ECLI:NL:RBZWB:2024:5874

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
11048480 _ MB VERZ 24-534
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens rijden op trottoir, gedeeltelijk gegrond door schending hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir op de Stationspassage te Tilburg op 5 augustus 2022. Betrokkene had tegen de boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 30 juli 2024 was de gemachtigde van betrokkene, mr. S. Brinkman, niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. I.M.E. van der Meijden, was wel aanwezig. Betrokkene stelde dat de boete niet redelijk was, omdat het niet duidelijk was aangegeven dat hij daar niet mocht rijden. De zittingsvertegenwoordiger voerde aan dat er voldoende bebording aanwezig was die aangaf dat het een voetgangerszone betrof. Tevens werd er verzocht om de boete te matigen met 25% vanwege een schending van de hoorplicht.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter constateerde dat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter besloot de boete te matigen met 25% en droeg de officier van justitie op om het te veel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer : 11048480 \ MB VERZ 24-534
CJIB-nummer : 0062 5422 5184 0130
Uitspraakdatum : 30 juli 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. S. Brinkman (Feniks Law)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 30 juli 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Stationspassage te Tilburg op 5 augustus 2022 om 20:55 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt dat het niet duidelijk was aangegeven dat hij daar niet mocht rijden. De verbalisant was het daar ook mee eens, maar moest de boete uitschrijven en vertelde dat betrokkene in beroep kon gaan tegen de boete.
De zittingsvertegenwoordiger heeft ter zitting aangevoerd dat er voldoende bebording aanwezig was waaruit het blijkt dat het een voetgangerszone betreft. Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de hoorplicht.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om de boete te matigen. De kantonrechter stelt dat zeker aan de voorkant van het station er geen twijfel over mogelijk is dat het een trottoir betreft. Het trottoir aan de voorkant is meters breed. Ook aan de achterkant van het station staan voldoende verkeersborden waarop wordt aangegeven dat het een voetgangerszone betreft.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 112,50 plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 37,50 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: