Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
2.Het verzoek
onderhavigverzoek.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 8 augustus 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1947, die verblijft in een zorginstelling. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de cliënt, haar advocaat en zorgprofessionals, zijn gehoord. De cliënt betwistte de noodzaak van de inbewaringstelling en stelde dat zij geen dementie heeft en naar huis wil. Echter, de specialist ouderengeneeskunde en de mentor van de cliënt gaven aan dat er een sterk vermoeden van de ziekte van Alzheimer bestaat en dat de cliënt niet in staat is voor zichzelf te zorgen. De rechtbank concludeerde dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, wat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk maakt. De machtiging is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 19 september 2024. De rechtbank heeft ook een verzoek om een rechterlijke machtiging in een samenhangende zaak afgewezen.