In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen verkeersboetes die aan betrokkene waren opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen, maar stelde dat de gedragingen waarvoor de boetes waren opgelegd niet aan hem konden worden verweten vanwege zijn psychische toestand. De gemachtigde van betrokkene, verbonden aan de Rechtswinkel Tilburg, voerde aan dat betrokkene lijdt aan een bipolaire-I-stoornis en andere psychische aandoeningen, wat zijn verantwoordelijkheidsgevoel ten aanzien van de gedragingen beïnvloedde.
De gedragingen betroffen onder andere het niet ter inzage afgeven van het rijbewijs en het negeren van een rood verkeerslicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedragingen weliswaar zijn verricht, maar dat de boetes ten onrechte zijn opgelegd. De rechtbank oordeelde dat betrokkene ten tijde van de gedragingen psychotisch decompenseerde, wat zijn ontoerekeningsvatbaarheid bevestigde. De kantonrechter heeft de bestreden beslissingen van de officier van justitie en de opgelegde boetes vernietigd, en de beroepen gegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van de psychische toestand van de overtreder in het kader van verkeersboetes en de toepassing van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De kantonrechter heeft geoordeeld dat het niet billijk was om boetes op te leggen in deze specifieke situatie, ondanks de gevaarlijke gedragingen van betrokkene. De beslissing is definitief, er is geen hoger beroep mogelijk.