ECLI:NL:RBZWB:2024:5691

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
10793413 _ MB VERZ 23-428
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het rijden op het trottoir op de Boulevard De Ruyter te Vlissingen op 22 mei 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 2 juli 2024 heeft betrokkene aangevoerd dat hij alleen de Boulevard is overgestoken en dat hij niet staande is gehouden door de verbalisant, ondanks dat zijn kenteken was genoteerd. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht om de zekerheidstelling op nihil te stellen en het beroep gegrond te verklaren, omdat er onvoldoende duidelijkheid was over de staandehouding.

De kantonrechter heeft overwogen dat op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) een boete alleen kan worden opgelegd als de bestuurder staande is gehouden en zijn identiteit is vastgesteld. In dit geval was er geen reële mogelijkheid om de identiteit van betrokkene vast te stellen, omdat de verbalisant had afgezien van staandehouding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete ten onrechte was opgelegd aan de kentekenhouder, omdat de gedraging niet voldoende was komen vast te staan. Daarom heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard en de beschikking waarbij de boete was opgelegd, vernietigd.

De uitspraak is gedaan door kantonrechter mr. A.B. Scheltema Beduin, bijgestaan door griffier C.G. Zevenhuijzen, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10793413 \ MB VERZ 23-428
CJIB-nummer : 0062 5422 4994 7000
uitspraakdatum : 2 juli 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 2 juli 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Boulevard De Ruyter te Vlissingen op 22 mei 2022 om 12.56 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat alleen de Boulevard is overgestoken naar de glooiing en dat eerder die dag de Boulevard nog helemaal open was voor auto’s en scooters. Betrokkene reed voor het voertuig van de Handhaving langs, later is zijn kenteken genoteerd maar betrokkene is niet staande gehouden. Later heeft betrokkene zijn verhaal gedaan bij de afdeling Handhaving van de gemeente Vlissingen. Betrokkene zou nog iets horen hierover maar heeft nooit iets vernomen.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd de verbalisant heeft verklaard dat betrokkene staande is gehouden maar dat is niet juist.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht de zekerheidstelling op nihil te stellen en het beroep gegrond te verklaren. Het uitgangspunt is dat een bestuurder van het voertuig staande gehouden moet worden als daartoe een reële mogelijkheid bestaat. Het is onvoldoende duidelijk waarom de verbalisant betrokkene niet staande heeft gehouden terwijl de verbalisant wel iets toeriep naar betrokkene. Omdat het om een oudere zaak gaat, ziet de zittingsvertegenwoordiger geen reden alsnog een aanvullend proces-verbaal op te vragen bij de verbalisant.
Overwegingen
Zekerheidstelling
Op grond van artikel 11 Wahv moet de indiener van een beroepschrift eerst een bedrag aan zekerheidstelling betalen voordat het beroep in behandeling kan worden genomen. Betrokkene heeft deze zekerheidstelling van € 159,- niet betaald.
Betrokkene heeft aangevoerd de zekerheid niet te kunnen betalen. De kantonrechter geeft betrokkene op dit punt het voordeel van de twijfel. De te betalen zekerheid wordt daarom op nihil gesteld.
Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd. Volgens het zaaksoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat betrokkene door reed over de stoep en zijn weg vervolgde in een voetgangersgebied toen hij werd aangesproken.
Naar het oordeel van de kantonrechter is dit geen gegronde reden om van staandehouding af te zien. De boete is dan ook ten onrechte opgelegd aan de kentekenhouder.
Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: