ECLI:NL:RBZWB:2024:5855

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
C/02/405301/ FA RK 23-186
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het ouderlijk gezag in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 augustus 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende het ouderlijk gezag over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A. Scanlan, verzocht de rechtbank om haar met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] te belasten, omdat de man, die geen advocaat meer had, niet of nauwelijks bereikbaar was. De Raad voor de Kinderbescherming had geadviseerd om het verzoek van de vrouw toe te wijzen, gezien de omstandigheden die sinds het gezamenlijk gezag waren veranderd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is, waardoor belangrijke beslissingen over de zorg voor [minderjarige] niet genomen kunnen worden. De man heeft sinds 20 december 2023 geen contact meer gehad met [minderjarige] en is niet betrokken in zijn leven, wat de zorg voor het kind bemoeilijkt. De rechtbank oordeelde dat de wijziging van het gezag in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is, en heeft het verzoek van de vrouw toegewezen. De vrouw is voortaan belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag, maar blijft verplicht de man te informeren over belangrijke zaken in het leven van [minderjarige].

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen verzoek is gedaan voor een zorg- en contactregeling, maar benadrukt het belang van contact tussen [minderjarige] en zijn vader. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/405301/ FA RK 23-186
beschikking d.d. 21 augustus 2024
in de zaak van
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat: mr. J.A. Scanlan, kantoorhoudende te Roosendaal,
tegen
[de man] ,
hierna: de man,
wonende te [woonadres] ,
advocaat: voorheen mr. N.P.C.C. Langenberg, kantoorhoudende te Breda, onttrokken, thans geen advocaat.
Ouders van de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren te [plaats 2] op [geboortedag] 2018, hierna: [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het verdere procesverloop

1.1
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 10 januari 2024 en alle daarin genoemde stukken;
- de op 22 februari 2024 ontvangen negatieve terugmelding betreffende het UHA-traject;
- het op 6 maart 2024 ingekomen advies van de Raad;
- de brief d.d. 15 maart 2024 van mr. Scanlan;
- de brief van de rechtbank d.d. 25 maart 2024 aan de man;
- het F-formulier d.d. 28 mei 2024 van mr. Scanlan;
- de brief van de rechtbank d.d. 29 mei 2024 aan de man;
- het F-formulier d.d. 10 juli 2024 van mr. Scanlan.

2.De verdere beoordeling

2.1
De rechtbank verwijst naar de beschikking van 10 januari 2024 waarbij partijen zijn verwezen naar het Uniform Hulpaanbod (UHA) voor het volgen van een zorgverleningstraject. Verder is een voorlopige zorgregeling bepaald. Op 22 februari 2024 is een negatieve terugmelding ontvangen van het zorgloket. Naar aanleiding daarvan heeft de Raad op 5 maart 2024 schriftelijk geadviseerd om het verzoek van de vrouw om haar met het eenhoofdig gezag te belasten toe te wijzen. De vrouw heeft bericht achter het advies van de Raad te staan en verzocht de procedure schriftelijk af te doen. De man heeft, ondanks een herhaald verzoek, niet gereageerd op de negatieve terugmelding en het advies van de Raad.
Gezag;
2.2
In artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de rechter op verzoek van de ouders die niet met elkaar zijn getrouwd of een van hen het gezamenlijk gezag kan beëindigen. Dat kan als de omstandigheden zijn veranderd sinds de ouders samen het gezag hebben gekregen of als de rechtbank van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan toen hij het gezamenlijk gezag heeft vastgesteld. In dat geval beslist de rechtbank wie van de ouders voortaan alleen het gezag over [minderjarige] krijgt.
2.3
In artikel 1:253n lid 1 BW staat dat artikel 1:251a lid 1 BW van toepassing is. In dat artikel staat dat de rechter kan beslissen dat het gezag over een kind naar één ouder gaat indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.4
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden met betrekking tot [minderjarige] sinds het ontstaan van het gezamenlijk gezag van partijen over [minderjarige] inmiddels zodanig zijn gewijzigd dat het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag moet worden toegewezen. De rechtbank overweegt daartoe dat het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders na een scheiding gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun minderjarige kind(eren) (blijven) uitoefenen. Voor de uitvoering van gezamenlijk gezag is echter vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind(eren) in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans dat zij tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen. De rechtbank is van oordeel dat partijen daartoe niet (meer) in staat zijn. Doordat de man niet of nauwelijks bereikbaar is voor de vrouw, is er al langere tijd geen sprake van communicatie en overleg tussen partijen. Over belangrijke gezagszaken over [minderjarige] , zoals het inzetten van medische behandelingen, kan hierdoor niet (voortvarend) worden beslist, omdat voor die gezagszaken de toestemming van beide gezagdragende ouders noodzakelijk is. Daarbij komt dat [minderjarige] vanwege zijn medische problematiek (onder meer Hemofilie A) een bovengemiddelde zorgbehoefte heeft, waardoor er ook veel gezagsbeslissingen over hem moeten worden genomen.
2.5
De rechtbank overweegt dat partijen bij voornoemde beschikking van 10 januari 2024 zijn verwezen naar een zorgtraject in het kader van het UHA, maar dat dit zorgtraject zonder positieve uitkomst voortijdig is beëindigd om reden dat het niet is gelukt om een afspraak te maken met de man. Ook aan de bij voornoemde beschikking van 10 januari 2024 bepaalde voorlopige zorgregeling is door de man geen uitvoering gegeven. Aangezien er - zoals door de vrouw onweersproken is gesteld - sinds 20 december 2023 geen contact meer is geweest tussen de man en [minderjarige] en de man ook geen informatie over [minderjarige] opvraagt, is de man niet betrokken in het leven van [minderjarige] , waardoor de man niet weet met welke gezagsbeslissingen [minderjarige] het meeste baat heeft. Feitelijk voert de vrouw het gezag thans alleen uit, terwijl juridisch sprake is van gezag, gezamenlijk met de man.
2.6
De man heeft zich (wederom) niet betrouwbaar getoond en de rechtbank heeft niet de verwachting dat de huidige situatie aan de zijde van de man binnen afzienbare termijn positief zal veranderen. Gelet hierop is de rechtbank, overeenkomstig het advies van de Raad, van oordeel dat wijziging van het gezag (anderszins) in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is, waardoor is voldaan aan de in artikel 1:251a, eerste lid, sub b BW
genoemde grond voor wijziging van het gezag. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw daarom toewijzen en bepalen dat de vrouw voortaan met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] zal zijn belast. De rechtbank wijst de vrouw erop dat zij als gezaghebbende ouder nog wel verplicht blijft de man te informeren en te consulteren over belangrijke zaken in het leven van [minderjarige] .
Zorg- en contactregeling;
2.7
Ten aanzien van de zorg- en contactregeling stelt de rechtbank vast dat door partijen geen verzoek aan de rechtbank is voorgelegd. De rechtbank kan hier dan ook geen beslissing over nemen. De rechtbank kan net als de Raad alleen benadrukken dat het belangrijk is voor [minderjarige] dat hij contact heeft met zijn vader en dat het dus van belang is dat beide ouders blijven investeren in de contacten tussen de man en [minderjarige] . Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat gelet op de medische problematiek van [minderjarige] , eventuele contacten tussen de man en [minderjarige] onder begeleiding van de vrouw dienen plaats te vinden.
Uitvoerbaar bij voorraad;
2.8
De rechtbank zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de vrouw. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat het ouderlijk gezag over de [minderjarige] , geboren te [plaats 2] op [geboortedag] 2018, voortaan aan de vrouw alleen toekomt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024, in tegenwoordigheid van De Pooter, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.