In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de N286 Nieuwe Postweg te Tholen op 1 februari 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 2 juli 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. M. Lagas, was wel aanwezig. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.
De gemachtigde voerde aan dat de betrokkene niet door rood had gereden en dat de foto van de gedraging van slechte kwaliteit was, waardoor deze geen bewijskracht zou hebben. De kantonrechter oordeelde echter dat de gedraging voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter wees erop dat in zaken op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende is, tenzij er specifieke feiten zijn die aan de juistheid van die verklaring twijfelen.
De kantonrechter concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd. Ook het beroep op schending van de hoorplicht werd afgewezen, omdat de kantonrechter vond dat de betrokkene voldoende was geïnformeerd over zijn recht om gehoord te worden. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.