ECLI:NL:RBZWB:2024:5813

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/423990 / JE RK 24-1190
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in een complexe gezinsdynamiek

Op 15 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], verlengd voor de duur van zes maanden, met ingang van 15 augustus 2024. De zaak werd behandeld in het kader van een verzoek van de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, die als gecertificeerde instelling betrokken is bij de zorg voor [minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling waren zowel de ouders van [minderjarige] als hun advocaten aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de Raad voor de Kinderbescherming.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling de zorgen over de wisselende relatie tussen [minderjarige] en haar vader meegewogen, evenals de communicatieproblemen tussen de ouders. [minderjarige] woont bij haar moeder en heeft aangegeven dat ze het fijn vindt als de jeugdbeschermer betrokken blijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders nog niet in staat zijn om op een constructieve manier samen beslissingen te nemen over [minderjarige], wat negatieve gevolgen heeft voor haar ontwikkeling. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat [minderjarige] onbelast contact kan hebben met haar vader, zonder dat de mening van de moeder daar invloed op heeft.

De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om te werken aan hun communicatie en samenwerking, zodat [minderjarige] in een stabiele omgeving kan opgroeien.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/423990 / JE RK 24-1190
Datum uitspraak: 15 juli 2024
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. E.A.G. van Acker te Sint Jansteen,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats 2] ,
advocaat: mr. A.I. Cambier te Axel.

1.De stukken en de rechtszaak

1.1.
De kinderrechter neemt het volgende stuk mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI van 19 juni 2024 met bijlagen, ontvangen op 19 juni 2024.
1.2.
Op 15 juli 2024 heeft de kinderrechter het verzoek van de GI tot het verlengen van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] gelijktijdig met het verzoek van de (de bewindvoerder van de) moeder om te bepalen dat de vader een bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] aan de moeder dient te voldoen (bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/421162 FA RK 24-1711), tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren nader behandeld. Op dat verzoek is bij seperate beschikking van 22 juli 2024 beslist.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad.
1.4.
De kinderrechter heeft de [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover op 12 juli 2024 een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat de ouders samen de belangrijke beslissingen over [minderjarige] moeten nemen.
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
[minderjarige] is op 15 mei 2019 onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar. Mevrouw [naam 1] is toen betrokken geraakt bij [minderjarige] en haar ouders. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] daarna steeds verlengd. Voor het laatst is de ondertoezichtstelling tot 15 augustus 2024 verlengd.

3.Waar het nu over gaat

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De mening van [minderjarige]

4.1.
zou het fijn vinden als de jeugdbeschermer voorlopig nog bij haar en haar ouders betrokken blijft. Dit vindt [minderjarige] helpend. In het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] ook verteld dat het goed met haar gaat. Zij gaat op dit moment naar een soort modevakschool en zal komend schooljaar starten op het [school] voor een opleiding in de richting van horeca. [minderjarige] werkt momenteel in de horeca en dit bevalt haar erg goed. Verder heeft [minderjarige] veel vrienden en houdt zij zich graag bezig met het maken van muziek. Daarnaast heeft [minderjarige] erg fijn contact met [naam 2] , haar vertrouwenspersoon en therapeut bij Mentaal Beter. [minderjarige] wil deze therapie blijven volgen en zou willen dat [naam 2] meer wordt betrokken bij de beslissingen die er over haar worden genomen, zodat [minderjarige] niet telkens alles aan [naam 2] moet uitleggen. Het contact tussen [minderjarige] en haar vader verloopt de afgelopen jaren met ups en downs. Daarover vertelt [minderjarige] dat zij veel boosheid heeft naar haar vader, met name over hoe hij op haar reageert. Volgens [minderjarige] begrijpen de vader en zij elkaar vaak niet zo goed. Ook maakt de vader beloftes die hij niet nakomt. [minderjarige] vindt het daarnaast lastig dat haar vader vaak op vakantie gaat, maar geen geld lijkt te hebben voor haar. Wel heeft haar vader laatst, op aandringen van de jeugdbeschermer, een laptop voor haar aangeschaft. Daar is [minderjarige] erg blij mee, maar zij vindt het vervelend dat de vader de laptop nu samen met haar wil installeren. Daardoor voelt [minderjarige] zich gedwongen om haar vader weer te zien. Haar moeder moedigt haar ook aan om weer bij haar vader langs te gaan, maar daar heeft [minderjarige] nu even geen behoefte aan. Zij hoopt wel dat de relatie met haar vader kan worden verbeterd.

5.De mening van de jeugdbeschermer

5.1.
De jeugdbeschermer vindt dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd, zodat zij het komende half jaar betrokken kan blijven bij [minderjarige] en haar ouders. Het gaat op dit moment goed met [minderjarige] en de therapie bij Mentaal Beter verloopt ook goed. Dat is heel positief. Toch heeft de jeugdbeschermer ook zorgen over [minderjarige] . Dat komt met name doordat het contact tussen [minderjarige] en haar vader en tussen de ouders niet goed verloopt. De jeugdbeschermer vindt het daarom belangrijk om de komende tijd goed in de gaten te houden hoe het met [minderjarige] gaat, hoe het gaat op school en met de therapie en hoe het contact tussen [minderjarige] en haar beide ouders verloopt. Er zal binnenkort ook worden onderzocht of er bij [minderjarige] sprake is van autisme. Verder wordt er gestart met systeembehandeling en gesprekken tussen de ouders, zodat zij hun onderlinge relatie kunnen verbeteren. De jeugdbeschermer vindt het positief dat er nu duidelijkheid is over de alimentatie, waardoor dit hopelijk niet meer tussen de ouders in staat.

6.De mening van de moeder

6.1.
De moeder vindt het goed dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd. Zij vindt het belangrijk dat de jeugdbeschermer bij [minderjarige] en de ouders betrokken blijft en dat zowel de therapie van [minderjarige] bij Mentaal Beter als de hulpverlening in het kader van IPT vanuit [hulpverlening] kunnen doorgaan. De moeder staat ook open voor andere hulpverlening om te werken aan het herstellen van haar relatie met de vader. Zij heeft er alleen weinig vertrouwen in dat dat gaat lukken. Verder heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling verteld dat zij het lastig vindt dat de vader telkens aangeeft dat de moeder [minderjarige] op een negatieve wijze beïnvloedt en het contact tussen [minderjarige] en de vader tegenwerkt. Dat doet de moeder niet. Zij hoopt juist dat het contact tussen [minderjarige] en de vader kan worden hersteld en [minderjarige] een goede band met haar vader kan opbouwen.

7.De mening van de vader

7.1.
De vader vindt het ook goed dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd. Hij maakt zich zorgen over wat [minderjarige] aan de kinderrechter heeft verteld. Hij heeft het gevoel dat dat niet los kan staan van de moeder. De vader hoopt dat het de ouders lukt om het verleden achter hen te laten en op een goede manier met elkaar over [minderjarige] te overleggen, zodat [minderjarige] daar geen last meer van heeft en kan opgroeien tot een gezonde en stabiele volwassene.

8.De mening van de Raad voor de Kinderbescherming

8.1.
De Raad vindt dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd, omdat de ouders nog niet op een goede manier met elkaar kunnen omgaan en overleggen. Daardoor lukt het de ouders nog niet om zonder ruzie of gedoe samen belangrijke beslissingen over [minderjarige] te nemen. Daar heeft [minderjarige] last van. Zij zit daardoor als het ware klem tussen haar ouders. De Raad vindt het daarom belangrijk dat de jeugdbeschermer bij [minderjarige] en haar ouders betrokken blijft. De jeugdbeschermer kan de ouders dan verder helpen bij het herstellen van de samenwerking en communicatie en [minderjarige] ondersteunen in het verbeteren van de band met haar vader. De Raad denkt dat het daarbij helpend is als de vader aan [minderjarige] laat merken dat hij haar gevoelens begrijpt. Nu er waarschijnlijk nog best wat tijd nodig is om dit allemaal voor elkaar te krijgen, zal de ondertoezichtstelling mogelijk ook na het komende half jaar weer moeten worden verlengd.

9.Het oordeel van de kinderrechter

9.1.
De kinderrechter heeft deze beslissing in heldere taal geschreven omdat zij het belangrijk vindt dat [minderjarige] haar beslissing goed begrijpt. De kinderrechter heeft namelijk begrepen dat [minderjarige] veel stukken ook leest.
9.2.
De kinderrechter moet beoordelen of de ondertoezichtstelling moet worden verlengd. Dat zou betekenen dat de jeugdbeschermer, mevrouw [naam 1] , nog langer bij [minderjarige] en haar ouders betrokken zou blijven. Om een ondertoezichtstelling te kunnen verlengen moet er aan een aantal vereisten zijn voldaan. Die staan in de wet genoemd in artikel 255 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. In het kort noemen we dat artikel 1:255 BW. De kinderrechter vindt dat aan de vereisten die in de wet zijn genoemd is voldaan. De kinderrechter zal hierna opschrijven waarom zij dat vindt.
9.3.
De kinderrechter heeft begrepen dat het goed gaat met [minderjarige] . Zij woont bij haar moeder, waar zij goed wordt verzorgd en gaat volgens jaar weer naar school. Ook heeft [minderjarige] een bijbaantje waar zij veel plezier in heeft en doet zij in haar vrije tijd leuke dingen met haar vrienden, zoals het maken van muziek. Dit vindt de kinderrechter positief.
9.4.
Tegelijkertijd zijn er ook zorgen.
9.4.1.
Zo is het contact tussen [minderjarige] en haar vader de afgelopen tijd wisselend geweest. [minderjarige] heeft daarover opgemerkt dat zij nu even geen behoefte heeft om haar vader te zien, maar wel hoopt dat de band met haar vader uiteindelijk kan worden verbeterd. De kinderrechter vindt het belangrijk voor de ontwikkeling van [minderjarige] dat zij zowel met haar moeder als met haar vader fijn contact heeft.
9.4.2.
De kinderrechter heeft daarnaast begrepen dat de communicatie en de samenwerking van de ouders nog slecht is. Daardoor lukt het de ouders nu niet om met elkaar te overleggen en samen beslissingen te nemen over [minderjarige] . Daar heeft [minderjarige] last van. Zij ziet en hoort dat het haar ouders niet lukt om het eens te worden over belangrijke onderwerpen. De alimentatie is daar een voorbeeld van. Daardoor is [minderjarige] bezig met dingen, waar zij nog niet mee bezig zou moeten zijn. Zij moet zich volledig kunnen concentreren op haar eigen leven, waarin zij fijn contact heeft met beide ouders.
9.5.
Vanwege deze zorgen zal de kinderrechter beslissen dat de jeugdbeschermer voorlopig nog bij [minderjarige] en de ouders betrokken moet blijven. Zo kan de jeugdbeschermer de komende tijd samen met [minderjarige] werken aan het herstellen van het contact tussen [minderjarige] en haar vader en aan het verbeteren van de band tussen hen. Ook moet de therapie van [minderjarige] bij Mentaal Beter door blijven gaan en zal er bij [minderjarige] binnenkort een onderzoek naar autisme moeten worden verricht. De kinderrechter vindt het verder belangrijk dat de jeugdbeschermer in de gaten houdt of het goed blijft gaan met [minderjarige] op school en of zij nog ergens anders hulp bij nodig heeft.
9.6.
De ouders kunnen deze verantwoordelijkheid samen niet dragen. Ook tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat de ouders niet kunnen samenwerken. Daarom is er ook verdere hulpverlening nodig om de samenwerking tussen de ouders te verbeteren, of er in ieder geval voor te zorgen dat zij het voor [minderjarige] mogelijk maken om met haar beide ouders positief contact te hebben. Daarbij wil de kinderrechter nog opmerken dat haar tijdens de mondelinge behandeling is opgevallen dat de vader verder wil en het verleden achter zich wil laten. Hij wil graag een fijne toekomst voor [minderjarige] , waarin zij fijn contact heeft met haar moeder en fijn contact heeft met haar vader. Daarom heeft hij er ook voor gekozen om de moeder zoveel mogelijk uit de wind te houden, omdat wanneer hij het de moeder moeilijk maakt, hij het ook [minderjarige] moeilijk maakt. Hoewel dit waarschijnlijk ook geldt voor de moeder, blijft zij vooral naar de vader wijzen en kijkt zij minder naar haar eigen rol in het geheel. Moeder blijft vader verwijten maken. De kinderrechter wenst hierbij te benadrukken dat de manier waarop de moeder omgaat met de vader of over hem spreekt, direct van invloed is op het contact tussen [minderjarige] en de vader. Het is voor [minderjarige] , en dan met name voor haar identiteitsontwikkeling en het aangaan van contacten en relaties met anderen, erg belangrijk dat zij onbelast contact met haar vader kan hebben en dat zij zelf, zonder dat zij daarin geremd wordt door de mening van de moeder over de vader, een beeld kan vormen van de vader. De kinderrechter hoopt dat de moeder zich daarvan bewust blijft.
9.7.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing.

10.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter:
10.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden, met ingang van 15 augustus 2024 en tot 15 februari 2025;
10.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2024 door mr. Voorn, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 30 juli 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.