In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, die een aanslag forensenbelasting voor het jaar 2021 had opgelegd. De rechtbank behandelt de zaak op 14 augustus 2024, waarbij belanghebbende en een vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar aanwezig zijn. De heffingsambtenaar had het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag afgewezen, waarna belanghebbende in beroep ging.
De rechtbank onderzoekt of de aanslag terecht is opgelegd, waarbij zij zich baseert op de relevante wetgeving en de feiten van de zaak. Belanghebbende was in 2021 eigenaar van een woning die onderdeel uitmaakte van een appartementencomplex en had zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Veere. De woning werd verhuurd via een verhuurbemiddelingsovereenkomst, waarin was vastgelegd dat het eigen gebruik van de woning was gemaximeerd op 89 dagen. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de aanslag ten onrechte heeft opgelegd, omdat het eigen gebruik van de woning niet meer dan 90 dagen bedroeg, wat betekent dat niet voldaan was aan de voorwaarden voor de heffing van forensenbelasting.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de aanslag forensenbelasting 2021 en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 14 augustus 2024.