ECLI:NL:RBZWB:2024:5834

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
11193877 \ VV EXPL 24-29 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Swaanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning toegewezen wegens overlast door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Stadlander en twee gedaagden, waarbij de gedaagden, onder bewind, werden aangeklaagd wegens overlast veroorzaakt door de huurder. De eisende partij, Stadlander, vorderde ontruiming van de woning van gedaagde sub 2, die sinds 11 januari 2024 huurde van Stadlander. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde zich niet als goed huurder heeft gedragen door herhaaldelijk overlast te veroorzaken, intimidatie van medewerkers van Stadlander en het niet naleven van de huurvoorwaarden. De rechtbank stelde vast dat er een spoedeisend belang was bij de ontruiming, gezien de ernst van de overlast en de impact op de medewerkers en omwonenden. De kantonrechter verklaarde Stadlander niet-ontvankelijk in haar vorderingen jegens gedaagde sub 2, maar wees de vordering tot ontruiming toe tegen gedaagde sub 1, de bewindvoerder. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op dertig dagen na betekening van het vonnis, om gedaagde sub 2 de gelegenheid te geven een andere woonruimte te vinden. Tevens werd gedaagde sub 1 veroordeeld in de proceskosten van Stadlander, die in totaal € 1.214,97 bedroegen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 11193877 \ VV EXPL 24-29
Vonnis in kort geding van 22 augustus 2024
in de zaak van
STICHTING STADLANDER,
gevestigd te Bergen op Zoom,
eisende partij,
hierna te noemen: Stadlander,
gemachtigde: mr. H.S. Memelink,
tegen
1.
[gedaagde sub 1] , H.O.D.N. [bedrijf 1] T.H.O.D.N. [bedrijf 2],
in de hoedanigheid van bewindvoerder van
[gedaagde sub 2],
kantoorhoudende te [plaats 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
gemachtigde: mr. F. Kaloudis.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 juli 2024, met producties 1 t/m 21,
- de e-mail van mr. Kaloudis van 6 augustus 2024, met productie 1,
- de mondelinge behandeling van 8 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Per 14 september 2017 is een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 1] is als bewindvoerder benoemd.
2.2.
Per 11 januari 2024 huurt [gedaagde sub 2] van Stadlander de woning aan de [adres] te [plaats 2] (hierna: de woning). Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van Stadlander en het algemeen huisreglement van toepassing.
2.3.
Per brief van 22 januari 2024 heeft Stadlander [gedaagde sub 2] opgeroepen voor een ordegesprek, wegens het op 11 januari 2024 intimideren van medewerkers van Stadlander.
2.4.
Per brief van 22 januari 2024 heeft Stadlander naar aanleiding van klachten van omwonenden naar [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aangegeven dat [gedaagde sub 2] overlast veroorzaakt en dat dit niet is toegestaan.
2.5.
Tijdens het ordegesprek van 26 februari 2024 heeft [gedaagde sub 2] een Veiligheid Garantverklaring getekend, waarin staat dat Stadlander de dienstverlening aan [gedaagde sub 2] kan stoppen als [gedaagde sub 2] opnieuw een gevaar vormt voor medewerkers of ketenpartners van Stadlander.
2.6.
Per brief van 11 maart 2024 heeft Stadlander aan [gedaagde sub 1] gemeld dat opnieuw overlastmeldingen worden ontvangen betreffende [gedaagde sub 2] .
2.7.
Op 9 april 2024 heeft een huisbezoek plaatsgevonden. Van het gevoerde gesprek is een verslag gemaakt. Uit het verslag volgt dat Stadlander [gedaagde sub 2] heeft aangesproken op de geluidsoverlast die hij veroorzaakt.
2.8.
Per brief van 6 mei 2024 heeft Stadlander [gedaagde sub 2] bericht dat zij nog steeds overlastmeldingen ontvangt. Ook is [gedaagde sub 2] gewaarschuwd dat hij zijn woning op het spel zet door geen gehoor te geven aan de verzoeken om de overlast te stoppen. Daarnaast volgt uit de brief dat Stadlander de situatie heeft aangemeld bij het Zorg- en Veiligheidshuis.
2.9.
Op 7 mei 2024 heeft [gedaagde sub 2] het kantoor van Stadlander bezocht. Daarbij kwam [gedaagde sub 2] boos en intimiderend over. Nadat hij naar buiten is gegaan, heeft [gedaagde sub 2] zich opgehouden bij de parkeergarage van Stadlander om een medewerker van Stadlander op te wachten.
2.10.
Stadlander heeft nadien meer brieven naar [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gezonden. Ook hebben nog twee ordegesprekken plaatsgevonden met [gedaagde sub 2] .
2.11.
Op 12 juni 2024 heeft een medewerker van Stadlander bij de politie aangifte gedaan wegens bedreiging en belediging door [gedaagde sub 2] .
2.12.
Per brief van 25 juni 2024 is [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verzocht om de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen. Aan het verzoek is geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
Stadlander vordert – samengevat – ontruiming van de woning met afgifte van de sleutels, met veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de proceskosten. Zij voert aan dat [gedaagde sub 2] zich niet als goed huurder gedraagt door overlast te veroorzaken en medewerkers van Stadlander te intimideren en te bedreigen. Deze tekortkoming rechtvaardigt de ontruiming. Gelet op de ernst van de overlast, heeft Stadlander een spoedeisend belang bij de vordering.
3.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verweer. De vordering van Stadlander moet worden afgewezen, omdat [gedaagde sub 2] een kwetsbaar en hulpbehoevend persoon is. [gedaagde sub 2] heeft geen vervangende woonruimte. Als [gedaagde sub 2] op straat komt te staan, dan zal de hulpverlening stagneren.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde sub 2] staat onder bewind. De onderhavige zaak heeft betrekking op onder bewind gestelde goederen van [gedaagde sub 2] . Stadlander heeft naast [gedaagde sub 1] in de hoedanigheid van bewindvoerder ook [gedaagde sub 2] gedagvaard. Tijdens het bewind vertegenwoordigt [gedaagde sub 1] bij de vervulling van zijn taak [gedaagde sub 2] in en buiten rechte [1] . Het voornoemde houdt in dat [gedaagde sub 2] niet kan gelden als formele procespartij. Stadlander zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen jegens [gedaagde sub 2] .
4.2.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of Stadlander ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.3.
Uit de overgelegde stukken volgt dat [gedaagde sub 2] in het wooncomplex overlast veroorzaakt aan omwonenden, bestaande uit geluidsoverlast, het stallen van persoonlijke eigendommen in de gemeenschappelijke gang naast de woning en het uitschelden van omwonenden. Ook bedreigt en intimideert [gedaagde sub 2] onder andere de medewerkers van Stadlander. Ter zitting heeft [gedaagde sub 2] de gedragingen erkend. Het staat daardoor vast dat [gedaagde sub 2] zich vanaf de eerste dag dat hij de woning heeft betrokken medewerkers van Stadlander en omwonenden heeft geïntimideerd en bedreigd. Ook heeft Stadlander ter zitting verklaard beveiliging voor in het kantoorpand te hebben ingeschakeld en dat één medewerker van Stadlander door het gedrag van [gedaagde sub 2] niet meer durft te werken, waardoor zij thuis zit.
4.4.
Uit het voornoemde volgt dat Stadlander een spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot ontruiming van de woning, om op die manier een einde te maken aan de overlast voor zowel haar medewerkers als de omwonenden.
4.5.
[gedaagde sub 2] dient zich als goed huurder te gedragen. Dit betekent dat een huurder – onder meer – geen overlast dient te veroorzaken. Dit volgt niet alleen uit de algemene huurvoorwaarden, maar ook uit de wet. Iedere tekortkoming van een partij geeft de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding niet rechtvaardigt [2] .
4.6.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd blijkt voldoende dat [gedaagde sub 2] zich niet als een goed huurder heeft gedragen door voortdurend en structureel overlast te veroorzaken. Deze overlast is zo ernstig dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. Van de hiervoor genoemde tenzij-bepaling is in dit geval geen sprake. Weliswaar is duidelijk dat [gedaagde sub 2] hulp en/of begeleiding nodig heeft, maar ondanks inspanningen van Stadlander heeft [gedaagde sub 2] geen gedragsveranderingen laten zien. De belangen van Stadlander wegen in dit geval daarom zwaarder dan die van [gedaagde sub 2] bij behoud van de woning. Daar komt bij dat [gedaagde sub 2] ter zitting heeft aangegeven niet in de woning te willen blijven wonen.
4.7.
Gelet op het voornoemde zal de kantonrechter de vordering tot ontruiming van de woning bij wijze van voorlopige voorziening toewijzen. De kantonrechter zal de ontruimingstermijn bepalen op dertig dagen na betekening van het vonnis, nu Stadlander ter zitting heeft toegezegd met een iets langere ontruimingstermijn in te kunnen stemmen. Daardoor is meer gelegenheid om een andere woonruimte voor [gedaagde sub 2] te vinden.
4.8.
[gedaagde sub 1] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Stadlander worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
130,00
- salaris
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.214,97

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart Stadlander niet-ontvankelijk in haar vorderingen jegens [gedaagde sub 2] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de hoedanigheid van bewindvoerder om de woning aan de [adres] te [plaats 2] met alle daarin aanwezige personen en goederen, tenzij deze goederen van Stadlander zijn, binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen, en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Stadlander te stellen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de hoedanigheid van bewindvoerder in de proceskosten van € 1.214,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Swaanen en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2024.

Voetnoten

1.Artikel 1:441 lid 1 BW.
2.Artikel 6:265 BW.