Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het deskundigenbericht van 10 april 2024
2.De verdere beoordeling
Wat zijn redelijke kosten voor herstel van de door [deskundige 2] geconstateerde gebreken?” antwoordt [deskundige 1] dat hij het met [eiser] eens is dat (nog steeds) sprake is van een oververhitte aannemersmarkt, waardoor het uitermate moeilijk is om een aannemer te vinden die herstelwerkzaamheden wil uitvoeren en dat vaak de hoofdprijs wordt gevraagd voor ‘het opknappen van slecht werk door een collega’. Daarbij komt dat er veel benodigde werkzaamheden niet zijn meegenomen in de begroting van [deskundige 2] . Het rapport van [deskundige 2] , meer specifiek de door hem beraamde kosten, kan om die redenen niet als uitgangspunt dienen voor de vraag wat redelijke herstelkosten zijn voor volledig herstel. De door [deskundige 2] beraamde kosten voor de door hem genoemde (geconstateerde) gebreken zijn volgens de deskundige op zichzelf niet onredelijk, maar in de praktijk is gebleken dat er meer werkzaamheden nodig en noodzakelijk waren om volledig herstel te realiseren.
Hebben de door [bedrijf 2] aan [eiser] in rekening gebrachte kosten van € 72.086,90 betrekking op herstel van de gebreken zoals door [deskundige 2] in zijn rapport zijn genoemd en zo ja, zijn die kosten redelijk?”
Zoals hiervoor aangegeven, en ook al opgemerkt door de door [gedaagden] in dit kader ingeschakelde deskundige ( [bedrijf 4] ), is dat ‘er veel benodigde werkzaamheden niet zijn meegenomen in de begroting (lees: raming) van [deskundige 2] .’
geen aanleiding of reden[is]
om hetgeen reeds stond verwoord in de concept-rapportage te veranderen, wijzigen of aanvullen”en op te merken dat hetgeen in de brief d.d. 11 maart 2024 van de (voormalig) advocaat van [gedaagden] wordt gesteld “
uitdrukkelijk wordt betwist en van de hand gewezen” is geen inhoudelijke reactie.
3.De beslissing
woensdag 2 april 2025,