ECLI:NL:RBZWB:2024:5868

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
10533555 _ MB VERZ 23-738
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Goirleseweg te Tilburg op 1 december 2021. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk is, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Hij stelde dat hij slechts kort zijn telefoon heeft vastgehouden om een oproep van zijn vriendin te beantwoorden en dat hij niet de intentie had om de telefoon te gebruiken tijdens het rijden. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter betoogd dat het vasthouden van de telefoon, ongeacht de duur, niet is toegestaan en dat de boete terecht is opgelegd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is erkend door betrokkene. Echter, de rechter heeft ook geoordeeld dat er sprake was van een schending van de hoorplicht, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om gehoord te worden door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. Daarnaast is de redelijke termijn van behandeling overschreden, wat ook aanleiding gaf tot een verdere matiging van de boete. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de boete met 25% gematigd en de beslissing van de officier van justitie vernietigd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer : 10533555 \ MB VERZ 23-738
CJIB-nummer : 2062 5422 4605 5401
Uitspraakdatum : 30 juli 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 30 juli 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Goirleseweg te Tilburg op 1 december 2021 om 16:07 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Daarnaast is het boetebedrag te hoog, gelet op zijn financiële situatie. Betrokkene begrijpt dat het verboden is om op de bromfiets naar de mobiele telefoon te kijken, maar het betrof een reflex die niet langer dan drie seconden duurde. Daarnaast had betrokkene handschoenen aan, waardoor hij niet eens gebruik kon maken van zijn telefoon. Betrokkene stelt dat het ging om toeval en dat alles verkeerd valt, want precies op het moment van de gedraging stond er een politieauto naast betrokkene. Betrokkene is ervan geschrokken en zal dit nooit meer doen. Volgens betrokkene is het boetebedrag niet reëel, omdat hij een student is die bijna alles zelf moet betalen.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat hij ten tijde van de gedraging een koptelefoon op had met een draadje. Hij werd door zijn vriendin gebeld en heeft toen, door twee keer op de zijkant van zijn telefoon te klikken, opgenomen. Hierna stelt betrokkene zijn telefoon meteen terug te hebben gestopt. Destijds was betrokkene boos om de boete, omdat hij het niet begreep. Het was niet zijn intentie om gebruik te maken van zijn telefoon tijdens het rijden. Op dit moment kan betrokkene wel begrijpen waarom de verbalisanten deze keuze hebben gemaakt, want het is een regel.
De zittingsvertegenwoordiger heeft ter zitting het volgende aangevoerd. De verbalisant heeft in het zaakoverzicht een duidelijke en nauwkeurige verklaring afgelegd. Daarbij ontkent betrokkene de gedraging niet, maar stelt hij zijn telefoon maar drie seconde vast te hebben gehouden om zijn telefoon op te nemen. Het is nooit toegestaan om tijdens het rijden een telefoon vast te houden, ook niet voor maar drie seconden. Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de hoorplicht. Ook de redelijke termijn is overschreden waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete nogmaals te matigen met 25% en het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft dit ook erkend. Dat het mogelijk maar heel kort duurde is geen reden om geen boete op te leggen. De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Schending redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 1 december 2021 en is de redelijke termijn dus overschreden, ook als rekening wordt gehouden met een paar maanden verlenging in verband met het uitstel van de eerdere zitting op verzoek van betrokkene.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete nogmaals matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 95,63 plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 74,37 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: