ECLI:NL:RBZWB:2024:5820

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
10484142 \ CV EXPL 23-1028
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van VvE-bijdrage en schadevergoeding in appartementsrecht

In deze zaak heeft de VvE (Vereniging van Eigenaren) een vordering ingesteld tegen [naam], die als eigenaar van een appartementsrecht lid is van de VvE. De VvE vordert betaling van een achterstallige bijdrage van € 1.046,00, die [naam] over de maanden juni 2022 tot en met maart 2023 niet heeft betaald. Tijdens de procedure heeft [naam] de achterstand ingehaald, maar de VvE vordert ook reglementaire rente en buitengerechtelijke incassokosten. [naam] heeft erkend dat er een betalingsachterstand was, maar stelt dat zij de betalingen mag opschorten of verrekenen met een schadevergoeding die zij op de VvE heeft. In reconventie vordert [naam] een schadevergoeding van € 57.048,66, maar de VvE betwist deze vordering en stelt dat [naam] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar schade. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de VvE recht heeft op de gevorderde reglementaire rente en buitengerechtelijke incassokosten, maar heeft de vordering van [naam] in reconventie afgewezen. De kantonrechter heeft [naam] veroordeeld tot betaling van de verschuldigde bedragen en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10484142 \ CV EXPL 23-1028
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van
[V.v.E.],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de VvE,
gemachtigde: mr. A.C.W. Luijk-van Veldhuizen (VvE Belang),
tegen
[naam],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [naam] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 mei 2023, waarin de mondelinge behandeling is bepaald;
- het bericht van [naam] van 1 november 2023 met daarin een aanvulling van gronden in reconventie;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties;
- het proces-verbaal en de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling van 16 november 2023;
- het bericht van mr. Luijk-van Veldhuizen van 23 april 2024, waarin zij vraagt een datum te bepalen voor het wijzen van een vonnis.

2.De feiten

2.1.
[naam] is eigenaar van het appartementsrecht dat recht geeft op het uitsluitend gebruik van het appartement aan de [adres] . [naam] heeft ook een eigen berging en parkeerplaats tot haar beschikking in de kelder van het appartementencomplex.
2.2.
Als eigenaar van een appartementsrecht is [naam] (van rechtswege) lid van de VvE.
2.3.
De ledenvergadering van de VvE stelt de bijdrage vast die iedere eigenaar van een appartementsrecht aan de VvE moet betalen. Deze bijdrage wordt maandelijks betaald in de vorm van een voorschot.
2.4.
[naam] heeft de voorschotbijdrage over de maanden juni 2022 tot en met maart 2023 (deels) niet betaald. De totale betalingsachterstand bedraagt € 1.046,00.
2.5.
In de akte van splitsing is het ‘Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten 1983’ van toepassing verklaard (hierna: het modelreglement). In artikel 6 lid 1 van het modelreglement is het volgende bepaald:
“Indien een eigenaar het ingevolge 4 en/of artikel 5 door hem aan de vereniging verschuldigde bedrag(toevoeging kantonrechter: de definitieve bijdrage en de voorschotbijdrage)
niet binnen een maand, nadat het bedrag opeisbaar is geworden, aan de vereniging heeft voldaan, is hij hierover vanaf de datum van opeisbaarheid af een rente verschuldigd, berekend op basis van de wettelijke rente ten tijde van de dag van opeisbaarheid verhoogd met twee punten, met een minimum van honderd gulden (ƒ 100,-) of zoveel meer als de vergadering telken jare mocht vaststellen.
Het bestuur is bevoegd dit bedrag te matigen.
Artikel 29 is niet van toepassing.”
2.6.
Bij brief van 13 december 2022 heeft VvE Belang [naam] namens de VvE aangemaand om binnen achttien dagen na ontvangst van de brief tot betaling van de achterstallige bijdrage en reglementaire rente over te gaan. [naam] heeft daar geen gehoor aan gegeven.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De VvE vordert, samengevat en na vermindering van eis, dat [naam] wordt veroordeeld tot betaling van € 1.235,30 (bestaande uit de betalingsachterstand van € 1.046,00 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 189,30 inclusief btw), te vermeerderen met de reglementaire rente en eventuele toekomstige vorderingen, met veroordeling van [naam] in de proceskosten.
3.2.
De VvE stelt zich op het standpunt dat [naam] de door de ledenvergadering vastgestelde voorschotbijdrage aan haar moet betalen. Dit heeft [naam] maandenlang niet gedaan, ondanks aanmaning daartoe. Daarom is zij ook de reglementaire rente en incassokosten verschuldigd.
3.3.
[naam] erkent dat sprake is van een betalingsachterstand. Echter vindt [naam] dat zij de betalingen aan de VvE mag opschorten dan wel verrekenen, omdat zij inmiddels een (veel hogere) vordering tot schadevergoeding heeft op de VvE.
in reconventie
3.4.
[naam] vordert, na wijziging van eis, dat de VvE wordt veroordeeld tot betaling van € 57.048,66 aan schadevergoeding.
3.5.
De VvE betwist dat [naam] schade heeft geleden en dat zij daarvoor aansprakelijk kan worden gesteld.
3.6.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Betalingsachterstand
4.1.
Op de mondelinge behandeling van 16 november 2023 zijn partijen overeengekomen dat [naam] uiterlijk op 17 november 2023 de totaal verschuldigde bijdrage van € 1.046,00 aan de VvE betaalt. Deze afspraak is daarna vastgelegd in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling. Dit proces-verbaal levert een executoriale titel op. Dat wil zeggen dat, voor zover [naam] de afspraak niet is nagekomen, een deurwaarder in opdracht van de VvE direct tot executie kan overgaan. Dit houdt in dat de VvE geen belang (meer) heeft bij toewijzing van haar vordering op dit punt. De kantonrechter zal deze dan ook afwijzen.
Toekomstige vorderingen
4.2.
De vordering tot betaling van alle toekomstige vorderingen wordt eveneens afgewezen. Deze vordering is namelijk te breed omschreven en dus onvoldoende gespecificeerd. Het is onmogelijk om bij voorbaat vast te stellen dat álle toekomstige vorderingen van de VvE gegrond zijn.
Reglementaire rente
4.3.
Op grond van artikel 6 lid 1 van het modelreglement (zie hierboven onder 2.5) wordt door de VvE reglementaire rente gevorderd over de betalingsachterstand. Deze reglementaire rente is volgens de VvE gelijk aan het minimum van ƒ 100,00 (€ 45,83) per maand dat [naam] de voorschotbijdrage niet heeft betaald. Als lid van de VvE is [naam] automatisch gebonden aan het modelreglement. Zij heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde reglementaire rente. Deze vordering zal worden toegewezen, nu hierna het beroep op verrekening en opschorting zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.4.
De VvE vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De VvE heeft aan [naam] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De VvE heeft onweersproken gesteld dat zij de btw niet kan verrekenen, zodat zij de incassokosten met btw mag vermeerderen. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 189,30 inclusief btw toegewezen.
Verrekening
4.5.
[naam] heeft (onder meer) een beroep gedaan op verrekening. Zij voert daartoe aan dat zij schade heeft geleden, dat de VvE daarvoor aansprakelijk is en dat de VvE daarom haar schade moet vergoeden. Het gaat volgens [naam] om een bedrag van € 57.048,66. De VvE heeft weersproken dat zij aansprakelijk is voor de door [naam] geleden schade. Ook betwist zij de omvang van die schade.
4.6.
Volgens [naam] is sprake van een lekkage in haar appartement. Hierdoor is schade ontstaan aan deuren en meubels. In het kader van herstel van de lekkage zullen volgens [naam] leidingen vervangen moeten worden. Ook moet het tegelwerk in de badkamer vervangen worden. Ook stelt [naam] dat sprake is van betonrot in de kelder van het appartementencomplex. Er zou beton op haar auto terecht zijn gekomen, waardoor de lak van de auto beschadigd is geraakt. De VvE heeft deze stellingen van [naam] weersproken. Het had dan ook op de weg van [naam] gelegen om haar stellingen ten aanzien van de oorzaak en de omvang van de schade nader te onderbouwen. Daarin is zij naar het oordeel van de kantonrechter niet geslaagd. Zo blijkt uit de door [naam] overgelegde foto’s bijvoorbeeld niet wat de oorzaak is van de lekkage in haar appartement. De kantonrechter kan daardoor niet vaststellen of de VvE daarvoor aansprakelijk is. Daar komt nog bij dat [naam] niet heeft toegelicht waarom het noodzakelijk was om alle door haar genoemde meubels, de vloer, de deuren en de leidingen van haar appartement te vervangen. Ook is onduidelijk gebleven waarom [naam] gedurende de uitvoering van de herstelwerkzaamheden in een hotel zou moeten verblijven.
4.7.
Verder heeft [naam] gesteld dat haar fiets met toebehoren onterecht is weggenomen door de VvE. Hiervoor zou de VvE dan ook een vergoeding van € 400,00 moeten betalen. Deze vergoeding is volgens de VvE echter veel te hoog. De fiets zou namelijk al bijna afgeschreven zijn. [naam] heeft haar vordering tegenover de betwisting daarvan door de VvE onvoldoende onderbouwd.
4.8.
De gevorderde vergoeding voor het mislopen van het voorzitterschap van de VvE is eveneens onvoldoende onderbouwd. De voorzitter van de VvE wordt niet door het bestuur, maar door de algemene ledenvergadering van de VvE benoemd. Bovendien is het aan de algemene ledenvergadering om te besluiten of aan de bestuursleden, waaronder de voorzitter, een financiële vergoeding wordt toegekend. Dat [naam] hierdoor financieel nadeel heeft geleden, komt dus niet vast te staan.
4.9.
De kantonrechter concludeert op grond van het voorgaande dat het beroep van [naam] op verrekening niet slaagt.
Opschorting
4.10.
Voor een geslaagd beroep op opschorting is in ieder geval vereist dat [naam] een opeisbare vordering heeft op de VvE. Gelet op het voorgaande is daarvan onvoldoende gebleken. Ook dit verweer slaagt dus niet.
Proceskosten
4.11.
[naam] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de VvE worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
130,49
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2,00 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
789,99
in reconventie
4.12.
De vordering in reconventie is hoger dan € 25.000,00, zodat de kantonrechter in beginsel niet bevoegd is om daarover te beslissen. Echter is de kantonrechter in deze zaak van oordeel dat de samenhang tussen beide vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling daarvan verzet. De grondslag van de vordering van [naam] is namelijk gelijk aan haar verweer in conventie.
4.13.
Nu hiervoor onder 4.6 tot en met 4.8 al is geoordeeld dat de oorzaak en de omvang van de schade van [naam] onvoldoende zijn komen vast te staan, zal haar vordering in reconventie worden afgewezen.
4.14.
[naam] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van de VvE in reconventie (inclusief nakosten) ook betalen. De proceskosten van de VvE worden in reconventie begroot op 1 punt aan salaris gemachtigde van € 815,00 voor het indienen van een conclusie van antwoord in reconventie en € 135,00 aan nakosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [naam] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan de VvE te betalen de reglementaire rente zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het modelreglement over het bedrag van € 1.046,00, met ingang van de datum van opeisbaarheid daarvan tot aan de dag dat [naam] dit bedrag volledig heeft betaald;
5.2.
veroordeelt [naam] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan de VvE te betalen een bedrag van € 189,30 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt [naam] in de proceskosten van € 789,99, te betalen binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening als [naam] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.