ECLI:NL:RBZWB:2024:5807

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
11181076 VV EXPL 24-38 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning toegewezen wegens overlast en verwaarlozing door huurder met verslavingsproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Zeeuwland en [gedaagde] B.V., vertegenwoordigd door de bewindvoerder van [rechthebbende]. De eisende partij, Zeeuwland, vorderde ontruiming van de woning van [rechthebbende] vanwege ernstige overlast en verwaarlozing van het gehuurde. De huurovereenkomst was eerder voorwaardelijk ontbonden, maar [rechthebbende] had niet voldaan aan de voorwaarden. De kantonrechter oordeelde dat de overlast, waaronder geluidsoverlast en stankoverlast, substantiëel was en dat er een onhoudbare situatie was ontstaan. Ondanks de kwetsbare positie van [rechthebbende] door zijn verslavingsproblematiek, woog het belang van Zeeuwland bij ontruiming zwaarder. De kantonrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op zes weken na de uitspraak, in plaats van de gevorderde veertien dagen, om [gedaagde] de tijd te geven een oplossing te vinden. De gevorderde dwangsom werd afgewezen, omdat Zeeuwland al een titel had voor gedwongen ontruiming. De proceskosten werden toegewezen aan Zeeuwland.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11181076 \ VV EXPL 24-38
Vonnis in kort geding van 19 augustus 2024
in de zaak van
STICHTING ZEEUWLAND,
te Zierikzee,
eisende partij,
hierna te noemen: Zeeuwland,
gemachtigde: mr. J. Mikes,
tegen
[gedaagde] B.V., in diens hoedanigheid van bewindvoerder over de gelden en goederen van
[rechthebbende] ,
te Middelburg,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J. Pearson.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 juli 2024 met producties 1 tot en met 23,
- de akte overlegging producties van Zeeuwland met producties 19 tot en met 28,
- de brief van 1 augustus 2024 van mr. Mikes met een uittreksel uit het curatele- en bewindregister,
- de mondelinge behandeling van 5 augustus 2024, waarop door mr. F.J.M. Tielemans namens Zeeuwland spreekaantekeningen zijn overgelegd en voorgedragen en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Vanaf 21 maart 2000 heeft Zeeuwland aan de moeder van de heer [rechthebbende] (hierna: [rechthebbende] ) verhuurd de woning aan de [adres] (hierna: de woning). Na haar overlijden, heeft [rechthebbende] de huurovereenkomst op 13 juni 2022 overgenomen (hierna: de huurovereenkomst).
2.2.
Bij beschikking van 28 maart 2023 is voor [rechthebbende] wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand beschermingsbewind ingesteld en is [bewindvoerder] B.V. (hierna: [bewindvoerder] ) benoemd tot bewindvoerder. [bewindvoerder] heeft van 29 maart 2023 tot haar faillissement op 11 juni 2024 opgetreden als bewindvoerder van [rechthebbende] . Bij beschikking van 30 juli 2024 is [gedaagde] per 1 augustus 2024 benoemd tot bewindvoerder van [rechthebbende] .
2.3.
Bij vonnis van 3 januari 2024 heeft de kantonrechter – samengevat – gelet op de omvang van de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning voorwaardelijk toegewezen, namelijk onder de voorwaarden dat de betaalachterstand voor 3 mei 2024 moest zijn betaald én dat de maandelijkse huurtermijnen vanaf 1 februari 2024 tijdig zouden worden voldaan. De kantonrechter achtte in die procedure de door Zeeuwland gestelde overlast en de verwaarlozing van de woning onvoldoende onderbouwd. Wel werd vastgesteld dat er sprake was van een rommelige tuin die een onverzorgde indruk maakte. [rechthebbende] kreeg in dat opzicht het voordeel van de twijfel, omdat niet was gebleken dat [rechthebbende] daarop voorafgaand aan de dagvaarding was gewezen en omdat uit foto’s bleek dat [rechthebbende] de tuin aan het opruimen was.
2.4.
[rechthebbende] heeft niet volledig voldaan aan de hiervoor onder 2.3. genoemde voorwaarden.
2.5.
Op 7 mei 2024 heeft [rechthebbende] een verzoek ingediend tot -onder meer- het instellen van een moratorium als bedoeld in artikel 287b Faillissementwet (Fw). Bij vonnis van 11 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van de beslissing tot ontruiming van de woning voor de duur van zes maanden opgeschort en de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor zes maanden verlengd.
2.6.
Zeeuwland heeft vanaf 21 november 2022 diverse meldingen ontvangen van overlast veroorzaakt door [rechthebbende] . De gemelde overlast bestaat – kort gezegd – uit geluidsoverlast, stankoverlast en onveiligheid door drugsgerelateerde problematiek.
2.7.
Er zijn diverse pogingen gedaan om met [rechthebbende] in contact te treden, onder meer middels huisbezoeken door Zeeuwland en het inschakelen van hulpinstanties zoals Emergis en buurtbemiddeling.
2.8.
Op 29 mei 2024 is een bestuurlijke rapportage opgemaakt door de politie Vlissingen. Daarin is geconstateerd dat de gedragingen van [rechthebbende] zorgen voor onrust en een gevoel van onveiligheid bij omwonenden en wordt
“in overweging gegeven passende bestuurlijke maatregelen te nemen”.
2.9.
Zeeuwland is meldingen van overlast door [rechthebbende] blijven ontvangen.

3.Het geschil

3.1.
Zeeuwland vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [rechthebbende] te veroordelen:
I. om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen en verlaten en ontruimd te houden met al het zijne en door afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Zeeuwland te stellen, zulks op straffe van een aan Zeeuwland te verbeuren dwangsom van € 250,00 per dag – een dagdeel daaronder begrepen – dat hij hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,00;
II. in de kosten van dit geding.
3.2.
Zeeuwland legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Op basis van het bij beschikking van 11 juni 2024 uitgesproken moratorium, is de huurovereenkomst tussen partijen met zes maanden verlengd. Er is echter een onhoudbare situatie ontstaan, zodat deze termijn niet kan worden afgewacht. [rechthebbende] handelt in strijd met goed huurderschap zoals neergelegd in de wet en in de toepasselijke huurvoorwaarden. [rechthebbende] verwaarloost de woning en bijbehorende tuin en hij veroorzaakt overlast voor de omgeving, bestaande uit het maken en draaien van harde muziek, stankoverlast afkomstig van afval uit de tuin en een onveilige situatie die is ontstaan door enerzijds slecht onderhoud aan de schutting en anderzijds de aan- en inloop van diverse personen in welk kader drugsproblematiek wordt vermoed. [rechthebbende] gebruikt flakka en heeft een omgekeerd dag- en nachtritme. Ook bestaat het vermoeden dat er gestolen waar in de tuin van [rechthebbende] ligt, hetgeen wordt bevestigd door de inbeslagname van een fiets op 3 juni 2024 door de politie. Het gedrag van [rechthebbende] veroorzaakt gevoelens van onveiligheid bij omwonenden. Gelet op de langlopende voorgeschiedenis met vele waarschuwingen, gesprekken, procedures en ondersteuning van verschillende instanties en de drugsproblematiek, is het niet aannemelijk dat [rechthebbende] zijn gedrag gaat aanpassen en dat de overlast stopt. Omwonenden pikken het niet meer en de situatie dreigt te escaleren. In het licht van de (zorg)plicht van Zeeuwland naar andere huurders en omwonenden van haar huurwoningen, kan van haar niet worden gevergd dat zij deze overlastsituatie nog langer laat voortbestaan.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [rechthebbende] bevindt zich in een zeer kwetsbare situatie. [rechthebbende] heeft weliswaar een drugsprobleem, maar er is geen sprake van dealen en er is contact met Emergis. Er moet een oplossing komen, maar als [rechthebbende] op korte termijn op straat wordt gezet zal er een levensbedreigende situatie voor hem ontstaan. Er is tijd nodig om een structurele oplossing voor hem te vinden. Daarom wordt gevraagd om een langere ontruimingstermijn van twee maanden aan te houden.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Formele procespartij
4.1.
[gedaagde] is ter zitting verschenen en heeft verklaard als formele procespartij op te treden. Daarom is [gedaagde] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [rechthebbende] , in de kop van dit vonnis als zodanig opgenomen.
Ontruiming
4.2.
Bij een ontruimingsvordering in kort geding moet grote terughoudendheid worden betracht. Een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming is een maatregel die diep ingrijpt in de huurbescherming van een huurder en heeft naar haar aard meestal onomkeerbare gevolgen. In dit geval zal de kantonrechter de ontruimingsvordering van Zeeuwland toewijzen en overweegt daartoe het volgende.
4.3.
Beide partijen gaan ervan uit dat er uit hoofde van het op 11 juni 2024 uitgesproken moratorium op dit moment een huurovereenkomst tussen partijen geldt. Daarmee verblijft [rechthebbende] met recht en titel in het gehuurde. Dit moratorium staat echter niet per definitie in de weg aan de toewijzing van een ontruimingsvordering. Gelet op het bepaalde in artikel 305 lid 3 Fw kan de huur tussentijds worden beëindigd vanwege het niet-nakomen van andere niet-financiële verplichtingen, zoals het veroorzaken van overlast. Daarvan is in dit geval sprake. [rechthebbende] verwaarloost de woning en de tuin in ernstige mate en veroorzaakt veel overlast voor omwonenden. Hij heeft dit niet weersproken en Zeeuwland heeft een veelvoud aan overlastmeldingen van meer dan één omwonende en beeldmateriaal overgelegd. De woning en bijbehorende tuin maken alles behalve een verzorgde indruk. Omwonenden zijn ten einde raad. Zij hebben last van geluid ’s avonds laat en ’s nachts en ervaren gevoelens van onveiligheid doordat hij erop uit lijkt te zijn hen te hinderen door harde muziek te maken als hij weet dat ze thuis zijn en doordat allerlei mensen op allerlei tijdstippen kort langskomen en daarbij iets lijken uit te wisselen.
4.4.
Na een afweging van de in het geding zijnde belangen, oordeelt de kantonrechter dat het belang van Zeeuwland bij ontruiming van de woning zwaarder weegt dan het belang van [rechthebbende] bij behoud van de woning. Daarbij weegt enerzijds mee dat [rechthebbende] zich – mede vanwege zijn verslavingsproblematiek – in een kwetsbare positie bevindt en dat hij een zwaarwegend belang heeft bij het behoud van de woning. Anderzijds weegt mee dat Zeeuwland al geruime tijd overlastmeldingen over [rechthebbende] ontvangt en dat zij tevergeefs- diverse inspanningen heeft verricht om de situatie te verbeteren. Het is voorstelbaar dat de door Zeeuwland geschetste en door [gedaagde] niet weersproken leefsituatie van [rechthebbende] leidt tot veel onrust in de buurt en tot ernstige gevoelens van onveiligheid bij omwonenden. Zeeuwland beroept zich daarbij terecht op haar zorgplicht tegenover haar andere huurders en omwonenden van haar huurwoningen. In dat licht kan van Zeeuwland niet langer worden gevergd dat zij de huidige situatie laat voortduren.
Ontruimingstermijn
4.5.
Gelet op de belangen van beide partijen, oordeelt de kantonrechter de door Zeeuwland gevorderde ontruimingstermijn van 14 dagen te kort. Vast staat dat [gedaagde] nog maar zeer recent tot bewindvoerder van [rechthebbende] is benoemd. Ter zitting heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij tijd nodig heeft om dit traject op te starten en om een structurele oplossing voor [rechthebbende] te vinden. Aan de andere kant speelt deze kwestie al geruime tijd en moet er binnen afzienbare tijd een oplossing komen voor alle betrokkenen. De kantonrechter zal daarom de ontruimingstermijn vaststellen op 6 weken na het wijzen van dit vonnis, zodat [gedaagde] vóór 1 oktober 2024, en dus uiterlijk op 30 september 2024, de woning moet hebben ontruimd op de wijze zoals hierna vermeld onder de beslissing.
Dwangsom
4.6.
De door Zeeuwland gevorderde dwangsom bij het in gebreke blijven van vrijwillige ontruiming, wijst de kantonrechter af bij gebrek aan belang. Zeeuwland heeft niet onderbouwd waarom in dit geval een extra prikkel in de vorm van een op te leggen dwangsom nodig zou zijn. Met de veroordeling tot ontruiming heeft Zeeuwland immers al een titel om met de deurwaarder tot een gedwongen ontruiming over te gaan als [gedaagde] dat niet vrijwillig doet.
Proceskosten
4.7.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Zeeuwland worden vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
136,71
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.215,71

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] q.q. om vóór 1 oktober 2024 de woning aan [adres] te (doen) verlaten en ontruimen en verlaten en ontruimd te houden met al het hare en door afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Zeeuwland te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] q.q. in de proceskosten, aan de zijde van Zeeuwland vastgesteld op € 1.215,71, te betalen aan Zeeuwland binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe en vermeerderd met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2024.