjarige] zal afnemen, failliet is verklaard. Het is nog onduidelijk of het geplande onderzoek kan doorgaan, maar de GI zal [minderjarige] daarover op de hoogte houden. De GI gaat zal haar best doen om ervoor te zorgen dat dit onderzoek alsnog zo snel mogelijk kan starten.
4.3.
De moeder geeft aan dat zij de situatie over zich heen laat komen. Het is nog maar afwachten hoe de komende periode zal verlopen. Er zijn op het moment namelijk nog veel onduidelijkheden. Eerst zal moeten worden uitgezocht waar [minderjarige] geplaatst zal worden en wat er met het persoonlijkheidsonderzoek van Groei Jeugdhulp zal gebeuren.
4.4.
De advocaat van [minderjarige] geeft aan dat [minderjarige] niet langer bij [jeugdzorginstelling 1] wil blijven. [minderjarige] heeft het gevoel dat zij bij [jeugdzorginstelling 1] geen perspectief heeft en dit zal niet snel veranderen. Een verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp is voor [minderjarige] contraproductief, waarbij de advocaat ervoor vreest dat [minderjarige] niet langer zal meewerken als de machtiging wordt verlengd. De advocaat merkt verder op dat de gesloten jeugdhulp niet bedoeld is voor het bieden van onderdak. Ondanks dat het spannend is dat er nog veel onduidelijkheden zijn over de vervolgplaatsing van [minderjarige] , verdient [minderjarige] de kans om zich op een open groep te bewijzen.
4.5.
De begeleidster van [minderjarige] geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat het nu aan [minderjarige] is om te bewijzen dat zij een open groep aankan. De begeleidster spreekt de hoop uit dat [minderjarige] haar best blijft doen en contact blijft onderhouden. De begeleidster wil ook na het vertrek van [minderjarige] bij [jeugdzorginstelling 1] bij [minderjarige] betrokken blijven. Ook hoopt de begeleidster dat [minderjarige] en de moeder het contact kunnen herstellen. Contact met de moeder is immers bij tijden erg belangrijk voor [minderjarige] .

5.De verdere beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechtbank deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Ook dienen er geen minder ingrijpende mogelijkheden te zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Gelet op de stukken, waaronder het recente verslag van [jeugdzorginstelling 1], en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlening van de machtiging tot gesloten jeugdhulp niet (meer) wordt voldaan. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
5.3.
[minderjarige] heeft de reeds ingezette positieve ontwikkeling de afgelopen periode doorgezet. Ondanks dat [minderjarige] moeite had met de vorige beslissing van de kinderrechter en daardoor vaak boos en verdrietig was, heeft zij laten zien dat zij de stijgende lijn in haar ontwikkeling (naar haar kunnen) voortzet. Het lukt [minderjarige] steeds beter om te schakelen in haar emoties en op haar eigen gedrag te reflecteren. [minderjarige] kan wanneer het spannend wordt nog steeds dichtslaan of boos worden, maar gaat hier in het algemeen op een betere manier mee om. Ook verlopen de extra vrijheden die [minderjarige] naar aanleiding van de voorgaande mondelinge behandeling heeft gekregen over het algemeen positief. Hoewel er zeker nog problemen spelen met betrekking tot het opgroeien en de opvoeding van [minderjarige] , rechtvaardigen deze problemen niet langer een verblijf in een gesloten setting. [minderjarige] is kwetsbaar en heeft hulp en begeleiding nodig. Daar staat tegenover dat [minderjarige] inmiddels laat zien dat zij openstaat voor de begeleiding en zeer gemotiveerd is om een plaatsing in een open setting te laten slagen.
5.4.
Alle betrokkenen zijn het erover eens dat [minderjarige] in een bij haar ontwikkeling passende open groep moet worden geplaatst. [minderjarige] is toe aan een volgende stap waarbij zij gaat leren om met vrijheden om te gaan en om zelfstandiger te worden. In de beschikking van 26 juni 2024 was al opgenomen dat er een werkbaar plan opgesteld moest worden, zodat de stappen die gezet gaan worden voor [minderjarige] duidelijk en overzichtelijk zijn. Het vinden van een passende vervolgplek moest daarin centraal staan. De kinderrechter vindt het erg jammer dat er toch nog geen plek voor [minderjarige] is gevonden. Hier kan nu niet langer op gewacht worden, omdat [minderjarige] dan haar motivatie verliest.
[minderjarige] is er heel duidelijk in dat zij niet langer bij [jeugdzorginstelling 1] wil blijven. Zij wil laten zien dat ze klaar is voor meer zelfstandigheid. [jeugdzorginstelling 1] en de GI willen dat ondersteunen, maar de GI vindt de stap naar een crisisgroep niet verstandig. [jeugdzorginstelling 1] vindt dat ook, maar kiest ervoor [minderjarige] in haar wens te volgen en wil daarin ondersteunend zijn samen met [stichting].
5.5.
De kinderrechter denkt op basis van de adviezen ook dat [minderjarige] het beste verder kan ontwikkelen in een open groep die kan aansluiten bij haar behoeften en ontwikkelpunten. De gesloten jeugdhulp voegt niet meer toe aan haar ontwikkeling en is daarvoor misschien zelfs nadelig. Een gesloten plaatsing kan niet dienen als verblijf tijdens een wachtperiode terwijl minder ingrijpende maatregelen beschikbaar zijn, ook al zijn die misschien niet ideaal. Dit maakt een verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp niet zinvol.
De kinderrechter gunt [minderjarige] daarom dat zij nu op een crisisplek kan laten zien dat zij de nieuwe vrijheid aankan en dat er met haar afspraken te maken zijn. Dit is nodig tot er een open vervolgplek beschikbaar komt, waar zij goed op haar plek zit en waar zij haar positieve ontwikkeling kan voortzetten. De kinderrechter gaat er hierbij wel vanuit dat [minderjarige] blijft meewerken en zich aan de afspraken en regels blijft houden. Daar hoort meewerken aan het persoonlijkheidsonderzoek dus ook bij. Daarnaast vindt de kinderrechter het belangrijk dat het contact tussen [minderjarige] en haar begeleidster van [jeugdzorginstelling 1] en haar begeleidster van [stichting] ook na de beëindiging van haar verblijf op [jeugdzorginstelling 1] zal worden voortgezet.
5.6.
Het voorgaande maakt dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 6.1.2. tweede lid van de Jeugdwet. De kinderrechter zal het resterende deel van het verzoek dan ook afwijzen. Dit betekent dat uiterlijk op 26 juli 2024 aan de huidige gesloten plaatsing van [minderjarige] een einde komt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Palings, griffier, en op schrift gesteld op 2 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.