ECLI:NL:RBZWB:2024:5876

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
11048808 _ MB VERZ 24-548
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete wegens rijden op trottoir met matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir op de Nieuwlandstraat te Tilburg op 21 juni 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep aangetekend, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden. Betrokkene was niet op de hoogte van de gewijzigde verkeerssituatie door de coronacrisis en stelde dat de bebording onduidelijk was. De partner van betrokkene heeft ook verklaard dat zij de gedraging heeft begaan en dat zij de bebording heeft gemist door de drukte en haar afleiding.

De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft betoogd dat van een automobilist verwacht mag worden dat deze zich houdt aan de geldige bebording, ook in drukke situaties. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie, wat in strijd is met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was.

De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd vanwege de schending van de hoorplicht en ook vanwege een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie gewijzigd, waardoor de boete werd verlaagd tot € 84,38 plus administratiekosten. Betrokkene kreeg ook het bedrag van € 65,62 dat te veel was betaald terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer : 11048808 \ MB VERZ 24-548
CJIB-nummer : 2062 5422 5068 7807
Uitspraakdatum : 30 juli 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 30 juli 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. I.M.E. van der Meijden (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Namens betrokkene is zijn partner (mevrouw [partner van betrokkene]) verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Nieuwlandstraat te Tilburg op 21 juni 2022 om 18:36 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene werkt al ruim twintig jaar in het dwaalgebied van Tilburg, waar de Nieuwlandstraat deel van uitmaakt. Betrokkene is van maart 2020 tot juni 2022 niet op kantoor geweest in verband met de coronacrisis, waardoor hij niet bekend was met de gewijzigde verkeerssituatie. Betrokkene komt niet uit Tilburg en volgt en ontvangt de lokale media van Tilburg ook niet. Volgens betrokkene is op geen enkele manier de toegang tot die weg fysiek beperkt en is er nauwelijks iets aan de ruimtelijke inrichting van de weg veranderd, alleen is er een lage drempel geplaatst. Het is een druk gebied, vooral op het moment dat betrokkene de gedraging beging. Als automobilist moet je dan alert zijn, waardoor betrokkene geen tijd had om de informatie op de borden tot zich te nemen. Het bord dat het verbod aangeeft maakt deel uit van drie verkeersborden onder elkaar, waarin allerlei uitzonderingen worden aangegeven. Voorts stelt betrokkene dat de tijdsindicatie misleidend is (verboden tussen 11 – 6 uur). Het verbod geldt slechts halverwege de Nieuwlandstraat, want het eerste deel mag gewoon ingereden worden. Hoewel er ook een bord staat bij het inrijden van de Nieuwlandstraat is het alsnog onduidelijk, want het bord hangt heel hoog en op een punt waar het zeer druk is (vanuit twee richtingen auto’s en vijf richtingen fietsers en voetgangers). Voorts stelt betrokkene een omgevingsschouw te hebben ontvangen met zestien verschillende situatie, waarin alleen in de Nieuwlandstraat wordt geverbaliseerd. Dit komt omdat de bebording bij de andere situaties onjuist is, maar er staat geen reden gegeven waarom de bebording onjuist is. Tot slot stelt betrokkene dat er duizenden automobilisten de borden niet hebben gezien, omdat er zoveel boetes zijn gereden.
Ter zitting heeft de partner van betrokkene hieraan toegevoegd dat zij de gedraging heeft begaan en dat zij de beroepschriften heeft ingediend. Zij stelt bezig te zijn geweest met de drukke situatie eromheen, waardoor zij de bebording heeft gemist. Zij was niet op de hoogte van de bebording, omdat zij voor een lange tijd al niet meer naar kantoor was geweest vanwege de coronacrisis. Nu zij op de hoogte is waar de bebording staat, vraagt zij zich af hoe ze de bebording heeft kunnen missen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft aangevoerd dat van een automobilist wordt verwacht dat die gehoor geeft aan geldige en aanwezige bebording ter plaatse, ook in drukke situaties. Dat de verkeersituatie is gewijzigd in de tijd dat mevrouw niet naar kantoor reed vanwege de coronacrisis komt voor haar risico. Daarbij zitten er in het dossier deugdelijke schouwrapporten waaruit blijkt dat de bebording ten tijde van de gedraging in orde was.
Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de hoorplicht. Ook de redelijke termijn is overschreden waardoor de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete nogmaals te matigen met 25%.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene ontkent dit ook niet. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om de boete te matigen. De kantonrechter heeft op 28 maart 2023 in een groot aantal zaken geoordeeld over de geslotenverklaring van de Nieuwlandstraat, zie ECLI:NL:RBZWB:2023:2062. De kantonrechter verwijst in deze zaak naar het eerdere oordeel in die zaak en neemt dit oordeel over.
Zoals daarbij is geoordeeld was er in de beginperiode sprake van ontbrekende borden en van een te onduidelijke situatie. Maar de bebording en de feitelijke situatie zijn nadien aangepast. Aangezien de inritconstructie op 3 november 2021 is gerealiseerd, waardoor het naar het oordeel van de kantonrechter vanaf die datum zonder twijfel voor eenieder voldoende duidelijk is of in ieder geval moet zijn dat op die plek een voetgangersgebied begint, ziet de kantonrechter geen aanleiding om boetes opgelegd vanaf 3 november 2021 te matigen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om daar in dit geval anders over te denken. Het betreft een drukke situatie, maar dat maakt dat betrokkene juist goed moet opletten. Inhoudelijk is het beroep dan ook ongegrond.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Schending redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 15 juli 2022 en is de redelijke termijn dus met vijftien dagen overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete nogmaals matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd.
Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 84,38 plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 65,62 dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: