Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het rijden op het trottoir op de Boulevard De Ruyter te Vlissingen op 22 mei 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 2 juli 2024 heeft betrokkene aangevoerd dat hij alleen de Boulevard is overgestoken en dat hij niet staande is gehouden door de verbalisant, ondanks dat zijn kenteken was genoteerd. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht om de zekerheidstelling op nihil te stellen en het beroep gegrond te verklaren, omdat er onvoldoende duidelijkheid was over de staandehouding.
De kantonrechter heeft overwogen dat op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) een boete alleen kan worden opgelegd als de bestuurder staande is gehouden en zijn identiteit is vastgesteld. In dit geval was er geen reële mogelijkheid om de identiteit van betrokkene vast te stellen, omdat de verbalisant had afgezien van staandehouding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete ten onrechte was opgelegd aan de kentekenhouder, omdat de gedraging niet voldoende was komen vast te staan. Daarom heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard en de beschikking waarbij de boete was opgelegd, vernietigd.
De uitspraak is gedaan door kantonrechter mr. A.B. Scheltema Beduin, bijgestaan door griffier C.G. Zevenhuijzen, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.