ECLI:NL:RBZWB:2024:5711

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
10817065 _ MB VERZ 23-449
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete ongegrond verklaard, gedraging staat vast

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de N286 Nieuwe Postweg te Tholen op 1 februari 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 2 juli 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. M. Lagas, was wel aanwezig. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.

De gemachtigde voerde aan dat de betrokkene niet door rood had gereden en dat de foto van de gedraging van slechte kwaliteit was, waardoor deze geen bewijskracht zou hebben. De kantonrechter oordeelde echter dat de gedraging voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter wees erop dat in zaken op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende is, tenzij er specifieke feiten zijn die aan de juistheid van die verklaring twijfelen.

De kantonrechter concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd. Ook het beroep op schending van de hoorplicht werd afgewezen, omdat de kantonrechter vond dat de betrokkene voldoende was geïnformeerd over zijn recht om gehoord te worden. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10817065 \ MB VERZ 23-449
CJIB-nummer : 1062 5422 5567 1798
uitspraakdatum : 2 juli 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 2 juli 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: doorgaan bij driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op de N286 Nieuwe Postweg kruising Reimerswaalseweg te Tholen op 1 februari 2023 om 06.44 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat betrokkene niet door rood is gereden. De foto van de gedraging is van dusdanig slechte kwaliteit dat deze geen bewijskracht kan hebben. De verweten gedraging is onvoldoende bewezen. Het hof heeft bepaald dat bij schending van de hoorplicht het sanctiebedrag dient te worden gematigd met 25%. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gedraging staat voldoende vast. Eind december 2022 is de tekst in de beschikking ten aanzien van het horen door de officier van justitie gewijzigd. Omdat de beschikking dateert van 2023 is hier geen sprake van schending van de hoorplicht.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Dat de foto’s van slechte kwaliteit zijn, wat daar ook van zij, maakt niet dat niet kan worden vastgesteld dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene heeft niet aangevoerd niet op de pleeglocatie te hebben gereden ten tijde van constatering van de verweten gedraging.
De boete is dus terecht opgelegd.
Hoorplicht
De gemachtigde stelt dat sprake is van schending van de hoorplicht in de fase van het beroep bij de officier van justitie, waar betrokkene zelf beroep had ingesteld. In de inleidende boetebeschikking is sinds 22 december 2022 onder het kopje “Niet eens met de boete?” onder andere vermeld “
Wilt u in een gesprek uitleggen waarom u het niet eens bent met de boete? Geef dan ook uiterlijk [datum] aan dat u gehoord wilt worden.” Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt hieruit voldoende duidelijk wat het recht om te worden gehoord inhoudt en dat betrokkene hiervan gebruik heeft kunnen maken. Van schending van de hoorplicht is daarom geen sprake.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: