In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de gedeeltelijke gezagsuitoefening door de gecertificeerde instelling (GI), Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, over een minderjarige. De ouders van de minderjarige waren niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek om wijziging van de contactregeling. De kinderrechter oordeelde dat de ouders de verkeerde procedure volgden en dat zij binnen twee weken na de schriftelijke aanwijzing om een vervallenverklaring daarvan hadden moeten verzoeken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI gedeeltelijk met het gezag is belast voor de medische behandeling en de aanmelding bij een onderwijsinstelling, en dat deze gedeeltelijke gezagsuitoefening noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de minderjarige. De ouders hebben geen tijdig verzoek gedaan tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing, waardoor hun verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.