Op 15 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], verlengd voor de duur van zes maanden, met ingang van 15 augustus 2024. De zaak werd behandeld in het kader van een verzoek van de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, die als gecertificeerde instelling betrokken is bij de zorg voor [minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling waren zowel de ouders van [minderjarige] als hun advocaten aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de Raad voor de Kinderbescherming.
De kinderrechter heeft in haar beoordeling de zorgen over de wisselende relatie tussen [minderjarige] en haar vader meegewogen, evenals de communicatieproblemen tussen de ouders. [minderjarige] woont bij haar moeder en heeft aangegeven dat ze het fijn vindt als de jeugdbeschermer betrokken blijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders nog niet in staat zijn om op een constructieve manier samen beslissingen te nemen over [minderjarige], wat negatieve gevolgen heeft voor haar ontwikkeling. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat [minderjarige] onbelast contact kan hebben met haar vader, zonder dat de mening van de moeder daar invloed op heeft.
De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om te werken aan hun communicatie en samenwerking, zodat [minderjarige] in een stabiele omgeving kan opgroeien.