ECLI:NL:RBZWB:2024:5869

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
11048304 _ MB VERZ 24-521
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring beroep tegen verkeersboete met matiging tot nihil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op het trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Ringbaan-West te Tilburg op 16 juni 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk is, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Hij stelde dat hij op verzoek van een verkeersregelaar over het fietspad reed en dat de verbalisant in een overspannen toestand verkeerde. Betrokkene voegde foto’s toe aan zijn beroepschrift ter ondersteuning van zijn verklaring, maar tijdens de zitting gaf hij aan dat hij deze foto’s niet had toegevoegd. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie betwistte de verklaring van betrokkene en vroeg om handhaving van de boete.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was komen vast te staan, maar dat er aanleiding was om de boete te matigen. De verklaring van betrokkene over de aanwijzing door de verkeersregelaar gaf aanleiding tot twijfel, wat in het voordeel van betrokkene uitviel. De kantonrechter besloot de boete te matigen tot nihil, waardoor het beroep gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en het bedrag dat betrokkene te veel had betaald, moest door de officier van justitie worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer : 11048304 \ MB VERZ 24-521
CJIB-nummer : 2062 5422 5063 4203
Uitspraakdatum : 30 juli 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 30 juli 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Ringbaan-West te Tilburg op 16 juni 2022 om 19:11 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt dat hij de verklaring van de officier van justitie eenzijdig vindt en dat er zonder onderzoek uit wordt gegaan van de verklaring van de verbalisant. Volgens betrokkene was de verbalisant in een overspannen toestand en kreeg betrokkene niet de kans om uit te leggen dat de verkeersregelaar hem via het fietspad had gestuurd. Op de foto’s die betrokkene aan het beroepschrift heeft toegevoegd staat een verkeersregelaar, hierdoor kan betrokkene niet begrijpen dat de officier van justitie stelt dat er geen verkeersregelaar ter plaatse was. Voorts verzoekt betrokkene de verbalisant en de verkeersregelaar te horen tijdens de zitting.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat er ten tijde van de gedraging op het kruispunt een ongeluk was gebeurd. Er stond een man met een geel hesje bij het kruispunt die betrokkene stapvoets over het fietspad heen stuurde. Daarna was er een jonge verbalisant die betrokkene aanhield en tekeer ging tegen hem. Betrokkene denkt dat de verbalisant in de stress schoot en daarom op die manier reageerde. Op de foto staat iemand met een blauw hesje, maar betrokkene geeft aan niet meer te weten dat hij een foto toegevoegd had aan het beroepschrift. Betrokkene stelt geen onveilige situatie te hebben gecreëerd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft het volgende aangevoerd. Betrokkene stelt dat hij op verzoek van een verkeersregelaar stapvoets over het fietspad heen reed. Betrokkene heeft in het beroepschrift aangegeven een foto te hebben toegevoegd waarop de verkeersregelaar te zien was, maar tijdens de zitting verklaart betrokkene dit niet te hebben gedaan. De zittingsvertegenwoordiger vindt het niet aannemelijk dat betrokkene op verzoek van de buitengewone opsporingsambtenaar (die op de foto staat) over het fietspad heeft gereden. De verbalisant heeft in het zaakoverzicht een duidelijke en nauwkeurige verklaring afgelegd. De zittingsvertegenwoordiger ziet geen reden om hieraan te twijfelen. Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de hoorplicht. Ook de redelijke termijn is overschreden waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete nogmaals te matigen met 25%.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene ontkent de gedraging ook niet. De boete is dus op zich terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene verklaart dat hij op aanwijzing van een verkeersregelaar de gedraging heeft begaan. Het verhaal van betrokkene zou kunnen kloppen, waardoor er twijfel is ontstaan bij de kantonrechter. Die twijfel valt in het voordeel van betrokkene uit. Gelet hierop zal de boete worden gematigd tot nihil.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 159,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: