ECLI:NL:RBZWB:2024:5776

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/424887 / JE RK 24-1359
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen wegens persoonlijke problematiek van ouders

Op 14 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, hierna te noemen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de meisjes voor een periode van twaalf maanden onder toezicht te stellen en hen voor vier maanden uit huis te plaatsen in een pleeggezin. Dit verzoek is gedaan vanwege de persoonlijke problematiek van de ouders, die momenteel niet in staat zijn om zelfstandig voor hun kinderen te zorgen. De ouders en de meisjes staan op de wachtlijst voor een ouder-kindtraject, wat de situatie bemoeilijkt.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 augustus 2024, waarbij de ouders en hun advocaat aanwezig waren, werd vastgesteld dat de gecertificeerde instelling (GI) de oproep voor de behandeling niet had ontvangen. Desondanks besloot de kinderrechter om de behandeling voort te zetten. De ouders gaven aan dat er veel speelt in hun leven, waaronder financiële problemen en twijfels over het vaderschap van de vader. De kinderrechter oordeelde dat de ouders hun best doen om samen te werken, maar dat er behoefte is aan ondersteuning, zoals een persoonlijke begeleider.

De kinderrechter heeft de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing als voldaan beschouwd. De ouders zijn het eens met de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing, en de kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing houdt in dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht worden gesteld van de GI van 21 augustus 2024 tot 21 augustus 2025, en dat zij van 21 augustus 2024 tot 21 december 2024 in een pleegzorgvoorziening worden geplaatst. De ouders hebben het recht om binnen drie maanden hoger beroep aan te tekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/424887 / JE RK 24-1359
Datum uitspraak: 14 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden hierna gezamenlijk ook genoemd: de meisjes.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J. Nederlof te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam.

1.Het procesverloop

1.1
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beslissing:
- het op 18 juli 2024 ontvangen verzoek van de Raad, met bijlagen.
1.2
Op 14 augustus 2024 heeft de kinderrechter het verzoek met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de vader;
  • een vertegenwoordigster van de Raad.
Vlak vóór de mondelinge behandeling is gebleken dat de GI de oproep voor de mondelinge behandeling niet heeft ontvangen. Gelet op de situatie van de ouders en na afstemming met de advocaat van de moeder en de vertegenwoordigster van de Raad, heeft de kinderrechter besloten om de mondelinge behandeling zonder de GI voort te zetten.

2.De feiten

2.1
De ouders hebben samen het gezag over de meisjes.
2.2
Bij beschikking van de kinderrechter van 21 mei 2024 zijn de (toen nog ongeboren) meisjes voorlopig onder toezicht van de GI gesteld tot 21 augustus 2024.
2.3
Bij beschikking van de kinderrechter van 11 juni 2024 zijn de meisjes met een spoedmachtiging in een pleeggezin geplaatst. Aansluitend heeft de kinderrechter op 19 juni 2024 een machtiging verleend om de meisjes in het pleeggezin te laten verblijven tot 21 augustus 2024.

3.Het verzoek

3.1
De Raad verzoekt om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van de GI te stellen voor de duur van twaalf maanden en om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een pleeggezin voor de duur van vier maanden. Daarbij verzoekt de Raad om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

De standpunten zijn kort samengevat weergegeven
4.1
Ter aanvulling op het verzoekschrift voert de vertegenwoordigster van de Raad aan dat er de afgelopen periode niet zoveel is veranderd in de situatie. De meisjes doen het goed in het pleeggezin en er zijn omgangsmomenten met de ouders. De ouders en de meisjes staan nog op de wachtlijst voor de gezinsopname bij [traject]. De Raad handhaaft het verzoek.
4.2
De ouders vertellen dat er nog veel speelt in hun leven. Vanwege geldgebrek lukt het niet altijd om de omgangsmomenten door te laten gaan. Ook is er twijfel ontstaan of de vader wel de biologische vader is. Mogelijk is de verwekking van de meisjes het gevolg van een verkrachting. Dat zou het voor allebei de ouders heel anders maken. De ouders vinden het dan ook belangrijk dat er DNA-onderzoek plaatsvindt. De ouders hopen dat er binnenkort plek is bij [traject]. Er is nog geen intake geweest. De ouders vinden de gesprekken met de GI soms lastig omdat soms het ene wordt gezegd en dan het andere wordt gedaan. Ze zouden daar graag hulp bij hebben, bijvoorbeeld een persoonlijke begeleider. Mr. Nederlof geeft aan dat hij met de ouders zal kijken naar mogelijkheden daarvoor. De ouders kunnen zich vinden in het verzoek van de Raad.

5.De beoordeling

5.1
Volgens artikel 1:255, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Artikel 1:265b, tweede lid, BW bepaalt dat de kinderrechter de Raad op zijn verzoek kan machtigen een minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.3
Op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling oordeelt de kinderrechter dat wordt voldaan aan de criteria voor een ondertoezichtstelling en voor een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Vanwege de persoonlijke problematiek van de ouders, zijn zij op dit moment niet in staat om de zorg voor de meisjes (zelfstandig) te dragen. De ouders en de meisjes staan op de wachtlijst voor een ouder-kindtraject bij [traject]. Het is onbekend wanneer er een intakegesprek zal plaatsvinden en wanneer de plaatsing mogelijk zal zijn. De verwachting is wel dat er binnen vier maanden een plek beschikbaar is.
5.4
De kinderrechter ziet dat de ouders erg hun best doen om overal aan mee te werken. Omdat er soms ruis ontstaat over wat er is besproken en/of afgesproken, zou het helpend zijn als de ouders bij gesprekken ondersteund worden door een persoonlijke begeleider. Belangrijk is dat dit iemand is die kan aansluiten bij de ouders en er echt voor hen is. Ook is van belang dat er duidelijkheid komt over het vaderschap.
5.5
De kinderrechter hoopt dat er snel een plek bij [traject] beschikbaar is en dat de ouders daar met de meisjes geplaatst kunnen worden. Tot die tijd is het noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van de meisjes dat ze in het pleeggezin verblijven. De ouders begrijpen dat en kunnen zich daarin vinden. Ook zijn de ouders het eens met de verzochte ondertoezichtstelling.
5.6
De kinderrechter zal het verzoek van de Raad toewijzen voor de verzochte duur. De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dit betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van de GI van 21 augustus 2024 tot
21 augustus 2025;
6.2
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een
voorziening voor pleegzorg van 21 augustus 2024 tot 21 december 2024;
6.3
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024 door mr. C. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, en op schrift gesteld op 20 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.