ECLI:NL:RBZWB:2024:5801

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
10679874 CV EXPL 23-2156 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de opdracht en kosten in een civiele procedure tussen een deurwaarder en een particulier

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de kantonrechter op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde]. De zaak betreft de vraag of [gedaagde] gehouden is om een door [eiseres] in rekening gebrachte succes-fee te betalen, naast de kosten voor ambtshandelingen die door [eiseres] zijn verricht. De procedure volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank [plaats 1] van 15 december 2017, waarin [betrokkene] was veroordeeld tot ontruiming en betaling van een geldbedrag. [gedaagde] had [eiseres] opdracht gegeven om executoriale handelingen te verrichten, maar de kantonrechter oordeelde dat de opdracht beperkt was tot ambtshandelingen waarvoor de Btag-tarieven gelden. De kantonrechter concludeerde dat er geen afspraken waren gemaakt over een succes-fee en dat [gedaagde] niet gehouden was deze te betalen. Uiteindelijk werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 370,67 aan [eiseres], met wettelijke rente vanaf 27 april 2023. Tevens werd [eiseres] in de proceskosten veroordeeld, omdat zij grotendeels in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10679874 \ CV EXPL 23-2156
Vonnis van 22 mei 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
vertegenwoordigd door: [vertegenwoordiger eiseres] ,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. H.G.D. Hoek.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 oktober 2023 en de daarin genoemde processtukken,
- de brief van 1 maart 2024 van [vertegenwoordiger eiseres] met aanvullende producties 22 tot en met 29.
1.2.
Op 14 maart 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarop door mr. Hoek spreekaantekeningen zijn overgelegd en voorgedragen en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.3.
Na het sluiten van de zitting is de zaak aangehouden voor overleg tussen partijen. Bij brieven van 25 en 26 maart 2024 vragen partijen vonnis. De kantonrechter wijst om die reden vonnis.

2.De feiten

2.1.
Op 15 december 2017 heeft de rechtbank [plaats 1] een vonnis gewezen in een zaak tussen [gedaagde] en [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ) bekend onder nummer C/10/538644 / KG ZA 17-1225. [betrokkene] is in dat vonnis – samengevat – veroordeeld tot ontruiming van een onroerende zaak en tot betaling van een geldbedrag. [eiseres] heeft naar aanleiding daarvan in 2017 in opdracht van [gedaagde] een bevel tot ontruiming en een bevel tot betaling betekend.
2.2.
Op 17 maart 2022 heeft [gedaagde] telefonisch contact opgenomen met [eiseres] . Naar aanleiding daarvan heeft [gedaagde] diezelfde dag een e-mail aan [eiseres] gestuurd (hierna: de opdracht):
“(…)
1. Opdracht
Hierbij verwijs ik naar ons telefoongesprek en bevestig de opdracht voor mijn rekening executoriaal beslag leggen op woonhuis met ondergrond en erf [adres]
(…)

3.Aanvullende informatie

[betrokkene] is ca 22/03/18 met de noorderzon vertrokken (…). Tot heden heeft [betrokkene] niets aan mij betaald.

4.Samenwerking met [projectontwikkelaar]

Bij de incasso werk ik samen met [projectontwikkelaar] tr [plaats 1] , door tussenkomt van mr. JH Meerburg (…).
Er ligt een faillissement-verzoek gereed.
Wij willen eerst beslaglegger en daarna het faillissement-verzoek indienen.
(…)

5.Tijdstip uitvoering

Bij ons telefoongesprek noteerde ik dat u opnieuw betalingsbevel doet, waarna de weg vrij is voor executoriaal beslag en betekening aan hypotheekgerechtigden, uitvoering in de loop van volgende week (uitgezonderd onvoorziene omstandigheden).
(…)”
2.3.
In de brief van 18 maart 2022 heeft [eiseres] aan [gedaagde] bevestigd
“de ontvangst van uw executie-opdracht”(hierna: de opdrachtbevestiging).
2.4.
Bij exploot van betekening en bevel van 22 maart 2022 heeft [eiseres] (opnieuw) het vonnis van 15 december 2017 aan [betrokkene] betekend en bevel gedaan om € 99.513,47 te betalen.
2.5.
Op 29 maart 2022 heeft [eiseres] beslag gelegd op de onroerende zaak van [betrokkene] en heeft dit bij exploten van 30 maart 2022 aan [betrokkene] als eigenaar en aan twee hypotheekhouders betekend.
2.6.
Middels een drietal betalingen in juni 2022 heeft [gedaagde] door dan wel namens [betrokkene] in totaal € 110.000,00 ontvangen. Daarvan heeft [gedaagde] in totaal € 35.200,00 aan [projectontwikkelaar] afgedragen.
2.7.
Op 29 november 2022 heeft [gedaagde] aan [eiseres] € 421,06 betaald.
2.8.
[eiseres] heeft op 22 december 2022 een einddeclaratie opgemaakt ter hoogte van € 16.024,25 (hierna: de declaratie).
2.9.
Bij brief van 4 april 2023 wordt [gedaagde] door [eiseres] gesommeerd over te gaan tot betaling van het nog openstaande bedrag van € 15.603,19, waarbij wordt aangezegd dat bij uitblijven van tijdige betaling eveneens buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente in rekening zullen worden gebracht.
2.10.
Betaling door [gedaagde] is uitgebleven.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
om aan [eiseres] te betalen € 16.957,42 (bestaande uit € 15.603,19 aan hoofdsom, € 931,03 aan incassokosten en € 423,20 aan wettelijke rente berekend van 22 december 2022 tot en met 11 augustus 2023), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 15.603,19 vanaf 12 augustus 2023 tot de dag van algehele voldoening;
in de kosten rechtens.
3.2.
[eiseres] legt – kort gezegd – het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] heeft als particulier haar de opdracht gegeven de in het vonnis van 15 december 2017 toewijsbaar geoordeelde betalingsverplichting van [betrokkene] te executeren. Ter uitvoering van die opdracht heeft [eiseres] zowel ambtshandelingen als andere executiewerkzaamheden verricht. Zo heeft [eiseres] het betalingsbevel betekend, beslag gelegd en contact onderhouden met notarissen. Daarvoor gelden de Btag-tarieven. Daarnaast heeft [eiseres] in haar algemene voorwaarden een succes-fee van 15% bedongen. Nadat [gedaagde] door althans namens [betrokkene] ook daadwerkelijk betaald heeft gekregen, heeft [eiseres] haar einddeclaratie opgemaakt en aan [gedaagde] gestuurd. Dit bedrag heeft [gedaagde] ten onrechte onbetaald gelaten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij heeft een strak omlijnde opdracht aan [eiseres] gegeven, bestaande uit het enkel en alleen verrichten van ambtshandelingen waarvoor de Btag-tarieven gelden. Een succes-fee is hierbij helemaal niet aan de orde. [gedaagde] meent daarom dat [eiseres] ten onrechte een veel te hoog bedrag heeft gedeclareerd en dat hij niet gehouden is dat bedrag te betalen.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kernvraag die partijen verdeeld houdt is wat partijen nu precies zijn overeengekomen en welk bedrag [gedaagde] daarvoor aan [eiseres] dient te betalen.
4.2.
In de opdracht, zoals hiervoor onder 2.2. is weergegeven, heeft [gedaagde] in voldoende duidelijke bewoordingen kenbaar gemaakt dat hij niet anders heeft bedoeld dan [eiseres] opdracht te geven tot 1) het (opnieuw) doen van een betalingsbevel, 2) het leggen van executoriaal beslag op een onroerende zaak en 3) de betekening daarvan aan de hypotheekgerechtigden. Deze beoogde omvang van de opdracht stemt ook overeen met de door [gedaagde] genoemde tijdsduur voor uitvoering daarvan van om en nabij één week. [eiseres] heeft in dat kader onweersproken toegelicht dat daaronder mede moet worden verstaan betekening van het beslag aan [betrokkene] als eigenaar van de woning, omdat zij daartoe als deurwaarder wettelijk verplicht is. Met het bovenstaande is naar het oordeel van de kantonrechter de inhoud en omvang van de door [gedaagde] aan [eiseres] verstrekte opdracht gegeven.
Ambtshandelingen
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] in opdracht en voor rekening van [gedaagde] (in ieder geval) een aantal ambtshandelingen heeft verricht waarvoor de Btag-tarieven gelden en waarvoor [gedaagde] aan [eiseres] moet betalen. In dat licht heeft [eiseres] exploten overgelegd met onderstaande tarieven voor de volgende ambtshandelingen:
€ 140,35 voor betekening betalingsbevel,
€ 308,91 voor proces-verbaal executoriaal beslag tot verhaal op een onroerende zaak,
€ 92,74 voor betekening proces-verbaal beslag aan [betrokkene] ,
€ 92,74 voor (over)betekening proces-verbaal beslag aan [hypotheekhouder 1] ,
€ 96,49 voor (over)betekening proces-verbaal beslag aan [hypotheekhouder 2] B.V.
Deze tarieven stemmen overeen met de zogeheten Btag-tarieven uit 2022. Op deze bedragen maakt [eiseres] terecht aanspraak.
Bureau- en dossierkosten
4.4.
Verder heeft [gedaagde] in de e-mail van 29 november 2022 erkend aan [eiseres] verschuldigd te zijn € 60,50 aan bureau- en dossierkosten.
Succes-fee
4.5.
De vraag of [gedaagde] ook gehouden is de door [eiseres] in rekening gebrachte succes-fee te betalen, beantwoordt de kantonrechter ontkennend.
Voor wat betreft de ambtshandelingen kunnen alleen de onder 4.3. genoemde tarieven worden toegewezen. Hoewel een deurwaarder vrijheid heeft om van de Btag-tarieven afwijkende afspraken te maken met zijn opdrachtgever, is in dit geval niet gebleken van uitdrukkelijk overeengekomen andersluidende afspraken tussen partijen over de kosten voor het verrichten van ambtshandelingen.
Verder is, zoals overwogen onder 4.2., niet gebleken dat de opdracht van [gedaagde] aan [eiseres] zich ook uitstrekte tot het verrichten van executiewerkzaamheden niet zijnde ambtshandelingen. [gedaagde] heeft de opgedragen handelingen ondubbelzinnig gespecificeerd en daarvoor een (beperkte) tijdsduur van ongeveer één week genoemd. Ook heeft hij de achtergrond geschetst dat hij bij de incasso samenwerkt met een derde en diens advocaat, dat zij na het te leggen beslag een faillissementsaanvraag willen indienen en dat dit verzoek ook al klaar lag. De voor het beslag benodigde hypotheekakte heeft [gedaagde] daarbij zelf aan [eiseres] verstrekt. [eiseres] heeft de opdracht gelet op het voorgaande niet mogen opvatten als een opdracht tot de gehele executie dan wel incasso van het vonnis uit 2017. Uit de bewoordingen van de opdrachtbevestiging heeft [gedaagde] vervolgens niet hoeven begrijpen dat [eiseres] een geheel incassotraject meende aan te nemen en dat hij daarmee een succes-fee verschuldigd zou worden. Ook niet nu [gedaagde] in het dagelijks leven advocaat is. De term ‘executie-opdracht’ is daarvoor onvoldoende, te meer nu de opdracht wel zag op het leggen van een executoriaal beslag als onderdeel van een executietraject. Tot een eventuele executie van het beslagobject is het niet gekomen. De door [eiseres] gevorderde succes-fee ligt daarmee voor afwijzing gereed.
Tussenconclusie
4.6.
Gelet op het voorgaande dient [gedaagde] in totaal aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 791,73, bestaande uit € 731,23 voor de verrichte ambtshandelingen conform de bijbehorende Btag-tarieven en € 60,50 aan bureau- en dossierkosten. Daarop dient in mindering te worden gebracht de tussentijdse betaling van [gedaagde] van € 421,06, waarna een openstaande geldsom van € 370,67 resteert. [gedaagde] zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van voornoemd bedrag aan [eiseres] . Voor zover [gedaagde] na de mondelinge behandeling nog een betaling heeft verricht, dient dit uiteraard in mindering te worden gebracht op het nog door [gedaagde] te betalen bedrag.
4.7.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen over € 370,67, vanaf 27 april 2023 als eerstvolgende dag na het verstrijken van de gegunde betalingstermijn in de veertiendagenbrief tot de dag van algehele voldoening.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.8.
Verder is aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten voldaan. Uitgaande van de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom van € 370,67, zal gelet op de genormeerde bedragen in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 55,60 worden toegewezen.
Proceskosten
4.9.
[eiseres] is (grotendeels) in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
543,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 426,27, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 370,67 vanaf 27 april 2023 tot aan de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 543,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] ook de kosten van betekening betalen,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024.