In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juli 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de meerderjarigverklaring van een minderjarige moeder, hierna te noemen [belanghebbende]. [belanghebbende] is geboren op [geboortedag] 2007 en is momenteel 17 jaar oud. De moeder van [belanghebbende] heeft het eenhoofdig ouderlijk gezag over haar. De vader, de heer [naam 1], heeft [belanghebbende] erkend, maar heeft een beperkte rol in haar leven. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om advies te geven over het verzoek van [belanghebbende] om meerderjarig verklaard te worden, zodat zij haar kind kan verzorgen en opvoeden.
De rechtbank heeft de verzoeken op 28 juni 2024 behandeld, waarbij [belanghebbende], haar moeder, de informant en een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig waren. [belanghebbende] heeft aangegeven in verwachting te zijn van haar baby, met een uitgerekende datum van 30 juni 2024. Ze woont bij haar moeder en stiefvader en heeft een stabiele thuissituatie. De Raad heeft geen bezwaar tegen de toewijzing van het verzoek, gezien de positieve ontwikkeling van [belanghebbende] en de ondersteuning vanuit haar netwerk.
De kinderrechter heeft overwogen dat een minderjarige moeder onbevoegd is tot het gezag over haar kind, maar dat zij op basis van artikel 1:253ha BW een verzoek kan indienen om meerderjarig verklaard te worden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [belanghebbende] zich goed heeft voorbereid op de komst van haar baby en dat zij in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van haar kind te dragen. De kinderrechter heeft het verzoek toegewezen en [belanghebbende] meerderjarig verklaard, met de beslissing dat deze uitvoerbaar bij voorraad is, zodat het in het belang van zowel [belanghebbende] als haar kind is dat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd.