Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 4 km per uur harder dan toegestaan op een weg buiten de bebouwde kom, op 10 november 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 2 juli 2024 was betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig om de zaak te bepleiten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Betrokkene heeft niet kunnen onderbouwen dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd, aangezien er geen huurcontract is overgelegd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht is opgelegd en dat er geen reden is om de boete te matigen. Het beroep is ongegrond verklaard, maar de verhogingen van de boete zijn ongedaan gemaakt, zoals verzocht door de zittingsvertegenwoordiger.
De uitspraak is gedaan door kantonrechter mr. A.B. Scheltema Beduin, bijgestaan door griffier C.G. Zevenhuijzen. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.