Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op het trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Ringbaan-West te Tilburg op 16 juni 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk is, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Hij stelde dat hij op verzoek van een verkeersregelaar over het fietspad reed en dat de verbalisant in een overspannen toestand verkeerde. Betrokkene voegde foto’s toe aan zijn beroepschrift ter ondersteuning van zijn verklaring, maar tijdens de zitting gaf hij aan dat hij deze foto’s niet had toegevoegd. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie betwistte de verklaring van betrokkene en vroeg om handhaving van de boete.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was komen vast te staan, maar dat er aanleiding was om de boete te matigen. De verklaring van betrokkene over de aanwijzing door de verkeersregelaar gaf aanleiding tot twijfel, wat in het voordeel van betrokkene uitviel. De kantonrechter besloot de boete te matigen tot nihil, waardoor het beroep gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en het bedrag dat betrokkene te veel had betaald, moest door de officier van justitie worden terugbetaald.