Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het nadere verloop van de procedure
De feiten
3.Het verzoek
4.De nadere standpunten
5.De verdere beoordeling
[minderjarige] is er heel duidelijk in dat zij niet langer bij [jeugdzorginstelling 1] wil blijven. Zij wil laten zien dat ze klaar is voor meer zelfstandigheid. [jeugdzorginstelling 1] en de GI willen dat ondersteunen, maar de GI vindt de stap naar een crisisgroep niet verstandig. [jeugdzorginstelling 1] vindt dat ook, maar kiest ervoor [minderjarige] in haar wens te volgen en wil daarin ondersteunend zijn samen met [stichting].
De kinderrechter gunt [minderjarige] daarom dat zij nu op een crisisplek kan laten zien dat zij de nieuwe vrijheid aankan en dat er met haar afspraken te maken zijn. Dit is nodig tot er een open vervolgplek beschikbaar komt, waar zij goed op haar plek zit en waar zij haar positieve ontwikkeling kan voortzetten. De kinderrechter gaat er hierbij wel vanuit dat [minderjarige] blijft meewerken en zich aan de afspraken en regels blijft houden. Daar hoort meewerken aan het persoonlijkheidsonderzoek dus ook bij. Daarnaast vindt de kinderrechter het belangrijk dat het contact tussen [minderjarige] en haar begeleidster van [jeugdzorginstelling 1] en haar begeleidster van [stichting] ook na de beëindiging van haar verblijf op [jeugdzorginstelling 1] zal worden voortgezet.
6.De beslissing
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.