Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden met een bromfiets die de maximale constructiesnelheid overschreed. De gedraging vond plaats op 7 september 2022 op de Kamerikstraat te Tilburg. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 30 juli 2024 was de zittingsvertegenwoordiger, mr. I.M.E. van der Meijden, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. Betrokkene voerde aan dat de officier van justitie te laat had beslist op het beroep, en dat de termijn om te beslissen was overschreden. De zittingsvertegenwoordiger stelde echter dat het om een termijn van orde ging, waar een burger zich niet op kan beroepen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. De rechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd en dat de termijnoverschrijding door de officier van justitie geen rechtsgevolgen met zich meebracht. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, bijgestaan door griffier X.L.C.M. van Sprundel, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.