ECLI:NL:RBZWB:2024:5716

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
11030054 _ MB VERZ 24-262
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen verkeersboete wegens te hard rijden buiten de bebouwde kom

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 5 km per uur harder dan toegestaan op de N253, buiten de bebouwde kom, op 7 juni 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zitting vond plaats op 2 juli 2024, waarbij de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. Betrokkene zelf was niet aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Betrokkene had in zijn beroepschrift aangevoerd dat de boete naar de huurder van het voertuig gestuurd moest worden, maar heeft geen bewijs van een huurcontract overgelegd.

De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, omdat betrokkene niet had aangetoond dat hij niet verantwoordelijk was voor de gedraging. Volgens de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) moet de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd, tenzij er bewijs is van een huurovereenkomst of dat de kentekenhouder niet meer de eigenaar was. Aangezien betrokkene geen geldige huurovereenkomst had overgelegd, faalde zijn beroep. De kantonrechter zag ook geen reden om de boete te matigen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 11030054 \ MB VERZ 24-262
CJIB-nummer : 7062 5422 5847 8439
uitspraakdatum : 2 juli 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [betrokkene]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 2 juli 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 5 km per uur harder rijden dan mag op een (auto)weg buiten de bebouwde kom op de N253 Recht Sint Anna ter Muiden  Helleweg te Sluis op 7 juni 2023 om 11.41 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete naar de huurder van het voertuig gestuurd moet worden. Gemachtigde niet verantwoordelijk voor deze boete.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er is geen huurcontract overgelegd waaruit de verhuur van het voertuig ten tijde van de gedraging blijkt.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De gedraging wordt niet ontkend.
De boete is dus terecht opgelegd.
Betrokkene heeft, nagelaten zijn stelling, dat het voertuig zou zijn geleased/verhuurd ten tijde van de gedraging, nader met bewijzen te onderbouwen.
Immers, ingevolge artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder Wahv) moet de sanctie voor een gedraging met een voertuig waarvoor een kenteken is opgegeven aan de kentekenhouder worden opgelegd. Ingevolge artikel 8 Wahv is dat alleen dan anders indien de kentekenhouder niet heeft kunnen voorkomen dat een ander van het voertuig gebruik heeft gemaakt of een schriftelijke bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst van ten hoogste drie maanden met betrekking tot het voertuig wordt overgelegd of de kentekenhouder ten tijde van de gedraging niet meer de eigenaar van het voertuig was. Betrokkene heeft nagelaten een geldige huurovereenkomst te overleggen, zodat onvoldoende is komen vast te staan dat een uitzondering in verband met bedrijfsmatige verhuur zich heeft voorgedaan en het beroep daarom faalt.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

Beslissing

De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: