ECLI:NL:RBZWB:2024:5814

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/419452 / FA RK 24-850
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en verzoek om geslachtsnaamwijziging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 juli 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van gezamenlijk gezag en een verzoek tot geslachtsnaamwijziging. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B. Schelvis-Neuteboom, verzocht om het gezamenlijk ouderlijk gezag over haar minderjarige kinderen te wijzigen in eenhoofdig gezag. De man, woonachtig in de Verenigde Staten, heeft niet op de zitting gereageerd en geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man sinds de echtscheiding sporadisch contact heeft gehad met de kinderen en dat er geen zicht is op verbetering van de situatie. De rechtbank oordeelde dat het gezamenlijk gezag beëindigd moest worden, omdat de vrouw de enige was die actief betrokken was bij de opvoeding van de kinderen en de man niet in staat was om zijn verantwoordelijkheden als ouder te vervullen. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw om toestemming voor geslachtsnaamwijziging van de oudste minderjarige afgewezen, omdat er geen geschil meer was over het gezamenlijk gezag. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de vrouw onmiddellijk met de uitvoering kan beginnen, ondanks een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/419452 / FA RK 24-850
Datum uitspraak: 26 juli 2024
Beschikking betreffende gezag, toestemming geslachtsnaamwijziging en vervangende toestemming vakantie
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. B. Schelvis-Neuteboom te Leiden,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
volgens de Registratie Niet Ingezetenen woonachtig in de Verenigde Staten van Amerika, zonder bekend adres.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 23 februari 2024 ontvangen verzoek tot wijziging gezamenlijk gezag in eenhoofdig gezag alsmede tot vervangende toestemming geslachtsnaamwijziging minderjarig kind, met bijlagen;
- de op 5 april 2024 per e-mail verzonden brief aan de man
- de oproep van de man in de Staatscourant van 9 april 2024;
- het F9-formulier van mr. Schelvis-Neuteboom van 15 juli 2024, met als bijlage een aanvullende productie, binnengekomen bij de rechtbank op 15 juli 2024;
- het F9-formulier van mr. Schelvis-Neuteboom van 16 juli 2024, met meerdere bijlagen, waaronder een aanvullend verzoek, binnengekomen bij de rechtbank op 16 juli 2024.
1.2
De man heeft zelf, zonder advocaat en voorafgaand aan de mondelinge behandeling, op 17 juli 2024 via een e-mailbericht een brief ingediend. De als verweerschrift aan te merken brief behoort niet tot het dossier omdat deze door een advocaat ingediend had moeten worden. De rechtbank heeft daarom geen kennis genomen van de inhoud van de brief.
1.3
Het verzoek is mondeling behandeld op 18 juli 2024. Bij deze behandeling is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad. Alhoewel correct opgeroepen is de man niet verschenen. De man heeft een dag voor de mondelinge behandeling een e-mailbericht aan de rechtbank gezonden met daarin het verzoek om online deel te mogen nemen aan de zitting. Omdat bij dit verzoek geen bijzondere redenen werden gegeven en de rechtbank uit de begeleidende brief heeft opgemaakt dat de man (momenteel) in [plaats 2] verblijft, is dit verzoek afgewezen.
1.4
De [minderjarige 1] is in de gelegenheid gesteld om haar mening over de verzoeken kenbaar te maken in een kindgesprek dat op 16 juli 2024 heeft plaatsgehad.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle van [datum 1] 2020 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op [datum 2] 2021 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Uit het huwelijk van partijen zijn de navolgende minderjarige kinderen geboren:
-
[minderjarige 1], geboren te [plaats 2] op [geboortedag 1] 2011;
-
[minderjarige 2], geboren te [plaats 2] op [geboortedag 2] 2013.
2.3
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
2.4
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.5
Partijen zijn op 19 oktober 2020 een ouderschapsplan overeengekomen, waarin onder meer een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is opgenomen, inhoudende dat de man bij een verblijf in Nederland gerechtigd is om de minderjarigen te zien. Voorts is overeengekomen dat partijen uiterlijk in februari van elk jaar overleggen over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tijdens de vakanties van dat betreffende jaar.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt- na aanvulling -, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Het gezamenlijk ouderlijk gezag over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren te [plaats 2] op [geboortedag 1] 2011;
-
[minderjarige 2], geboren te [plaats 2] op [geboortedag 2] 2013,
te wijzigen in de zin dat de vrouw voortaan wordt belast met het eenhoofdig gezag over de bovenvermelde minderjarigen;
II. De man te bevelen zijn toestemming te verlenen voor wijziging van de
geslachtsnaam van de [minderjarige 1] , geboren te [plaats 2] op [geboortedag 1] 2011, waarbij de [geslachtsnaam man] zal worden gewijzigd in
[geslachtsnaam vrouw];
III. Voor zover dit niet binnen twee weken na betekening van de af te geven
beschikking geschiedt, aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen voor de ontbrekende instemming van de man, tot het indienen van een verzoek bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie tot geslachtsnaamwijziging van de [minderjarige 1] , geboren te [plaats 2] op [geboortedag 1] 2011, waarbij het verzoek zal zijn dat de [geslachtsnaam man] zal worden gewijzigd in
[geslachtsnaam vrouw];
IV. Een vervangende verklaring van toestemming voor de vakantie naar Turkije
(Kemer/Antalya) van 22 juli 2024 tot en met 29 juli 2024 voor [minderjarige 1] geboren op [geboortedag 1] 2011 te [plaats 2] en [minderjarige 2] geboren op [geboortedag 2] 2013 te [plaats 2] , tezamen met de vrouw, te verlenen als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek.
3.2
De man is niet in de procedure verschenen en heeft derhalve geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw.

4.De beoordeling

4.1
Vervangende toestemming vakantie
4.1.1
De vrouw heeft de rechtbank in haar aanvullende verzoekschrift van 16 juli 2024 verzocht om aan de vrouw een vervangende verklaring van toestemming te verlenen voor de vakantie van de minderjarigen met de vrouw naar Turkije van 22 juli 2024 tot en met 29 juli 2024.
4.1.2
Ter gelegenheid van de mondelinge op 18 juli 2024 heeft de vrouw dit verzoek ingetrokken, omdat de man inmiddels, via zijn e-mailbericht aan de vrouw op 17 juli 2024, aan de vrouw toestemming heeft gegeven voor de vakantie van de minderjarigen met de vrouw naar Turkije van 22 juli 2024 tot en met 29 juli 2024. Op 18 juli 2024 heeft de man vervolgens de voor deze buitenlandse vakantie benodigde formulieren ondertekend en aan de vrouw toegestuurd. Gelet op deze intrekking hoeft dit verzoek niet meer te worden beoordeeld. De rechtbank zal dit verzoek dan ook afwijzen.
4.2
Wijziging gezag
4.2.1
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat zij voortaan alleen het gezag over de minderjarigen zal uitoefenen.
4.2.2
De rechtbank kan ingevolge het bepaalde in artikel 1:253n juncto artikel 1:251a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezamenlijk gezag beëindigen en bepalen dat het gezag aan één ouder toekomt, als zich een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan waardoor:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of;
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.2.3
De rechtbank dient eerst te beoordelen of er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Het is de rechtbank gebleken dat de man sinds het uiteengaan van partijen zeer sporadisch (fysiek) contact met de minderjarigen heeft gehad en dat dit contact voor het laatst meer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden. Ook het contact tussen partijen is inmiddels geruime tijd geleden gestaakt nadat deze lange tijd zeer moeizaam is verlopen. Daarbij komt dat de vrouw na het uiteengaan van partijen met de minderjarigen in Nederland is gaan wonen, terwijl de man in Amerika is blijven wonen en de man in verband met het tijdsverschil en vanwege zijn onbekende woon- en verblijfplaats aldaar zeer slecht te bereiken is. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden ten opzichte van de situatie van partijen zoals die was ten tijde van de echtscheidingsbeschikking van 29 december 2020 dermate zijn gewijzigd dat de vrouw kan worden ontvangen in haar verzoek.
4.2.4
De rechtbank overweegt voorts dat het uitgangspunt van de wet is dat ouders gezamenlijk zijn belast met het gezag over hun minderjarige kinderen. Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist evenwel dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van de kinderen tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor de kinderen en hun veiligheid niet in gevaar brengt.
4.2.5
De rechtbank hecht eraan om – met de Raad – te constateren dat de minderjarigen continu worden teleurgesteld in hun contact met de man. De minderjarigen nemen initiatief in het contact met de man. In zijn reactie laat de man zien dat hij wat de minderjarigen doen negatief labelt. De man sluit niet aan bij de minderjarigen. De man steekt in op wat hij zelf belangrijk vindt. Daarnaast is de man wisselend boos en aardig tegen de minderjarigen wat hem onvoorspelbaar maakt. Doordat de man tegen de minderjarigen lelijk over de vrouw spreekt, plaatst hij de minderjarigen in een loyaliteitsdilemma.
4.2.6
De rechtbank constateert verder dat de vrouw initiatieven heeft genomen om gezag samen uit te voeren. Zij heeft een e-mailadres aangemaakt en overleggen gepland. De man is echter al geruime tijd niet of vrijwel niet bereikbaar voor de vrouw. De vrouw heeft al jaren geen idee waar de man verblijft en moet maar afwachten wanneer hij reageert op berichten. De man laat het in de betrokkenheid op de minderjarigen al jaren afweten zodat de minimaal noodzakelijke basis voor gezamenlijk gezag van de ouders ontbreekt. Daarmee bestaat het risico dat de beslissingen over de minderjarigen, bijvoorbeeld over de schoolkeuze of medisch handelen, niet in het vereiste tempo kunnen worden genomen. De moeder loopt momenteel al tegen praktische problemen aan, zoals bij de inschrijving van [minderjarige 1] voor de middelbare school voor het komende schooljaar en bij het opstarten van de procedure voor de door [minderjarige 1] gewenste geslachtsnaamswijziging. Zeer recentelijk heeft de man met betrekking tot de geplande vakantie van de minderjarigen met de vrouw naar Turkije laten zien dat hij niet beseft wat het de vrouw en minderjarigen doet dat hij – na herhaaldelijk vragen – pas 5 dagen voor vertrek met deze vakantie heeft ingestemd. Het is de rechtbank voorts uit de stukken en het gesprek tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat de man de afgelopen jaren inadequaat reageert op de berichten van de vrouw ten aanzien van de te nemen gezagsbeslissingen ofwel daarvoor geen toestemming verleent ofwel deze erg laat verleent en daarbij aanvullende (en onredelijke) eisen stelt. Zo gaf de man in zijn e-mailbericht van 17 juli 2024 aan de vrouw ook aan dat hij kon instemmen met de inschrijving van [minderjarige 1] op de middelbare school, mits [minderjarige 1] hem dan direct zou opbellen. Een dergelijke gang van zaken acht de rechtbank niet in het belang van de minderjarigen, enerzijds omdat zij op deze manier worden belast met volwassenzaken en zich daardoor niet volledig kunnen focussen op hun eigen ontwikkelingstaken en anderzijds omdat dit hen voortdurend spanningen en onrust bezorgt. De man heeft de minderjarigen de afgelopen vier jaar zo weinig gezien en gesproken zodat hij nauwelijks meer op de hoogte is van wat bij hen leeft en wat voor hen belangrijk is.
4.2.7
De rechtbank heeft daarnaast geen aanwijzingen dat partijen in de nabije toekomst wel weer op ouderniveau met elkaar zullen kunnen overleggen over de minderjarigen. Hiervoor is redengevend dat de man een onbekende woon- of verblijfplaats in Amerika heeft en zeer slecht te bereiken is, en dat er ondanks diverse pogingen vanuit de vrouw om invulling te geven aan het gezamenlijk gezag, zoals het aanmaken van een apart e-mailadres voor de communicatie over de minderjarigen en het organiseren van maandelijkse oudergesprekken, inmiddels meer dan een jaar vrijwel geen contact meer is geweest tussen de man en de vrouw. Ook is er – na meer dan een jaar geen contact tussen de man en de minderjarigen – geen zicht op hervatting van dat contact.
4.2.8
Gelet op het voorgaande en het feit dat de man door niet te verschijnen het verzoek onweersproken heeft gelaten, acht de rechtbank het met de Raad in het belang van de minderjarigen noodzakelijk dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en de moeder overeenkomstig haar verzoek met het eenhoofdig gezag zal worden belast.
4.2.9
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
4.3
Geslachtsnaamwijziging
4.3.1
Nu de vrouw gelet op het voorgaande voortaan alleen is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , is geen sprake van een geschil over gezamenlijke gezagsuitoefening, als bedoeld in artikel 1:253a van het BW. De rechtbank kan daarom het verzoek van de vrouw niet toetsen aan het toetsingskader van artikel 1: 253a BW.
4.3.2
De rechtbank zal de verzoeken van de vrouw met betrekking tot de (vervangende) toestemming voor het indienen van een verzoek bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie tot geslachtsnaamwijziging van de [minderjarige 1] daarom afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
beëindigt het gezamenlijk ouderlijk gezag ten aanzien van de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren te [plaats 2] op [geboortedag 1] 2011 en [minderjarige 2] , geboren te [plaats 2] op [geboortedag 2] 2013 en bepaalt dat het gezag over hen voortaan alleen aan de vrouw toekomt;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Noort, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.