In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het gezamenlijk gezag en de omgangsregeling van de kinderen van de man en de vrouw. De rechtbank heeft het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag afgewezen, omdat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De verhoudingen tussen de partijen zijn ernstig verstoord en er is geen contact tussen hen, ondanks de inzet van hulpverlening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet in staat is om op een behoorlijke wijze het gezag uit te oefenen en dat er geen mogelijkheden zijn voor verbetering op korte termijn.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de man tot vaststelling van een contactregeling aangehouden. De rechtbank heeft opgemerkt dat er sinds de ondertoezichtstelling van de kinderen geen vooruitgang is geboekt in het contactherstel. De kinderen hebben aangegeven dat zij geen behoefte hebben aan contact met hun vader, en de man heeft een dwingende en intimiderende houding aangenomen richting de hulpverlening. De rechtbank heeft de betrokkenheid van het Landelijk Expertise Team (LET) genoemd, dat de situatie probeert te verbeteren door de man te ondersteunen in het opbouwen van contact met de kinderen. De rechtbank heeft de GI verzocht om uiterlijk veertien dagen voor de volgende zitting een schriftelijk verslag uit te brengen over de voortgang van de ondertoezichtstelling en het contactherstel.
De rechtbank benadrukt dat de man in de komende periode moet laten zien dat hij in staat is tot een constructieve samenwerking met de hulpverlening en dat hij initiatief moet tonen in het contact met de kinderen. De beslissing op het verzoek tot vaststelling van een contactregeling is aangehouden tot 24 oktober 2024, waarbij de rechtbank de betrokken partijen in de gelegenheid stelt om te reageren op het verslag van de GI.