ECLI:NL:RBZWB:2024:5864

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
10416717 _ MB VERZ 23-411, 10417284 _ MB VERZ 23-426 en 10444232 _ MB VERZ 23-490
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens ontoerekeningsvatbaarheid door psychische toestand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen verkeersboetes die aan betrokkene waren opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen, maar stelde dat de gedragingen waarvoor de boetes waren opgelegd niet aan hem konden worden verweten vanwege zijn psychische toestand. De gemachtigde van betrokkene, verbonden aan de Rechtswinkel Tilburg, voerde aan dat betrokkene lijdt aan een bipolaire-I-stoornis en andere psychische aandoeningen, wat zijn verantwoordelijkheidsgevoel ten aanzien van de gedragingen beïnvloedde.

De gedragingen betroffen onder andere het niet ter inzage afgeven van het rijbewijs en het negeren van een rood verkeerslicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedragingen weliswaar zijn verricht, maar dat de boetes ten onrechte zijn opgelegd. De rechtbank oordeelde dat betrokkene ten tijde van de gedragingen psychotisch decompenseerde, wat zijn ontoerekeningsvatbaarheid bevestigde. De kantonrechter heeft de bestreden beslissingen van de officier van justitie en de opgelegde boetes vernietigd, en de beroepen gegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van de psychische toestand van de overtreder in het kader van verkeersboetes en de toepassing van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De kantonrechter heeft geoordeeld dat het niet billijk was om boetes op te leggen in deze specifieke situatie, ondanks de gevaarlijke gedragingen van betrokkene. De beslissing is definitief, er is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10416717 \ MB VERZ 23-411
: 10417284 \ MB VERZ 23-426
: 10444232 \ MB VERZ 23-490
CJIB-nummer : 8062 5422 4991 8177
: 1062 5422 4991 8176
: 1062 5422 4991 8175
uitspraakdatum : 30 juli 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op beroepen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaken van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde] (Rechtswinkel Tilburg)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 30 juli 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). De vader van betrokkene (dhr. [vader van betrokkene]) en gemachtigde zijn ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedragingen waarvoor de boetes zijn opgelegd luiden, kort omschreven:
  • Niet op eerste vordering behoorlijk het rijbewijs ter inzage afgeven op de Rueckertbaan te Tilburg op 1 juni 2022 om 20:40 uur.
  • Als (snor)fietser niet het verplichte fietspad of fiets/bromfietspad gebruiken op de Rueckertbaan te Tilburg op 1 juni 2022 om 20:40 uur.
  • Doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op de Rueckertbaan te Tilburg op 1 juni 2022 om 20:40 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedragingen hebben plaatsgevonden. Betrokkene ontkent de gedragingen niet. Gemachtigde stelt dat de boetes, gelet op de psychische toestand van betrokkene, niet opgelegd mochten worden. Uit de verklaring van de psychiater blijkt dat betrokkene gediagnosticeerd is met een bipolaire-I-stoornis, een stoornis in cannabisgebruik en waanstoornis. Betrokkene is in overleg met de behandelend arts zijn antipsychotica gaan afbouwen, maar na maanden kwam de psychose weer op de voorgrond. Uit de verklaring van de psychiater blijkt dat betrokkene door het afbouwen psychotisch decompenseerde. Eind mei is hij beoordeeld voor een crisisopname. Gemachtigde stelt dat de psychische toestand tevens blijkt uit de gedragingen en met name bij het staande houden. De vader van betrokkene heeft contact opgenomen met de verbalisant, die aangaf dat het rijbewijs van betrokkene werd ingevorderd vanwege zijn psychische gesteldheid. De ouders van betrokkene zijn bereid om een verklaring af te leggen. Gemachtigde is van mening dat het niet billijk is om een sanctie op te leggen aangezien betrokkene vanwege zijn psychische gesteldheid niet redelijkerwijs verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn handelen. Daarbij dient zwaar te wegen dat betrokkene in overleg met zijn behandelend arts zijn medicatie is gaan afbouwen. Gemachtigde beroept zich op artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin is bepaald dat het bestuursorgaan geen bestuurlijke boete dient op te leggen voor zover de overtreding niet aan de overtreder verweten kan worden. Tevens is gemachtigde van mening dat een eventueel beroep op culpa in causa niet dient te slagen. Betrokkene mag vertrouwen op het medische advies van zijn behandelende arts, met name omdat het afbouwen van de medicatie in eerste instantie inderdaad positieve effecten had op zijn psychische gesteldheid. Betrokkene is niet verwijtbaar komen te verkeren in zijn psychische toestand.
Ter zitting heeft de vader van betrokkene hieraan toegevoegd dat betrokkene eind mei werd beoordeeld voor een crisisopname maar niet werd opgenomen, maar dat zijn medicatie op dat moment wel weer werd verhoogd. Op dit moment is betrokkene ook opgenomen. Betrokkene heeft zijn rijbewijs tussen zijn vingers gehouden toen de verbalisant hierom vroeg en de verbalisant heeft deze tussen zijn vingers uitgetrokken. Daarna is betrokkene meegenomen naar het politiebureau en in de cel vastgehouden. Betrokkene is dezelfde nacht nog vrijgelaten en naar huis gegaan. Betrokkene zat in een toestand waarin hij niet meer wist wat hij deed en zijn vader stelt dat het gevaarlijk was om betrokkene rond middernacht vrij te laten. De verbalisant stelt ook dat er iets niet in orde was, waardoor de vader van betrokkene het erg jammer vindt dat de verbalisant op deze manier heeft gehandeld.
De zittingsvertegenwoordiger heeft aangevoerd dat niet uit de stukken is gebleken dat er tijdens de gedragingen sprake was van een psychotische toestand. De zittingsvertegenwoordiger stelt dat boetes in een psychische toestand bij Muldergedragingen geen matiging meebrengen. Ook heeft betrokkene één gedraging verricht waarbij hij door rood is gereden, wat gevaarlijke situaties kan creëren. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep ongegrond te verklaren en refereert zich subsidiair aan het oordeel van de kantonrechter voor eventuele matiging.

Overwegingen

Zekerheidstelling
Op grond van artikel 11 Wahv moet de indiener van een beroepschrift eerst een bedrag aan zekerheidstelling betalen voordat het beroep in behandeling kan worden genomen. Betrokkene heeft deze zekerheidstelling van in totaal € 397,- niet betaald.
Betrokkene heeft aangevoerd de zekerheid niet te kunnen betalen. Hij staat onder bewind en heeft dagelijks maar € 7,- te besteden. Als onderbouwing heeft betrokkene de beschikking van het bewind en een maandoverzicht bijgevoegd. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de zekerheid niet kan betalen. De te betalen zekerheid wordt daarom op nihil gesteld.
Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat vast is komen te staan dat de gedragingen zijn verricht, maar dat in dit geval ten onrechte boetes zijn opgelegd. Daarbij is van belang dat het dossier een duidelijke verklaring van een psychiater bevat waaruit blijkt dat betrokkene psychotisch decompenseerde. De verklaring van de psychiater gaat over eind mei en de gedragingen zijn heel kort daarna, op 1 juni 2022 begaan. De kantonrechter gaat er op grond van de verklaring van de psychiater van uit dat betrokkene ten tijde van de gedragingen ontoerekeningsvatbaar was. De kantonrechter stelt vast dat artikel 5:41 Awb, waar de gemachtigde een beroep op wilde doen, niet van toepassing is in zaken op grond van de Wahv. De kantonrechter is echter van oordeel dat het niet billijk was om in deze situatie aan betrokkene boetes op te leggen. Dat hij gevaarlijke situaties heeft gecreëerd maakt dat niet anders. Dit betekent dat de boetes ten onrechte zijn opgelegd. De beroepen zijn daarom gegrond. De beschikkingen waarbij de boetes zijn opgelegd en de beslissingen van de officier van justitie zullen worden vernietigd.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart de beroepen gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissingen van de officier van justitie en de beschikkingen waarbij de boetes zijn opgelegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: