ECLI:NL:RBZWB:2024:5871

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
11048354 \ MB VERZ 24-526
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete en matiging van de sanctie wegens schending van de hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het rijden met een bromfiets die de maximale constructiesnelheid overschreed. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 30 juli 2024 was de officier van justitie vertegenwoordigd door mr. I.M.E. van der Meijden, terwijl betrokkene niet aanwezig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. Betrokkene voerde aan dat de boete onterecht was opgelegd omdat hij over een diplomatiek paspoort beschikte en dat de verbalisant het voertuig onrechtmatig had in beslag genomen. De kantonrechter oordeelde echter dat betrokkene niet had aangetoond dat hij recht had op vrijstelling van de boete op basis van zijn diplomatiek paspoort.

De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord, wat in strijd was met de wettelijke vereisten. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd vanwege deze schending van de hoorplicht. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de kantonrechter droeg de officier op om het te veel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, bijgestaan door griffier X.L.C.M. van Sprundel.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer : 11048354 \ MB VERZ 24-526
CJIB-nummer : 1062 5422 5176 1322
Uitspraakdatum : 30 juli 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 30 juli 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder met een bromfiets rijden terwijl de bromfiets de maximale constructiesnelheid overschrijdt tot en met 10 kilometer per uur op de Umberstraat te Tilburg op 17 augustus 2022 om 17:17 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete ten onrechte is opgelegd. Hij stelt dat hij over een diplomatiek paspoort beschikt. Betrokkene stelt dat de verbalisant het voertuig van betrokkene heeft aangeraakt en vervolgens in beslag heeft genomen zonder enige wettelijke onderbouwing. Betrokkene stelt geen gevaarlijke situaties te hebben gecreëerd. Hierdoor vindt betrokkene dat het voertuig onwettig is gestolen en hij heeft dat enkel toegelaten, omdat de verbalisanten gewapend waren. Betrokkene is de volgende ochtend naar het politiebureau gegaan om nader te verklaren en het voertuig terug te eisen. Betrokkene stelt zichzelf hoffelijk te hebben opgesteld en niks verkeerds te hebben gedaan. Voorts stelt betrokkene dat hij niet reed op de scooter op het moment van de staandehouding. Ook heeft hij nooit een ijkrapport gezien. Tot slot voert betrokkene aan dat hij zijn eigen regering voert en geen contact (
de kantonrechter begrijpt: contract) met ons bedrijf heeft afgesloten. Hierdoor mag de officier van justitie of iemand anders in de naam van de koning hem niet handhaven.
De zittingsvertegenwoordiger heeft het volgende aangevoerd. Betrokkene had moeten onderbouwen dat er vanwege een diplomatiek paspoort aan hem geen sanctie kon worden opgelegd en de zittingsvertegenwoordiger verwijst hierbij naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2014:7398). Betrokkene heeft dit niet aannemelijk gemaakt. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de beschikking in stand te laten. Betrokkene is staande gehouden door twee verbalisanten die hem hebben zien rijden en de verbalisanten hebben het identiteitskaartnummer van betrokkene gecontroleerd.
Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de hoorplicht.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter stelt voorop dat de Wahv (als Nederlandse wet) geldt voor iedereen die in Nederland aan het verkeer deelneemt, dus ook voor betrokkene. Daar is geen ‘contract’ of iets dergelijks voor nodig. Betrokkene heeft ook niet met enig stuk onderbouwd dat hij beschikt over een diplomatiek paspoort.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisanten - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken. Twee verbalisanten hebben verklaard dat zij betrokkene op de scooter hebben zien rijden. Volgens de verklaring van de verbalisant was de bromfietsrollentestbank goedgekeurd en de test op de juiste manier verricht. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisanten. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen aanleiding om de boete te matigen.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 52,50 plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 17,50 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak te ondertekenen.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: