Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 20 km per uur harder dan toegestaan op de N59, ter hoogte van Oosterland, op 23 november 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 2 juli 2024 was de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig, maar de officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.
De kantonrechter heeft de stukken in het dossier bekeken, waaronder de verklaring van de verbalisant, en kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was dat de gedraging had plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat de enkele ontkenning van de gedraging door de gemachtigde van betrokkene geen aanleiding gaf om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete werd daarom als terecht opgelegd beschouwd. Ook werd er geen reden gezien om de boete te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, bijgestaan door griffier C.G. Zevenhuijzen, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.