ECLI:NL:RBZWB:2024:5730

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
10297690 / CV EXPL 23-203 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • B. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en jachthuurovereenkomsten tussen ex-werknemer en grondeigenaren

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een jachtorganisatie, en gedaagde, een ex-jachtopziener. Eiseres stelt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door jachthuurovereenkomsten te sluiten met grondeigenaren nadat zijn dienstverband bij eiseres was beëindigd. Eiseres vordert onder andere inzage in deze overeenkomsten en dat deze op naam van eiseres komen te staan. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres afgewezen, omdat eiseres geen partij is bij de jachthuurovereenkomsten en geen rechtmatig belang heeft om deze overeenkomsten te controleren. De rechter oordeelt dat gedaagde geen inbreuk heeft gemaakt op de vermogensrechten van eiseres, aangezien de jachthuurovereenkomsten met eiseres reeds waren geëindigd. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd voor haar claims van bedrog en misbruik van omstandigheden door gedaagde. De kantonrechter concludeert dat de vorderingen van eiseres niet toewijsbaar zijn en dat eiseres in het ongelijk is gesteld, waardoor zij de proceskosten moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10297690 \ CV EXPL 23-203
Vonnis van 7 augustus 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [plaats] ,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. W.J. Liebrand,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.W. Huijzer.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1.
Voor het verloop van de procedure verwijst de kantonrechter naar het tussenvonnis van 26 april 2023 waarin een mondelinge behandeling is gelast. Daarna zijn de volgende stukken ingediend ten behoeve van de mondelinge behandeling:
- de nadere conclusie houdende wijziging/aanvulling van eis ex artikel 130 Rv en akte overlegging producties van [eiseres] en
- de antwoordconclusie tevens conclusie van antwoord in het incident en verweer tegen wijziging van eis van [gedaagde] .
1.2.
Op 9 november 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De gemachtigde van [gedaagde] heeft daarbij spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen partijen verder hebben aangevoerd. De kantonrechter heeft na het sluiten van de mondelinge behandeling de procedure op verzoek van partijen aangehouden voor het beproeven van een minnelijke regeling. Partijen hebben uiteindelijk vonnis gevraagd waarna de procedure is verwezen naar de rol voor het wijzen van vonnis.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is van 1 november 1987 tot 1 maart 2019 in dienst geweest van [eiseres] in de functie van Jachtopziener. [gedaagde] was onder andere verantwoordelijk voor het toezicht op de terreinen. Ook onderhield [gedaagde] het contact met de eigenaren van de gronden waarop [eiseres] jaagt en zorgde hij ervoor dat de jachthuurovereenkomsten tijdig werden verlengd. Deze jachtcontracten worden aangegaan voor een periode van zes of twaalf jaar.
2.2.
Tussen [gedaagde] en een medewerker van Staatsbosbeheer heeft een incident plaatsgevonden. Partijen hebben daarna besloten het dienstverband door middel van een vaststellingsovereenkomst te beëindigen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – na wijziging van haar eis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen op basis van het bepaalde in artikel 22 lid 1 Rv tot het in geding brengen van (afschriften van) alle jachthuurovereenkomsten welke door hem medio 2021 zijn gesloten met de grondeigenaren en/of grondgebruikers, welke tot 1 januari 2023 met [eiseres] een jachthuurovereenkomst hadden gesloten, te weten, doch nadrukkelijk niet daartoe beperkt: [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] , [naam 10] , [naam 11] , [naam 12] , [naam 13] , [naam 14] , [naam 15] , [naam 16] , [naam 17] en [naam 18] ; althans,
[gedaagde] te veroordelen op basis van het bepaalde in artikel 843a Rv afschrift of uittreksel te verstrekken van de bescheiden aangaande de rechtsbetrekking, zijnde de percelen waartoe met de sub a. genoemde partijen een jachthuurovereenkomst is gesloten, waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij is, alsmede afschrift of uittreksel te verstrekken van wederverhuurovereenkomsten met betrekking tot de hier bedoelde percelen;
te verklaren voor recht dat [gedaagde] jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld; zulks met veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade, nader op te maken bij staat;
te vernietigen de jachthuurovereenkomsten die door [gedaagde] met de sub a. genoemde grondeigenaren en grondgebruikers is gesloten, althans
de sub d. genoemde jachthuurovereenkomst te wijzigen in dier voege, dat de tenaamstelling van de huurder in die jachthuurovereenkomsten op naam komt te staan van [eiseres] , en met verplichting van [gedaagde] tot medewerking aan deze wijziging, ingeval van weigering de kantonrechter wordt verzocht te bepalen dat het vonnis in de plaats komt van de handtekening van [gedaagde] ;
[gedaagde] te verbieden om binnen het jachtveld van [eiseres] jachthuurovereenkomsten te sluiten of te doen sluiten inclusief beheer en schadebestrijding, deze weder te verhuren of onder te huren, daartoe een toestemmingsverklaring te verkrijgen om al dan niet in gezelschap te mogen jagen of schade te bestrijden, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of deel van de dag dat deze handeling voortduurt;
althans een zodanig vonnis te wijzen, rekening houdend met de redelijke belangen van [eiseres] , als de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren.
[eiseres] vordert ook dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld.
3.2.
[eiseres] heeft – samengevat – het volgende aangevoerd. [eiseres] heeft belang bij kennisname van de concrete inhoud van de jachthuurcontracten die door [gedaagde] zijn afgesloten in haar veld gedurende de periode tussen 2018 en 2022. Dit betreft het einde van de looptijd van de jachthuurcontracten met [eiseres] . De reden om [gedaagde] te bevelen om de jachthuurovereenkomst in kopie in het geding te brengen is, omdat op grond van de Wet natuurbescherming eisen worden gesteld aan de geldigheid van jachthuurcontracten. Daarbij is van belang op welk moment de contracten zijn gesloten, of in die contracten de juiste verhuurder tot uitdrukking is gebracht en of de juiste percelen zijn vernoemd. Indien de Jachthuurovereenkomsten niet binnen een redelijke termijn voor afloop van de geldigheid van de jachthuurcontracten zijn ondertekend, of niet met de juiste verhuurder, dan zijn die contracten vernietigbaar.
Het handelen van [gedaagde] – het sluiten van Jachthuurovereenkomsten met de grondeigenaren die zonder zijn tussenkomst de bestaande jachthuurcontracten met [eiseres] zouden hebben verlengd – is een inbreuk op de jachtrechten van [eiseres] . Op grond van artikel 6:162 lid 2 BW is een inbreuk op een vermogensrecht, zoals het (gehuurde) jachtrecht, een onrechtmatige daad.
[gedaagde] heeft begin 2021 jachthuurovereenkomsten gesloten met verschillende grondeigenaren zonder hen in te lichten dat zijn arbeidsovereenkomst met [eiseres] was beëindigd. Daardoor was het voor de landeigenaren onduidelijk dat [eiseres] geen partij en onderdeel uitmaakte van de overeenkomst. Er is daardoor sprake van bedrog. Ook is er sprake van misbruik van omstandigheden omdat [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomsten verzwegen heeft dat hij niet meer in het bezit is van een jachtakte. Het voorgaande dient ertoe te leiden dat de jachthuurcontracten vernietigd dienen te worden dan wel dat de huurder in die contracten gewijzigd dient te worden.
[gedaagde] heeft misbruik gemaakt van zijn kennis en contacten die hij heeft opgedaan als werknemer van [eiseres] . Hij heeft daarbij voortgebouwd op oudere overeenkomsten. Dit is in strijd met artikel 6:229 BW en ook om die reden zijn de door [gedaagde] gesloten overeenkomsten vernietigbaar.
[gedaagde] handelt als ex-werknemer in strijd met de arbeidsovereenkomst door misbruik te maken van zijn opgedane kennis en contacten, met het enkele doel om [eiseres] te schaden. Voorts handelt [gedaagde] in strijd met de bepalingen overeengekomen in de beëindigingsovereenkomst.
[gedaagde] handelt in strijd met de redelijkheid en billijkheid, omdat hij vanuit rancune en met de bedoeling onbejaagbare delen in het veld van [eiseres] te creëren en de jacht en schadebestrijding aldaar te frustreren. Ook is het in strijd met de weidelijkheidsregels, het ongeschreven recht binnen de jagersgemeenschap.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] overeenkomsten heeft gesloten, waardoor het jachtveld niet de vereiste aaneengesloten oppervlakte heeft van tenminste 40 ha per jachthouder. Na het eindigen van de jachthuurovereenkomsten zijn delen van het jachtveld niet meer bejaagbaar. [gedaagde] handelt daardoor in strijd met het Huishoudelijk reglement WBE. Ook handelt [gedaagde] in strijd met het concurrentieverbod opgenomen in artikel 17 van het Huishoudelijk reglement WBE.
In de regel wordt voor kortlopende contracten, waarmee bedoeld wordt een jachthuurovereenkomst met een looptijd van zes jaar, een termijn van een jaar voor afloop van de overeenkomst in acht genomen. In casu is een termijn van twee jaar genomen. Dit is te ruim en ook om die reden dienen de jachthuurovereenkomsten die door [gedaagde] zijn gesloten vernietigd te worden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer dat hierna – voor zover van belang – in de beoordeling aan de orde komt.

4.De beoordeling

wijziging van eis
4.1.
[gedaagde] heeft in zijn antwoordconclusie bezwaar gemaakt tegen de wijziging/aanvulling van eis van [eiseres] , omdat de wijziging van eis volgens hem in strijd is met de goede procesorde. De kantonrechter gaat hieraan voorbij. Op grond van artikel 130 Rv is de eiser bevoegd zijn eis te veranderen of te vermeerderen zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen. In dit geval is de wijziging van eis ruim voor de mondelinge behandeling ingediend, zodat [gedaagde] hier tijdig kennis van heeft kunnen nemen. Bovendien heeft [gedaagde] ook inhoudelijk op de gewijzigde eis gereageerd en is de procedure niet vertraagd. Gelet hierop is [gedaagde] niet in zijn verdediging geschaad. Van strijd met een goede procesorde is daarom geen sprake.
vordering a. en b. (afgifte stukken)
4.2.
[eiseres] vordert dat [gedaagde] de jachthuurovereenkomsten die hij heeft gesloten met grondeigenaren/gebruikers afgeeft dan wel in het geding brengt. De kantonrechter begrijpt uit de stelling van [eiseres] dat zij de jachthuurovereenkomsten wil controleren, of deze op de juiste wijze tot stand zijn gekomen en of deze overeenkomsten vernietigbaar zijn. Deze vordering is niet toewijsbaar omdat een rechtmatig belang aan de zijde van [eiseres] ontbreekt. [eiseres] is namelijk geen partij bij deze overeenkomsten en verder is [eiseres] geen instantie die volgens artikel 7.1 van de Wet natuurbescherming belast is met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
De kantonrechter ziet verder ook geen aanleiding om [gedaagde] te bevelen om de jachthuurovereenkomsten in het geding te brengen. Daar bestaat gelet op het voorgaande geen aanleiding toe.
vordering c. (verklaring voor recht)
4.3.
[gedaagde] voert als verweer dat hij geen onrechtmatige daad heeft gepleegd, omdat hij geen inbreuk heeft gepleegd op het vermogensrecht van [eiseres] . Volgens [gedaagde] is de grondeigenaar/gebruiker niet verplicht slechts met [eiseres] een jachthuurovereenkomst te sluiten. Dit verweer slaagt. Naast de omstandigheid dat [eiseres] niet het alleenrecht heeft om in het betreffende gebied jachthuurovereenkomsten te sluiten, waren de jachthuurovereenkomsten met [eiseres] reeds geëindigd door verloop van tijd. [gedaagde] heeft ook om die reden geen inbreuk gemaakt op het vermogensrecht van [eiseres] , aangezien zij niet meer over het huurrecht beschikte om te mogen jagen op het perceel van de grondeigenaar/gebruiker. De vordering is dan ook niet toewijsbaar.
vordering d. en e. (vernietiging dan wel wijziging tenaamstelling jachthuurovereenkomsten)
4.4.1.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] de jachthuurovereenkomsten tot stand heeft gebracht door bedrog en misbruik van omstandigheden. [gedaagde] zou tegenover de grondeigenaren/gebruikers hebben verzwegen dat hij niet meer in dienst was van [eiseres] . De vordering is niet toewijsbaar. [eiseres] is geen partij bij voornoemde jachthuurovereenkomsten. [eiseres] is dan ook niet degene die vernietiging van de overeenkomst kan vorderen. Indien de grondeigenaar/gebruiker van mening is dat de jachthuurovereenkomst met Van de [gedaagde] vanwege een wilsgebrek tot stand is gekomen en om die reden vernietigd dient te worden, is het aan die partij om daar een beroep op te doen.
4.4.2.
[eiseres] stelt dat in strijd met artikel 6:229 BW is gehandeld. Dit wetsartikel bepaalt dat een overeenkomst die voortbouwt op een reeds tussen partijen bestaande overeenkomst vernietigbaar is indien deze rechtsverhouding ontbreekt, tenzij dit in verband met de aard van de overeenkomst voor rekening van degene die zich op dit ontbreken beroept, behoort te blijven. De vordering is niet toewijsbaar. Ook in dit geval is [eiseres] geen partij bij de gesloten jachthuurovereenkomst. Zij kan om die reden al de overeenkomst niet vernietigen.
4.4.3.
[eiseres] stelt verder dat de jachthuurovereenkomsten dienen te worden vernietigd, omdat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met de redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter merkt op dat bij toepassing van artikel 6:2 en 6:248 lid 2 BW de nodige terughoudendheid dient te worden betracht.
[eiseres] voert aan dat [gedaagde] vanuit rancune onbejaagbare delen in het veld van [eiseres] creëert om schadebestrijding te frustreren en daarmee ook in strijd met de weidelijkheidsregels handelt. Het enige dat [eiseres] ter onderbouwing hiervoor aanvoert is dat [gedaagde] de opmerking heeft gemaakt “
Ik niet jagen, zij ook niet jagen.”. [gedaagde] heeft op de mondelinge behandeling betwist dat hij een dergelijke opmerking heeft gemaakt. [eiseres] heeft verder niet onderbouwd wanneer, tegen wie en in welke context [gedaagde] de gestelde opmerking zou hebben gemaakt. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die haar beroep op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid kan dragen.
4.4.4.
[eiseres] heeft voorts gesteld dat de jachthuurovereenkomsten op grond van artikel 2:15 lid 1 a en lid c BW dienen te worden vernietigd, omdat [gedaagde] het concurrentieverbod opgenomen in het huishoudelijk reglement van de Wildbeheereenheid ‘ [naam wildbeheereenheid] ’ heeft geschonden.
Voormeld wetsartikel heeft betrekking op de mogelijkheid om een besluit van een rechtsorgaan te vernietigen. Het ontgaat de kantonrechter hoe dit dient te leiden tot vernietiging van de jachthuurovereenkomsten. Overigens is in lid 3 van voormeld wetsartikel vermeld dat vernietiging geschiedt door een uitspraak van de rechtbank. De kantonrechter is gelet hierop niet bevoegd. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de vordering te verwijzen naar de handelsrechter, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
4.4.5.
De stelling van [eiseres] dat de jachthuurovereenkomsten dienen te worden vernietigd, dan wel praktisch gezien op naam van [eiseres] dienen te worden gezet, omdat er een looptijd van twee jaar in is opgenomen wordt niet gevolgd. Een grond die tot de gestelde vernietiging dient te leiden dan wel tot wijziging van de tenaamstelling ontbreekt. De vordering is onvoldoende onderbouwd.
vordering f. (verbod om jachtovereenkomsten te sluiten)
4.5.
In haar nadere conclusie houdende wijziging/aanvulling van eis heeft [eiseres] haar eis met deze vordering vermeerderd. [eiseres] voert echter geen specifieke grondslag aan waar de vordering op is gebaseerd. [eiseres] voldoet daardoor niet aan haar stelplicht en om die reden is de vordering niet toewijsbaar.
vordering g. (vonnis wijzen zo als de kantonrechter in goede justitie zal menen te behoren)
4.6.
Deze vordering voldoet niet aan de stelplicht en wordt om die reden afgewezen.
slotsom
4.7.
De gronden die [eiseres] heeft aangevoerd kunnen haar vorderingen niet dragen. De conclusie is dan ook dat de vorderingen worden afgewezen.
proceskosten
4.8.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
677,50
(2,5 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
812,50

5.De beslissing

De kantonrechter
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 812,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
verklaart de proceskosten veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Borm en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.