ECLI:NL:RBZWB:2024:5838

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/418177 FA RK 24-262
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. van de Kraats
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een huwelijk en echtscheiding van een man met een minderjarige echtgenote ten tijde van huwelijkssluiting

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 augustus 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de echtscheiding van een man en een vrouw. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.C.A. Koen, verzoekt de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken van het huwelijk dat op 1 januari 1986 in [land 1] (nu [land 2]) is gesloten. De vrouw, die geen advocaat heeft en niet is verschenen op de zitting, heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de Nederlandse nationaliteit heeft en dat de vrouw vermoedelijk de Eritrese nationaliteit bezit. Er is een minderjarig kind uit het huwelijk geboren.

De rechtbank heeft eerst beoordeeld of het huwelijk rechtsgeldig kan worden erkend in Nederland. De man heeft verklaard dat het huwelijk is gesloten volgens de traditionele gebruiken in [land 1], waarbij de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting 16 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk volgens het recht van de staat waar het is gesloten, rechtsgeldig is, en dat er geen beletselen zijn om het huwelijk in Nederland te erkennen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting minderjarig was, maar dat dit niet in strijd is met de openbare orde.

De rechtbank heeft vervolgens het verzoek tot echtscheiding beoordeeld. Gezien het feit dat de vrouw geen verweer heeft gevoerd en de man heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek tot echtscheiding gegrond is. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken, waarbij het toepasselijke recht Nederlands recht is, en heeft de man ontvankelijk verklaard in zijn verzoek zonder dat een ouderschapsplan hoeft te worden overgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/418177 FA RK 24-262
22 augustus 2024
beschikking betreffende echtscheiding
in de zaak van
[de man] ,
wonende te [plaats 1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J.C.A. Koen,
en
[de vrouw],
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland,
hierna te noemen de vrouw,
zonder advocaat.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 19 januari 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het op 24 januari 2024 uitgebrachte betekeningsexploot;
- het bewijs van betekening van het exploot in de Staatscourant van 26 januari 2024;
- de brieven van mr. Koen van 22 februari 2024, 11 maart 2024, 19 maart 2024,
9 april 2024 en 17 mei 2024, waarvan de eerste drie genoemde met bijlagen;
- de oproeping van de vrouw in de Staatscourant van 17 april 2024.
1.2. Het verzoekschrift is op wettelijk voorgeschreven wijze aan de vrouw betekend.
Binnen de daartoe gestelde termijn is door de vrouw geen verweerschrift ingediend.
1.3. De zaak is vervolgens behandeld op de mondelinge behandeling van 17 juli 2024. Bij die gelegenheid zijn aanwezig geweest de man, bijgestaan door zijn advocaat. Tevens was er ten behoeve van de man een tolk aanwezig. De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.Het verzoek

2.1.
De man verzoekt, samengevat, echtscheiding.

3.De beoordeling

3.1.
De man verzoekt de echtscheiding uit te spreken van het tussen partijen op
[datum] 1986 te [plaats 2] , [land 1] (nu [land 2] ), gesloten huwelijk.
3.2.
Blijkens de Basisregistratie Personen (BRP) heeft de man de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft een onbekende, doch vermoedelijk de Eritrese nationaliteit.
3.3.
De man stelt dat uit het huwelijk van partijen het volgende, thans nog minderjarig kind
geboren is: [minderjarige] , geboren in [land 2] in [maand 1] of [maand 2] 2007.
Internationale bevoegdheid
3.4.
De Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, aangezien ten tijde van de indiening van het verzoek zich de gewone verblijfplaats van de man in Nederland bevond en de man sinds ten minste zes maanden onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek in Nederland verbleef en deze de Nederlandse nationaliteit bezat.
Erkenning
3.5.
Voordat de rechtbank toekomt aan een beoordeling van het echtscheidingsverzoek, zal zij gelet op artikel 10:33 van het Burgerlijk Wetboek (BW) moeten beoordelen of het tussen partijen gesloten huwelijk als rechtsgeldig in Nederland kan worden erkend. Uit artikel 10:31 lid 1 BW volgt dat het uitgangspunt hierbij is dat een buiten Nederland gesloten huwelijk in Nederland wordt erkend wanneer het volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden.
3.6.
De rechtbank stelt vast dat de man geen huwelijksakte van partijen heeft overgelegd. De man heeft voldoende toegelicht dat het voor hem onmogelijk is om documenten uit [land 2] te verkrijgen, omdat hij illegaal [land 2] heeft verlaten en het voor hem om die reden onveilig is om naar [land 2] terug te keren. Aangezien de man als nareizend vreemdeling tot Nederland is toegelaten, is er bij hem ook geen eerste gehoor of nader gehoor afgenomen door de IND bij binnenkomst in Nederland. Het huwelijk van partijen is op basis van een door de man afgelegde verklaring onder ede opgenomen in de Basisregistratie Personen.
3.7.
Ter onderbouwing van het huwelijk van partijen heeft de man het volgende aangevoerd. Er is sprake van een traditioneel huwelijk gesloten krachtens gewoonterecht. De man was ten tijde van de huwelijkssluiting meerderjarig en de vrouw was destijds nog minderjarig, te weten 16 jaar oud. Het huwelijk is gesloten bij de vrouw thuis, in aanwezigheid van de ouders van partijen. Partijen waren feestelijk gekleed. De dorpsoudste heeft het huwelijk voltrokken. Er werd een getuige, iemand uit het dorp, gekozen. De bruidsschat werd door de vaders van partijen besproken en de afspraak was dat de man een koe zou krijgen van de familie van de vrouw. Er is nog een feest geweest bij de vrouw thuis en bij de ouders van de man thuis. Daarna bleef de vrouw in de woning van de ouders van de man en begonnen de wittebroodsweken. Er is geen huwelijksakte opgemaakt en het huwelijk is niet geregistreerd.
3.8.
De man heeft een artikel van Günter Schröder van mei 2017 overgelegd, waarin is vermeld dat van mei 1960 tot september 1991, aldus ook ten tijde van de huwelijkssluiting van partijen op 1 januari 1986, het huwelijk in [land 1] werd geregeld door de Ethiopian Civil Code (ECC), dat de ECC traditionele huwelijken als geldige huwelijken beschouwde en dat onder toepassing van de ECC de geldigheid van het huwelijk werd vastgesteld door het sluiten van een huwelijksceremonie en niet afhankelijk was van de afgifte van een huwelijkscertificaat of -registratie. Het feit dat de vrouw op het moment van huwen pas
16 jaar oud was vormde naar het oordeel van de rechtbank geen formeel beletsel om met de man in het huwelijk te treden. Volgens de in de Kennisbank Burgerzaken opgenomen informatie was onder de ECC de minimumleeftijd om te kunnen trouwen voor de vrouw immers 15 jaar. Het voorgaande in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat het traditionele huwelijk van partijen volgens Ethiopisch recht rechtsgeldig tot stand is gekomen.
3.9.
De rechtbank is verder van oordeel dat de in artikel 10:32 BW genoemde uitzonderingen, op grond waarvan aan een rechtsgeldig gesloten huwelijk toch erkenning wordt onthouden, zich hier niet voordoen. De vrouw was weliswaar ten tijde van de huwelijkssluiting minderjarig, maar de rechtbank acht het niet in strijd met de openbare orde om de rechtsgeldigheid van het huwelijk aan te nemen. De man heeft aangegeven dat partijen samen zijn geweest totdat de man in 2010 naar [land 3] is vertrokken. De huwelijkse relatie van partijen heeft dus lang, te weten 24 jaar, geduurd, waarvan het grootste deel tijdens de meerderjarigheid van de vrouw. Het minderjarige kind van partijen is bovendien geboren toen de vrouw al een tijdlang meerderjarig was. Uit niets blijkt dus dat de relatie van partijen niet goed is geweest. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het huwelijk van partijen op grond van artikel 10:31 lid 1 BW in Nederland kan worden erkend.
Toepasselijk recht
3.10.
De rechtbank zal op het verzoek tot echtscheiding Nederlands recht toepassen op grond van artikel 10:56 lid 1 BW.
Ouderschapsplan
3.11.
De rechtbank acht de man ontvankelijk in zijn echtscheidingsverzoek. De door hem aangevoerde omstandigheden zijn van dien aard dat van hem redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat een door beide partijen opgesteld ouderschapsplan wordt overgelegd.
Beoordeling van het verzoek
3.12.
De man stelt ter onderbouwing van zijn echtscheidingsverzoek dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht. Het echtscheidingsverzoek zal, als op de wet gegrond, mede gelet op het feit dat de vrouw daartegen geen verweer heeft gevoerd, worden toegewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [datum] 1986 te [plaats 2] , [land 1] (nu [land 2] ), met elkaar gehuwd.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van de Kraats, en, in tegenwoordigheid van
mr. De Wit, griffier, in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.