In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is een geschil ontstaan tussen eisers, bestaande uit [eiser 1] en [eiser 2], en gedaagde, [gedaagde] B.V., over de huurindexering en de betaling van herinrichtingskosten van een parkeerterrein. De zaak betreft een huurovereenkomst die op 1 september 2004 is ingegaan, waarbij [eisers] een bedrijfsruimte verhuurt aan [gedaagde], die deze onderverhuurt aan Jumbo. Op 27 september 2021 hebben de betrokken partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten over de herinrichting van het parkeerterrein dat door Jumbo wordt gebruikt. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de kostenverdeling van de herinrichting.
Eisers vorderen in de dagvaarding onder andere een verklaring dat [gedaagde] huurindexering verschuldigd is en betaling van huurachterstand, verbeurde boetes en herinrichtingskosten. Tijdens de procedure heeft [gedaagde] verweer gevoerd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] gehouden is om een bedrag van € 53.038,33 aan herinrichtingskosten te betalen, evenals buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de kosten van de herinrichting gelijkelijk verdeeld moeten worden tussen de betrokken partijen, en dat [gedaagde] niet kan ontkomen aan zijn verplichtingen op basis van de vaststellingsovereenkomst. De uitspraak is gedaan op 22 mei 2024.