ECLI:NL:RBZWB:2024:5892

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
C/02417887 / FA RK 24-125
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot eenhoofdig gezag over minderjarige na beëindiging van de relatie

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over een minderjarige, ingediend door de vrouw. De vrouw verzocht om eenhoofdig gezag over de minderjarige, terwijl de man, de vader van het kind, zich hiertegen verzette. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende onderbouwd heeft aangetoond dat de man niet in staat is om zijn rol als medegezaghebbende ouder te vervullen. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de communicatie tussen de ouders verstoord is, dit op zichzelf niet voldoende is om het verzoek tot eenhoofdig gezag toe te wijzen. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de vrouw dagelijks beslissingen over de minderjarige neemt zonder overleg met de man, maar dat de man zijn toestemming voor belangrijke gezagskwesties doorgaans wel verleent, zij het soms met enige vertraging. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders en dat het gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige moet blijven bestaan. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw tot eenhoofdig gezag afgewezen en bepaald dat de vrouw de man in de toekomst schriftelijk moet informeren over het welzijn en de ontwikkeling van de minderjarige.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/417887 / FA RK 24-125
datum uitspraak: 8 juli 2024
beschikking over gezag en informatieregeling
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen de vrouw,
wonende op een geheim adres,
advocaat: mr. J.M.G. Cox in Tilburg,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen de man,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. A. van Tol-Macharoblishvili in Tilburg,
voorheen advocaat: mr. M.P.J. Brouwers in Tilburg, onttrokken op 23 februari 2024,
over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren in [plaats] op [geboortedag] 2013, hierna te noemen [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 10 januari 2024 ontvangen verzoek met bijlagen van de vrouw van 9 januari 2024;
- het F2-formulier van mr. Brouwers van 25 januari 2024;
- het F9-formulier van mr. Brouwer van 2 februari 2024;
- het F2-formulier van mr. Van Tol-Macharoblishvili van 23 februari 2024;
- het F4-formulier van mr. Van Tol-Macharoblishvili van 26 februari 2024;
- het op 22 maart 2024 ontvangen verweerschrift met het zelfstandig verzoek met bijlagen van de man van 21 maart 2024;
- het door [minderjarige] ingediende reactieformulier met bijlage, ingekomen bij de griffie op
30 mei 2024;
- het uittreksel uit het gezagsregister over [minderjarige] .
1.2
De verzoeken zijn, met gesloten deuren, mondeling behandeld op 10 juni 2024. Bij die behandeling zijn partijen verschenen samen met hun advocaten. Ook was een vertegenwoordigster namens de Raad aanwezig.
1.3
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter over de verzoeken te praten tijdens een kindgesprek. Hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Wel heeft [minderjarige] een brief aan de kinderrechter geschreven. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter verteld wat [minderjarige] aan haar heeft geschreven. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Deze relatie is geëindigd in mei 2015. Uit de relatie van partijen is [minderjarige] geboren.
2.2
De man heeft [minderjarige] erkend. Op 4 juni 2013 is in het gezagsregister aangetekend dat partijen gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [minderjarige] zijn belast.
2.3
[minderjarige] heeft van 29 november 2015 tot 18 november 2017 en van 13 mei 2020 tot 13 mei 2023 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant gestaan.
2.4
[minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.5
Sinds november 2021 heeft er geen (fysiek) contact meer tussen de man en [minderjarige] plaatsgevonden.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt de rechtbank om bij beschikking, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] .
3.2
De man is het niet eens met het verzoek van de vrouw en verzoekt dit verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans af te wijzen.
Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de man de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de vrouw hem iedere maand informeert over het welzijn van [minderjarige] .
3.3
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De standpunten

4.1
Door en namens de vrouw is aangevoerd dat [minderjarige] is geboren met een hartafwijking. Daarnaast ondervindt [minderjarige] veel klachten aan zijn onderbenen doordat hij op zijn tenen loopt. Hierdoor is [minderjarige] beperkt in zijn motoriek en beweging. Er is veel zorg voor [minderjarige] . Hij staat onder controle van de kinderarts, de kindercardioloog en de kno-arts. Ook heeft [minderjarige] één keer in de veertien dagen speltherapie via [zorgcentrum] en heeft hij hulp en begeleiding van een fysiotherapeut. Daarnaast is school maatschappelijk werk bij [minderjarige] betrokken en gaat hij één keer in de veertien dagen een weekend logeren bij AMO. Vorig jaar is [minderjarige] door [zorgcentrum] nader onderzocht op basis waarvan een behandelindicatie is gegeven en de onderwijsbehoeften van [minderjarige] nader in kaart zijn gebracht.
Tussen de man en [minderjarige] vindt sinds november 2021 geen enkel contact meer plaats. Van juni 2020 tot eind 2021 is Sterk Huis betrokken geweest om het contact tussen de man en [minderjarige] te herstellen door middel van een begeleid omgangstraject. Het traject bij Sterk Huis is echter afgesloten zonder zicht op contact tussen de man en [minderjarige] . De vrouw heeft het begeleide omgangstraject van Sterk Huis stopgezet nadat zij vanuit de school van [minderjarige] diverse signalen had ontvangen waaruit bleek dat het niet goed met [minderjarige] ging. De op dat moment betrokken jeugdzorgwerker was het eens met het stopzetten van het omgangstraject. In het traject bij Sterk Huis werd gezien dat de man als vader niet goed bij [minderjarige] kon aansluiten. [minderjarige] ondervond veel stress en spanningen bij het contact met de man en er was veel weerstand bij [minderjarige] .
De vrouw wenst een wijzing van het gezag, in die zin dat zij voortaan alleen met het gezag over [minderjarige] is belast. Na de beëindiging van de relatie tussen partijen is de man nimmer op gelijke wijze betrokken geweest bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . De man heeft diverse problemen, waaronder onder meer een drankprobleem, persoonlijkheidsproblemen en medische problemen als gevolg van een herseninfarct. Hierdoor is de man niet in staat om op een verantwoorde wijze invulling te geven aan zijn vaderschap. Het is al jarenlang erg moeilijk voor de man om aan te sluiten bij [minderjarige] . Ook heeft de man onvoldoende inzicht in welke beslissingen genomen moeten worden in het belang van [minderjarige] . Doordat er al geruime tijd geen contact is tussen de man en [minderjarige] weet de man bovendien niet altijd wat [minderjarige] bezig houdt. Evenmin is de man in staat om adequaat te reageren op verzoeken van de vrouw aangaande zaken voor [minderjarige] waarvoor zijn medewerking en/of toestemming noodzakelijk is. De man reageert veelal niet of pas na veel aandringen. Dit heeft zich meerdere keren voorgedaan, onder andere met betrekking tot een scoutingkamp van [minderjarige] in België, een dagje weg van de vrouw samen met [minderjarige] naar Duitsland als ook de speltherapie van [minderjarige] waardoor deze therapie, door het uitblijven van toestemming van de man, pas veel later heeft kunnen starten. Daarnaast lukt het [zorgcentrum] bijna niet om de vader te betrekken bij de therapie van [minderjarige] . Vader houdt het contact af en het heeft lange tijd geduurd voordat de man zijn reactie heeft gegeven op het onderzoeksrapport van [zorgcentrum]. Tot op heden heeft de man dit rapport niet ondertekend.
Aan de gronden voor eenhoofdig gezag is voldaan. Er is een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zal raken en wijziging van het gezag is anderszins in het belang van [minderjarige] . De volledige zorg en opvoeding van [minderjarige] komt al jaren voor rekening van de vrouw. Het is voor de vrouw onmogelijk om met de man te overleggen over zaken aangaande [minderjarige] . Dit vanwege de al jarenlange problemen tussen partijen en de zeer moeizame onderlinge communicatie. Niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare periode een verbetering zal komen. De vrouw heeft hierin ook geen enkel vertrouwen. De vrouw is niet in staat om op constructieve wijze met de man te overleggen over de belangen van [minderjarige] en de voor hem noodzakelijke hulpverlening. De oudercommunicatie tussen partijen is zwaar verstoord en de man heeft ook nimmer opengestaan voor hulpverlening, die hem is aangeboden, om te werken aan een verbetering van de oudercommunicatie. Dit maakt het zeer lastig om samen invulling te geven aan het ouderlijk gezag over [minderjarige] . De vrouw wordt door de man bovendien verhinderd in de uitoefening van het gezag. De man draagt op geen enkele wijze bij aan zijn plicht, neergelegd in artikel 1:247 van het Burgerlijk Wetboek (BW), om [minderjarige] mede te verzorgen en op te voeden. Hoewel de man het gezag over [minderjarige] heeft vraagt de man nimmer uit eigen beweging informatie op bij de school van [minderjarige] of onderhoudt hij contact met de betrokken hulpverlening. De man is uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek bij AMO, maar is daar nooit op ingegaan. Evenmin komt de man naar ouderavonden van school. Wel heeft de man zich recent via school aangemeld als hulpouder bij een schoolvoetbaltoernooi, terwijl dit geenszins in het belang van [minderjarige] was gezien de omstandigheid dat [minderjarige] en de man al langere tijd geen contact met elkaar hebben. Dit heeft tot veel spanningen en stress geleid bij [minderjarige] , en toont aan dat de man geen enkel inzicht heeft in de belangen van [minderjarige] .
De vrouw is een betrokken en verantwoordelijke moeder die een goed contact heeft met [minderjarige] . De vrouw is ook goed in staat om haar verantwoordelijkheid voor [minderjarige] te nemen en de voor hem benodigde hulpverlening te organiseren. Zij wordt al vanaf 2014 begeleid door het RIBW en ervaart hiervan steun.
Gelet op dit alles acht de vrouw een wijziging van het gezag naar eenhoofdig gezag in het belang van [minderjarige] .
4.2
Door en namens de man is aangevoerd dat hij het vervelend vindt hoe negatief de vrouw over hem spreekt in het verzoekschrift. De man heeft jarenlang geprobeerd zijn rol als vader op te pakken en mee te werken aan iedere vorm van hulpverlening die hem is aangeboden. De man is, anders dan de vrouw stelt, altijd aanwezig geweest op ouderavonden van [minderjarige] .
Het is niet juist dat de vrouw, zoals zij stelt, een lange periode heeft geprobeerd om de man in het leven van [minderjarige] te betrekken. Het is de vrouw geweest die het begeleide omgangstraject van Sterk Huis heeft stopgezet. De man heeft [minderjarige] twee keer onder begeleiding gezien in 2021 en vervolgens zijn deze contacten stop gezet met de mededeling dat [minderjarige] eerst de tijd en ruimte moest krijgen om een hulpverleningstraject aan te gaan, waarna wellicht ruimte zou kunnen zijn voor contactherstel. De man wilde niet aan [minderjarige] trekken en heeft zich hier, hoe moeilijk ook, bij neergelegd.
De man wordt per e-mail door de vrouw op de hoogte gehouden over [minderjarige] en reageert daar ook telkens netjes op. De man is dan ook wel degelijk op de hoogte van wat er speelt in het leven van [minderjarige] en kan goed inschatten wat de behoeftes van [minderjarige] zijn. De man is op de hoogte van de hulpverlening die bij [minderjarige] is betrokken en heeft daar steeds zijn medewerking aan verleend. De man wenst deze onderling gemaakte afspraak evenwel vast te leggen in een beschikking zodat de vrouw ook in de toekomst de man blijft informeren over [minderjarige] .
De man wil op de hoogte blijven van de therapie die [minderjarige] krijgt om de gebeurtenissen uit het verleden een plek te kunnen geven. Daarnaast hoopt de man dat hij, wanneer daarvoor ruimte bestaat bij [minderjarige] , weer contact kan hebben met [minderjarige] . De man verzoekt dan ook nog geen zorgregeling vast te stellen, omdat hij het hulpverleningstraject van [minderjarige] niet wil doorkruizen. De man wil wel dat de vrouw op de hoogte is van zijn wens om [minderjarige] te zien.
Het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag voldoet niet aan de wettelijke vereisten. De vrouw maakt niet concreet op welke wijze de man niet in staat is zijn rol als medegezaghebbende ouder te vervullen. Partijen hebben tot op heden het ouderlijk gezag samen uitgeoefend en de man heeft nimmer zijn positie als gezaghebbende ouder misbruikt. Daarnaast informeert de vrouw de man iedere maand over [minderjarige] en reageert de man hierop. Deze wijze van communicatie verloopt prima. Ook kan de man niet plaatsen dat hij niet adequaat zou reageren op verzoeken van de vrouw aangaande zaken voor [minderjarige] waarvoor zijn medewerking en/of toestemming noodzakelijk is. Hij reageert met hulp van zijn advocaat en/of Traverse altijd op verzoeken van de vrouw en heeft nog nooit zijn toestemming onthouden voor zaken betreffende [minderjarige] . Dit heeft ook nog nooit langer geduurd dan enkele dagen. Van weken of zelfs maanden is geenszins sprake. Het onderzoekrapport van [zorgcentrum] is pas definitief geworden in april 2024 en is door de man inmiddels ondertekend. De communicatie tussen partijen is verder voldoende om op ouderniveau met elkaar te kunnen communiceren. Een moeizame communicatie is volgens vaste rechtspraak geen criterium om een gezagswijziging te rechtvaardigen.
Er zijn geen aanwijzingen dat in de toekomst zaken rondom [minderjarige] niet zouden kunnen worden geregeld door toedoen van de man dan wel dat de man niet in belang van [minderjarige] zou handelen. De man heeft zich recent als hulpouder opgegeven voor het schoolvoetbaltoernooi omdat hij kennis heeft van voetbal en hem dit een leuke activiteit leek. Hij had zich niet gerealiseerd dat [minderjarige] aan dit toernooi zou deelnemen en dat zij elkaar aldus konden treffen. Toen de man hiervan op de hoogte was gesteld, heeft hij zich direct afgemeld. Het was niet de bedoeling van de man om [minderjarige] hiermee te belasten.
Indien het verzoek van de vrouw zou worden toegewezen is de kans groot dat de man geheel zal worden verbannen uit het leven van [minderjarige] . Dit gezien de houding en het handelen van de vrouw. De consequenties van het verzoek van de vrouw staan niet in verhouding met de argumenten van de vrouw om tot een wijziging van het gezag te komen. De man pleit dan ook voor afwijzing van het verzoek.
4.3
De vertegenwoordigster van de Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij het lastig vindt om de rechtbank te adviseren over het verzoek van de vrouw tot eenhoofdig gezag omdat partijen elkaar tegenspreken. Er zijn geen stukken voorhanden waaruit blijkt dat de man zijn toestemming voor gezagskwesties weigert dan wel dat zaken vertraging oplopen doordat er lange tijd overheen gaat voordat de man zijn toestemming verleent. Tegelijkertijd kent [minderjarige] veel problematiek, zowel op medisch als op sociaal-emotioneel gebied. Dit maakt dat de zorg en opvoeding van [minderjarige] veel van de vrouw vraagt en met momenten zwaar zal zijn. De vrouw moet niet nog extra belast worden met moeilijkheden rondom gezagskwesties. Een onderzoek naar de wijze waarop het gezamenlijk gezag door partijen wordt uitgeoefend alsook de eventuele belasting die [minderjarige] hiervan ondervindt zou meer duidelijkheid kunnen geven. De Raad is eventueel bereid een dergelijk onderzoek te verrichten, indien de rechtbank daartoe zou besluiten.
4.4
[minderjarige] heeft in zijn brief aan de kinderrechter laten weten dat hij het raar en niet leuk vindt dat zijn vader toestemming voor zaken moet geven. Hij vindt zijn vader niet aardig en haat hem. Hij wil ook niet dat zijn vader op de hoogte is wanneer hij bijvoorbeeld naar het buitenland gaat omdat zijn vader dan misschien ook gaat. Ook heeft [minderjarige] aangegeven dat hij niet wilde dat zijn vader als hulpouder bij het schoolvoetbaltoernooi aanwezig was. [minderjarige] wil zijn vader nooit meer zien. Hij wil dat zijn vader hem met rust laat. Zijn moeder zorgt voor hem en regelt alles. [minderjarige] vindt het voor zijn moeder niet fijn dat zij de vader om toestemming moet vragen voor belangrijke zaken. [minderjarige] wil dat zijn vader niets meer over hem te zeggen heeft.

5.De beoordeling

Gezag
5.1
Het verzoek van de vrouw tot eenhoofdig gezag strekt tot beëindiging van het gezamenlijk gezag zoals bepaald in artikel 1:253n van het BW.
5.2
Ingevolge artikel 1:253n van het BW kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder van de minderjarige kinderen toekomt. Ingevolge artikel 1:253n, tweede lid, van het BW is artikel 1:251a, eerste lid, van het BW van overeenkomstige toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over minderjarigen aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders de minderjarigen klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
5.3
Niet in geschil is, en ook de rechtbank is voldoende gebleken, dat de omstandigheden in relevante mate zijn gewijzigd. Sinds november 2021 vindt er geen contact meer plaats tussen de man en [minderjarige] . De vrouw kan in haar verzoek tot eenhoofdig gezag dan ook worden ontvangen.
5.4
De rechtbank overweegt dat zij zich op basis van de voorliggende stukken en datgene dat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, voldoende geïnformeerd acht om een beslissing op het verzoek van de vrouw tot eenhoofdig gezag te nemen. Zij ziet dan ook geen reden voor een onderzoek door de Raad. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat een raadsonderzoek niet bedoeld is om de stelling van de vrouw, dat de toestemming van de man voor gezagsbeslissingen lang op zich laat wachten, op juistheid te onderzoeken.
5.5
Voor een gezamenlijke gezagsuitoefening is het in het algemeen vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke communicatie en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen dan wel ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond een kind kunnen voordoen en wel op zodanige wijze dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders. Met andere woorden; gezamenlijk gezag vereist enige communicatie. De wet heeft als uitgangspunt dat ouders, ook na het einde van hun relatie, samen het gezag uitoefenen. Gezamenlijk gezag is derhalve het uitgangspunt en eenhoofdig gezag de uitzondering. Slechts wanneer sprake is van ernstige contra-indicaties tegen gezamenlijk gezag, kan eenhoofdig gezag aangewezen zijn.
5.6
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende gronden zijn om het verzoek van de vrouw om haar alleen met het gezag te belasten toe te wijzen. Zij overweegt daartoe het volgende.
Duidelijk is dat de verstandhouding tussen partijen verstoord is en dat zij niet constructief met elkaar kunnen communiceren. Dit acht de rechtbank zorgelijk en is zeker niet in het belang van [minderjarige] . Voor het toekennen van het eenhoofdig gezag aan de vrouw is dat gegeven op zichzelf echter niet voldoende.
Voorts is de rechtbank gebleken dat de vrouw dagelijkse beslissing over [minderjarige] neemt zonder met de man te overleggen. Voor grote(re) gezagsbeslissingen, zoals de inzet van hulpverlening en/of behandeling of verblijf in het buitenland, is toestemming van de man vereist. De vrouw stelt dat de man deze toestemming tot nu toe weliswaar altijd heeft gegeven, maar regelmatig lang op zich laat wachten. De man betwist dit. De vrouw heeft desgevraagd enkele situaties genoemd waarin de man zijn toestemming voor gezagskwesties pas in een laat stadium zou hebben verleend, maar de man betwist uitdrukkelijk dat hij er lange tijd overheen heeft laten gaan alvorens toestemming te verlenen. Het had vervolgens op de weg van de vrouw gelegen om concreet, onderbouwd met stukken en voorbeelden, aan te geven hoe lang het heeft geduurd voordat de man op een verzoek om toestemming heeft gereageerd. Nu dat niet is gebeurd, staat voor de rechtbank dan ook niet vast dat [minderjarige] door de gezamenlijke uitoefening van het gezag klem of verloren dreigt te raken of wijziging van het gezag anderszins in zijn belang is. Dit blijkt ook niet met zoveel woorden uit de brief die [minderjarige] aan de rechtbank heeft geschreven, anders dan zijn wens dat zijn vader niet langer belast is met het gezag over hem.
Uit het verweerschrift en hetgeen door en namens de man is aangevoerd tijdens de mondelinge behandeling leidt de rechtbank af dat de man, ondanks dat er sinds november 2021 geen contact meer tussen de man en [minderjarige] heeft plaatsgevonden, nog steeds betrokken is en wil zijn bij [minderjarige] . De man heeft zich immers slechts in het belang en op verzoek van [minderjarige] neergelegd bij het feit dat hij op dit moment geen contact met [minderjarige] heeft; dat was niet zijn keuze. Het risico bestaat dat de man, op het moment dat de vrouw alleen met het gezag zou worden belast, nog verder uit het leven van [minderjarige] zal verdwijnen. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de positie van de man als vader van [minderjarige] . Ook voor [minderjarige] is het belangrijk dat zijn vader, op het moment dat het contact zou worden hersteld, op de hoogte is wat er in zijn leven heeft gespeeld/speelt. Zowel de man als de vrouw zijn de ouders van [minderjarige] , en zullen dat ook altijd blijven. Belangrijk is dat de man een gelijkwaardige positie ten opzichte van de vrouw kan innemen voor wat betreft te nemen gezagsbeslissingen. Het is aan partijen om hierin het overleg en de samenwerking met elkaar te blijven zoeken.
5.7
Gezien het vorenstaande wijst de rechtbank het verzoek van de vrouw tot het toekennen van eenhoofdig gezag af.
Informeren
5.8
Op grond van artikel 1:253a, tweede lid, onder c van het BW kan de rechtbank een regeling treffen over de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van hun minderjarige kind wordt verschaft door de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijf heeft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft, dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd.
5.9
Op basis van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht stelt de rechtbank vast dat de vrouw de man ook nu al schriftelijk informeert over [minderjarige] . Gelet op het feit dat er geen contact tussen de man en [minderjarige] plaatsvindt, is de man afhankelijk van de vrouw als het gaat om informatie over [minderjarige] . Gelet hierop en voor een goede uitoefening van het gezamenlijk gezag, is het van belang dat de man door de vrouw ook in de toekomst adequaat wordt geïnformeerd over aangelegenheden die [minderjarige] betreffen. Dit zodat de man op de hoogte blijft over wat er zich in het leven van [minderjarige] afspeelt.
5.1
Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen met elkaar overeengekomen dat de vrouw de man in ieder geval eenmaal per drie maanden schriftelijk informeert over het welzijn en de ontwikkeling van [minderjarige] . Indien zich in de tussenliggende periode belangrijke zaken met betrekking tot [minderjarige] voordoen, stelt de vrouw de man hiervan tussentijds per direct op de hoogte.
De rechtbank is niet gebleken dat het belang van [minderjarige] zich tegen voormelde regeling verzet. De rechtbank zal de regeling dan ook in deze beschikking vastleggen.
5.11
Omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de zaak over hun kind gaat, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1
wijst het verzoek van de vrouw tot eenhoofdig gezag af;
6.2
bepaalt dat de vrouw de man in ieder geval eenmaal per drie maanden schriftelijk informeert over het welzijn en de ontwikkeling van [minderjarige] en, in het geval zich in de tussenliggende periode belangrijke zaken met betrekking tot [minderjarige] voordoen, ook tussentijds;
6.3
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.4
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Struijs, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2024 in aanwezigheid van mr. Snatersen, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.